De Wereld Van MAX - Hoofdstuk 3 - Klimaat en landschapzones oefentoetsen & antwoorden

a) Kunstmatige bevloeiing of beregening van het land b)  Zeestroom die koud afgekoeld water uit de poolgebieden naar lagere breedten voert c) Een passaatwind waarbij sprake is van een halfjaarlijkse omkering van de windrichting d) Het saldo op een bepaalde plaats aan het aardoppervlak van de inkomende kortgolvige straling van de zon en de langgolvige uitstraling van de aarde.   a) Juist (De stralingsbalans is negatief als de inkomende straling minder is dan de uitgaande straling) b) Juist (De zon heeft een grote invalshoek, dus schijnt vrij recht op je, waardoor je schaduw klein is)  c) Onjuist (Hogere breedte, betekent meer richting de polen en daar is de invalshoek kleiner - en dus de straling minder intensief)  d) Juist (De zuidpool kent een groot oppervlakte met sneeuw en ijs, waardoor het reflecterend vermogen - het albedo-  groot is   Op het noordelijk halfrond bevindt zich veel meer land/continent dan op het zuidelijk halfrond (meer water). Dit resulteert in een ander reflecterend vermogen en dus ook stralingsbalans. a) je mag veel neerslag verwachten b) Oorzaak 1: Nederland staat onder invloed van een lagedrukgebied Gevolg 1: De lucht maakt hier een stijgende beweging, (condenseert) en er valt neerslag. Oorzaak 2: Door de luchtdrukverdeling, komt de wind voor Nederland uit het zuidwesten. Gevolg 2: De wind komt van de Atlantische Oceaan, is aanlandig en neemt veel vocht mee dat uit regent boven Nederland Toelichting: Belangrijk bij argument 1 is dat je niet te kort door de bocht antwoordt. De stijgende luchtbeweging is essentieel in het antwoord. Bij argument twee ga je eerst in op de luchtdrukverdeling en bepaal je met de Wet van Buys Ballot de windrichting die er overheerst. NB: hier staat de drukverdeling weergegeven. Uiteindelijk moet je dit zelf kunnen bedenken zoals je bij opgave 5 moet doen. Oorzaak 1: Door de verschuiving van de ITCZ staat Kano in de periode jun-jul-aug onder invloed van een lagedrukgebied (dat veroorzaakt wordt door sterke instraling van de zon) Gevolg 1: de lucht maakt een stijgende beweging (vocht kan condenseren) en er valt veel neerslag. Oorzaak 2: Door de verschuiving van de ITCZ ligt het lagedrukgebied iets ten noorden van Kano en een hogedrukgebied op het zuidelijk halfrond. Gevolg 2: Er overheerst voor Kano een moesson uit het zuidwesten. Oorzaak 3: De wind is afkomstig van de Atlantische oceaan en is aanlandig Gevolg 3: De wind neemt veel vocht op en dit zorgt voor extra veel neerslag in Kano. Toelichting: In je antwoord moet blijken dat er meer aan de hand is dan alleen de invloed van de ITCZ. Door de verschuiving van het lagedrukgebied verandert ook de windrichting in deze regio. Waar er normaal gesproken een noordoostpassaat heerst (aflandig - van de woestijn - en dus droog) komt nu de wind uit tegengestelde richting (zuidwesten).  Oorzaak: Door het kappen van bomen (ontbossing) kan de toplaag op hellingen niet goed meer worden vastgehouden/Door ontbossing kan de vegetatie minder vocht opnemen Gevolg: In de natte periode/als er veel neerslag valt zal de toplaag sneller afspoelen, waardoor er versnelde bodemerosie plaatsvindt    Uit je antwoord moet blijken dat er in semi-aride gebieden al weinig neerslag valt. Het aanplanten van bomen/vegetatie zou meer vocht in de bodem kunnen vasthouden. Antwoorden die in het tweede deel ingaan op de functie van het bladerdek (schaduw, dus minder oppervlakte verdamping, mogen ook goed gerekend worden.  1. Temperatuur van het water 2. Zoutgehalte van het water   1. Er zal op Groenland meer landijs afsmelten, wat leidt tot een groter verschil in zoutgehalte tussen zeewater en smeltwater. 2. Door hogere temperaturen kan er meer zeewater van warme zeestromen (op lage breedte) meer verdampen waardoor het zoutgehalte verhoogt wordt Toelichting: Antwoorden die ingaan op hogere temperatuur van de oppervlaktestroming zijn fout. De diepwaterpomp werkt juist op basis van het verder afkoelen van zeewater. Het klimaat in een gebied kan volgens het systeem van Köppen worden verklaard aan de hand van vijf factoren.  1. Breedteligging2. Ligging hoofdcirculatiesysteem/ hoge- en lagedrukgebieden 3. Afstand tot de zee 4. Invloed van zeestromen (warm-koud) 5. Hoogteligging/reliëf   A - Perpignan B - Brest C - Parijs Brest zal gezien de overwegende wind, ligging aan de westkust de meeste neerslag te verwerken krijgen. Ook zal het verschil in temperatuur tussen winter en zomer klein zijn (vanwege de ligging aan zee). Parijs daarentegen ligt verder landinwaarts, waardoor het temperatuurverschil tussen zomer-winter iets groter zal zijn. Bovendien zal Parijs minder neerslag ontvangen dan Brest. Perpignan ligt op lagere breedte (daarom hogere gemiddelde temperaturen) en ligt in de zomermaanden meer onder invloed van een hogedrukgebied. Toelichting: Om tot de juiste keuze te komen, kijk je naar de ligging van de plaatsen in relatie tot de factoren die het klimaat in een gebied bepalen. Let vooral op de totale hoeveelheid neerslag (rechtsboven bij de grafiek vermeld) en bijvoorbeeld de temperatuur (die kan verschillen door de breedteligging).    Bekijk grafiek A in bron 6. a) De juiste notering volgens Köppen is: Cs of Csa, afhankelijk of je ook de derde letter al bent aangeleerd in de lessen. Cs volstaat, maar Csa is nauwkeuriger.  Let op dat het noteren van hoofdletter C en kleine letters s (en a) essentieel is voor het wel of niet goed rekenen van jouw antwoord. CS of CSA is bijvoorbeeld niet goed. b) Hier moet je de afzonderlijke letters uitleggen van de notering: Cs/Csa. C - Temperatuur in de koudste maand ligt tussen de -3℃ en 18℃ (en de warmste maand boven de 10℃) s - er is sprake van droge zomers (sommertrocken) a -  Temperatuur in de warmste maand ligt boven de 22℃