Feniks 3e ed/LRN-line - Toets Tijdvak 5 - Tijd van ontdekkers en hervormers oefentoetsen & antwoorden

a) handel tussen Europa, Afrika en Amerika. b) Versterkte handelsnederzetting van een Europees land in Afrika of Azië. c) Beslissing van de paus om iemand uit de kerkgemeenschap te verwijderen. d) Het rechteloos maken van iemand door de keizer van het Heilig Roomse Rijk. e) Plaatsvervanger van de landsheer in een gewest. Hij heeft bestuurlijke en militaire taken. f) Transport van slaven vanuit Afrika over de Atlantische oceaan naar Amerika.  g) Voorstelling van de werkelijkheid en van de wereld.  1-5-3-2-4-6  Toelichting:1) Columbus vaart naar Amerika. (1492)5) Vasco da Gama bereikt Indië. (1498)3) Luther publiceert 95 stellingen. (1517)2) De beeldenstorm ontstaat. (1566)4) Pacificatie van Gent wordt ondertekend. (1576)6) Willem van Oranje wordt vermoord. (1584) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van het begrip Klassiek erfgoed. Bijvoorbeeld: Klassiek erfgoed zijn overblijfselen van de Klassieke Oudheid. 2. Hoe dat leidt tot de renaissance. Bijvoorbeeld: Kunstenaars konden dit erfgoed gebruiken bij hun studies om betere kunst te maken. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van de religieuze kritiek van de humanisten op de kerk. Bijvoorbeeld: Humanisten bekritiseerden de regels van de kerk. 2. Een uitleg hoe dit de reformatie kan hebben bevorderd. Bijvoorbeeld: De aanhangers van de reformatie nam deze kritiek over en kwamen buiten de kerk te staan. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van hoe deze producten in Europa kwamen. Bijvoorbeeld: Deze producten werden over land, via diverse partijen, verhandeld en naar Europa getransporteerd. 2. Hoe deze manier leidt tot hoge prijzen. Bijvoorbeeld: Elke partij wilde winst maken, waardoor de prijzen stegen. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van hoe de naam ‘indiaan’ is ontstaan. Bijvoorbeeld: De naam indiaan is door Europeanen gegeven aan de inheemse bevolking van Amerika. 2. Een uitleg waarom mensen daar tegenwoordig moeite mee hebben. Enkele voorbeelden: Deze naam herinnert aan een periode waarin Europeanen zich als superieur zagen aan andere culturen. Zo kreeg de inheemse bevolking een naam / identiteit opgelegd (en werd hun vrije keus afgenomen). Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg over wat politiek en godsdienst met elkaar te maken hebben in deze periode. Bijvoorbeeld: Godsdienst had onder andere als functie om de eenheid van het rijk te waarborgen. 2. Een uitleg waarom de reformatie dit bedreigt. Bijvoorbeeld: Door de reformatie ontstonden er twee geloven. Dit kon leiden tot ruzie en gebrek aan eenheid. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat de Unie van Utrecht inhield. Bijvoorbeeld: Bij de Unie van Utrecht werd besloten dat de Spanjaarden moesten worden verdreven. 2. Waarom dit het begin is van de Nederlandse staat. Bijvoorbeeld: Nederlanders besloten daardoor om zelf hun regels te gaan maken. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Welk effect de uitvinding van de drukpers had. Bijvoorbeeld: Door de uitvinding van de drukpers konden boeken sneller en goedkoper worden geproduceerd. 2. Een uitleg waarom het humanisme en de reformatie daarvan profiteren. Bijvoorbeeld: Daardoor konden humanisten / aanhangers van de reformatie hun opvattingen sneller verspreiden. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een keuze. In dit geval: reformatie. 2. Een toelichting. In deze uitspraak (van Luther) worden de aflaten bekritiseerd. Dat gebeurde tijdens de reformatie. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen 1. Een keuze. Ja of nee 2. Een toelichting. Bijvoorbeeld: Ja, omdat Alva het beleid van Filips uitvoerde zoals hem was opgedragen. Nee, omdat de opstand door het optreden van Alva alleen maar verergerde.  Bron 1: Het begin van de Europese overzeese expansie. Bron 2: Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat. Bron 3: Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling. En: De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid Let op: volgens het examenprogramma mag je kenmerkende aspecten in je eigen woorden omschrijven. Een letterlijke omschrijving is natuurlijk altijd goed.