Memo MAX 2021 deel A+B
- Hoofdstuk 1 - De Eerste Wereldoorlog
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 3|Vwo/gym
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: Oorzaken, verloop en nasleep van de Eerste Wereldoorlog, loopgravenoorlog, totale oorlog, moderne massasamenleving, nationalisme, fascisme, modern imperialisme.
Toets Geschiedenis
Memo MAX 2021 deel A+B
Online maken
Toets afdrukken
a) Abstracte kunst = kunst die geen verband houdt met de zichtbare werkelijkheid
b) Geallieerden = letterlijk: “bondgenoten”. In de Eerste Wereldoorlog de benaming voor de landen die aan de zijde van Engeland en Frankrijk streden.
c) Ideologie = Politieke leer: een samenhangend geheel van ideeën over de manier waarop de samenleving zou moeten worden ingericht op economisch, politiek-bestuurlijk, sociaal en soms ook cultureel gebied.
d) Moderne massasamenleving = een samenleving waarin een groot deel van de bevolking in steden leeft en waarin mensen elkaar gemakkelijk kunnen bereiken, dankzij een goed (gemotoriseerd) transportsysteem en massamedia.
e) Propaganda = reclame voor politieke ideeën of een politicus via massamedia, met als doel zoveel mogelijk mensen te overtuigen
f) Totale oorlog = een oorlog waarbij niet alleen het leger, maar de hele samenleving betrokken is.
De juiste combinaties zijn: a-3 / b-5 / c-4 / d-1 Je houdt 2 over
a) Wilhelm II was de Duitse keizer tussen 1888 en 1918. Hij vergrootte de Duitse vloot en voerde een agressieve buitenlandse politiek / was uit op oorlog.
b) Nicolaas II was de laatste tsaar (keizer) van Rusland die in 1917 moest aftreden na felle opstanden in het land.
c) Woodrow Wilson was de president van de Verenigde Staten (1913 - 1921) die besloot tot Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog (en bij het Verdrag van Versailles probeerde te voorkomen dat Duitsland de schuld kreeg).
De juiste volgorde is: 5-2-4-6-3-1
a) Moderne massasamenleving = een samenleving waarin een groot deel van de bevolking in steden leeft en waarin mensen elkaar gemakkelijk kunnen bereiken, dankzij een goed (gemotoriseerd) transportsysteem en massamedia.
b) Voorbeelden van uitvindingen waarover mensen enthousiast waren: film, radio, auto, uitbreiding spoornet, metro, elektriciteit (verlichting).
c) Voorbeelden van uitvindingen waarover mensen zorgen hadden: ontwikkeling automatische wapens, duikboten, lopende band (angst werkgelegenheid).
Tip:
1) Deze vraag begint met een begrip dat je niet kent (fin de siècle). Laat je daardoor niet afschrikken: de vraag leidt je daarna naar een begrip dat je wel kent (moderne massasamenleving). Markeer dat begrip in de vraag.
2) Als je begrippen leert, moet je natuurlijk de (letterlijke) betekenis ervan kunnen opnoemen. Deze vraag gaat echter in op verschillende zaken die met het begrip ‘moderne massasamenleving’ te maken hebben: uitvindingen waarover mensen enthousiast of bezorgd waren. Dat betekent dat je het begrip in zijn context moet kunnen plaatsen: waar heeft het allemaal mee te maken? Dit kun je leren door bij de belangrijkste begrippen een begrippennetwerk (of mind map) te maken. Laat dit door je leraar controleren.
Modern imperialisme is het streven van rond 1900 van Europese landen naar een zo groot mogelijk rijk dat bestaat uit kolonies. In deze gebeurtenissen zie je dat Duitsland hun gebied in Afrika / Kameroen wil uitbreiden.
Bij het uitbreken van WO I spannen Frankrijk en Engeland samen tegen hun gemeenschappelijke vijand Duitsland.
Tip: De gebeurtenissen in Kameroen zijn een voorbeeld bij het begrip modern imperialisme. Het is belangrijk dat je bij het leren een verschil maakt tussen de inhoud van een begrip (wat betekent het) en een voorbeeld ervan. Overleg met je leraar of je de voorbeelden uit het boek moet leren.
a) (Ik weet dat…) Frankrijk en Rusland hadden een bondgenootschap, zodat zij Duitsland aan de west- en oostzijde konden insluiten / Duitsland gedwongen was tot een oorlog op twee fronten. (Ik lees dat …) Ludendorff heeft het over de politieke toestand die Duitsland dwingt tot een front aan twee zijden. (En dus…) Dat zijn dus de west- en oostzijde van Frankrijk en Rusland.
b) Frankrijk was beter bewapend en lag dichterbij Duitsland (en wilde wraak voor de verloren oorlog uit 1871), waardoor Duitsland daar moest aanvallen. Rusland lag verder weg en had een zwakker leger / minder wapens, zodat Duitsland daar kon verdedigen.
Tip bij A: Je ziet schuingedrukt tussen haakjes vaste zinnetjes (formuleringen) die je kunt gebruiken bij vragen met een stukje tekst als informatie of bron. Stap 1 is opschrijven wat je al weet / geleerd hebt (over het bondgenootschap tussen Frankrijk en Rusland). Stap 2 is duidelijk verwijzen naar de informatie of bron. Stap 3 is de conclusie. Je laat daarbij een stukje van de vraag in je antwoord terugkomen.
Tip bij B: Gebruik een landkaartje om de bondgenootschappen te leren. Doordat je ziet dat Duitsland tussen Frankrijk en Rusland in ligt en dat Rusland en Oostenrijk-Hongarije aan elkaar grenzen, kun je makkelijker onthouden welke landen bij elkaar horen en waarom.
a) (Ik weet dat…) Nederland was neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dat betekent dat het geen partij koos. (Ik lees dat …) De historicus geeft aan dat Nederland geen bron van onrust voor anderen is en zelf ook met rust gelaten wil worden. (En dus…) Deze houding past bij de neutrale houding van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog.
b) Nederland verdiende goed aan de handel met alle deelnemende landen aan de Eerste Wereldoorlog. Partij kiezen, zou verlies van inkomsten betekenen.
Tip bij A: je ziet weer de vaste formuleringen en drie stappen om antwoord te geven!
Kenmerken van Nickelodeons die horen bij een moderne massasamenleving:
Nickelodeons ontstaan in steden
Het ontstaan is het gevolg van de uitvinding van het massamedium film
De entree is laag, waardoor grote groepen mensen filmpjes konden kijken
De inhoud van de filmpjes was afgestemd op een grote groep mensen/ arbeiders / de lagere sociale klasse.
Tip: het kennen van de begrippen is bij geschiedenis erg belangrijk. Deze vraag draait om het begrip moderne massasamenleving. Daarvan heb je bij opgave 1 een definitie gegeven. Je ziet in het antwoord duidelijk iets over (inwoners van) steden en een massamedium terug.
a) Dit schilderij gaat over de politieke spanningen tussen Frankrijk en Duitsland rond 1900. Dat kun je zien aan (noem een van de volgende): de leraar toont zijn leerlingen dat Duitsland de vijand is (door de zwarte vlek) / het jaar waaruit dit schilderij stamt (tussen de Frans-Duitse Oorlog van 1870-71 en de Eerste Wereldoorlog).
b) Het nationalisme speelt een rol in het ontstaan van de politieke spanningen tussen Frankrijk en Duitsland rond 1900. Dat kun je zien aan (noem een van de volgende): de leerling die in een soldatenjasje rondloopt (alsof hij wil vechten voor Frankrijk) / de leerling met de medaille ter nagedachtenis aan zijn vader (trots op het offer dat zijn vader heeft gebracht / zijn vader willen wreken).
Tip:
1) Gebruik de toelichting bij een bron! Vaak staan daarin de zaken waarvan ze willen dat het je opvalt (hier: de zwarte vlek / het soldatenjasje / de medaille).
2) Herhaal telkens eerst de vraag in je antwoord. Dat helpt je gericht antwoord te geven.
3) Laat in je antwoord duidelijk blijken dat je iets op het plaatje hebt gezien. Dat kan eenvoudig door een zin te beginnen met “Dat kan je zien aan … (en dan noemen wat je hebt gezien)...”
De boodschap is dat een rat meer kans heeft om aan het front / in de loopgraaf te overleven dan een soldaat (of die nu Engels of Duits is). Als de soldaat de rat voelt lopen, zegt hij dat de rat als hij naar de overkant loopt beter toegerust is op overleven dan de soldaten die dat doen. De soldaten sneuvelen massaal, terwijl de ratten de overkant halen.
Tip: een boodschap (van een gedicht of spotprent) is eigenlijk de conclusie van de kunstenaar. Om die conclusie te geven, is het goed om eerst het hele gedicht te lezen en in eigen woorden proberen samen te vatten. Ga voor jezelf na of je goed begrijpt wat de strekking is, wat er gebeurt. Markeer de zinnen of woorden die daarbij het belangrijkste zijn.
Twee kenmerken van het fascisme die je op de poster ziet zijn (twee van de volgende):
Het fascisme is tegen andere politieke ideologieën / tegen het bolsjewisme (want het bolsjewisme wordt zwartgemaakt als rovers / misdadigers die huizen in brand steken / vrouwen en kinderen laten stikken)
Het fascisme brengt welvaart (wat te zien is aan de overvloedige oogst)
Het fascisme zorgt voor eenheid tussen het volk / tussen man en vrouw (wat te zien is aan het feit dat iedereen / mannen en vrouwen samenwerkt, in plaats van elkaar te bestrijden).
Tip: Ga eerst in op wat je weet over het begrip van de vraag (fascisme), voordat je iets over de betekenis van de bron zegt. Zet eerst een rijtje met kenmerken van het fascisme onder elkaar en bekijk daarna of en op welke wijze je dat in de bron kunt zien. Dus eerst feiten, daarna de betekenis!
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.