Feniks 3e ed/LRN-line - Toets Tijdvak 6 - Tijd van regenten en vorsten oefentoetsen & antwoorden

a)  Fout: Amsterdam, Antwerpen Het moet zijn: Antwerpen Amsterdam (beide steden zijn omgedraaid). b)  Fout: Indië, China Het moet zijn: China, Indië (beide landen zijn omgedraaid). c)  Fout: Oranjegezinden Het moet zijn: Prinsgezinden. d)  Fout: raadspensionaris Het moet zijn: stadhouder e) Fout: kerken Het moet zijn: burgers f)  Fout: Antonie van Leeuwenhoek Het moet zijn: Jan Swammerdam 2-6-3-5-4-1Toelichting:2) De Vrede van Münster wordt ondertekend. 6) Willem II sterft plotseling. Hij laat een jonge vrouw en kind na.3) Lodewijk XIV sluit een militair verbond met Engeland.5) Stadhouder Willem III zet gebieden onder water.4) Michiel de Ruyter verslaat de Engelse vloot.1) De Republiek moet het leger verkleinen als gevolg van grote schulden.  Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van het begrip moedernegotie. Bijvoorbeeld: De moedernegotie was de graanhandel en houthandel met het Oostzeegebied. 2. Een uitleg waarom deze handel zo belangrijk was. Bijvoorbeeld: Omdat pas nadat de voedselvoorziening veilig was gesteld, de Republiek in economische opzicht kon groeien. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat De Houtman deed. Bijvoorbeeld: De Houtman vond de weg vanuit de Republiek naar het huidige Indonesië. 2. Een uitleg waarom deze tocht toch erg belangrijk was voor de Republiek. Bijvoorbeeld: Omdat de route nu bekend was, konden andere kooplieden ook naar Indonesië en door deze toenemende handel, groeiden de winsten. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van welk conflict ontstond. Bijvoorbeeld: Er ontstond een conflict in de kerk over de uitleg van de Bijbel. 2. Een uitleg waarom dit conflict bijna leidde tot een burgeroorlog. Bijvoorbeeld: De spanningen liepen zo hoog op dat de politiek zich er mee ging bemoeien. De politieke spanningen leidden bijna tot een burgeroorlog. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van de historische context. Bijvoorbeeld: Het conflict met de Spanjaarden was net beëindigd en er was nu vrede. 2. Een uitleg waarom een stadhouder nu niet meer nodig was (volgens veel regenten). Bijvoorbeeld: De stadhouder was legerleider en nu was er dus geen leger meer nodig. Goede antwoorden gaan in op het feit dat mensen gingen kijken wat er gebeurt (in plaats van dingen aannemen). Bijvoorbeeld: Door te kijken hoe dingen in de wereld werkten, wilde men niet wetenschappelijke ontdekkingen doen. a) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg waar de Gouden Eeuw voor staat. Bijvoorbeeld: De Gouden Eeuw staat voor grote rijkdom en welvaart. 2. Een uitleg waarom de bron daar niet bij past. Bijvoorbeeld: De bron laat zien dat er ook (veel) mensen arm waren. b) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg waar de Gouden Eeuw voor staat. Bijvoorbeeld: De Gouden Eeuw staat voor grote rijkdom en welvaart. 2. Een uitleg waarom dit gegeven klopt. Bijvoorbeeld: In de Gouden Eeuw was de Republiek in economisch, politiek en wetenschappelijk opzicht toonaangevend in Europa. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg waarom Lodewijk XIV in het middelpunt staat. Bijvoorbeeld: Lodewijk XIV staat in het middelpunt van de belangstelling. Dit doet hij om de macht vast te houden.  2. Te benoemen bij welk kenmerkende aspect dit past. Bijvoorbeeld: Dit past bij het volgende kenmerkende aspect: het streven van vorsten naar absolute macht. a) Juist antwoorden gaan in op de oorlog tussen Spanje en de Republiek. Bijvoorbeeld: De Republiek zocht een bondgenoot in de oorlog tegen Spanje. b) Juiste antwoorden gaan in op de protestantse achtergrond van de predikanten. Bijvoorbeeld: De protestantse predikanten wilden niet dat hun geloofsgenoten werden aangevallen. a)  1550 – 1559: De Republiek bestond nog niet. 1650 – 1659: De Republiek voerde geen oorlog. b)  1590 – 1599: De opstand tegen Spanje is uitgebroken. 1670 – 1679: Het Rampjaar en de daarop volgende oorlogen worden uitgevochten. 1594 past bij: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek. Uitleg: Nieuwe wegen vinden zorgt voor nieuwe handelscontacten / een bloeiende economie. 1596 past bij: De Wetenschappelijke Revolutie Uitleg: Deze kennis was door waarneming verzameld. 1597 past bij: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek Uitleg: Het beheer van geld duidt op enige welvaart.