Stepping Stones 7e ed - Hoofdstuk 3 - Food talk oefentoetsen & antwoorden

a) sap b) bos, tros c) pot d) heerlijk e) main course f) wisselgeld g) flauw h) garnaal i) keuze j) eetbaar k) vooruitgang l) verjaardag m) beschamend n) kans, gelegenheid o) bevatten p) sprinkhaan q) voedzaam   a) peanut butter b) piece c) savoury d) napkin e) to order f) packed g) profit h) customer service i) environment j) influence k) wrapper l) greedy m) potato n) variety o) batter p) protein  q) texture   a) I`m afraid we`re out of flour. b) How much is a kilo of onions? c) How much is it altogether. d) Are these grapes ripe? e) What food do you like best? f) What does the meat taste like? g) What dish don`t you like? h) I am not enjoying the beans because I believe they`re bland.  i) Could we order, please? j) Would you like anything to drink? k) Could you pass me the biscuits? l) What do you like about taking a stroll through the park?   1 F 2 T 3 F 4 T 5 T 6 T 7 F 8 F   a) menus                                    b) knives                                   c) possibilities                           d) sandwiches                            e) chickens                            f) fish g) pennies h) cacti i) cats j) heroes   (a)  Let op de spelling van onions. Er zijn synoniemen te gebruiken voor awful. Je hebt een ontkenning zonder hulpwerkwoord dus moet je do toevoegen. Je kunt hier naar de uien verwijzen met them of those, maar dit moet meervoud zijn. Antwoord: I think onions taste awful. I do not have them/those in my shopping basket.  (b)  Dit gerecht vertaal je met this dish omdat het dichtbij is waarnaar je verwijst. Na een hoeveelheid krijg je ‘of’; a pinch of, a pound of, a can of. Antwoord: In this dish goes a pinch of salt, a pound of beans and a can of tomatoes. (c)  In het Engels krijg je geen inversie (omkeren van onderwerp en persoonsvorm) na een woord als blijkbaar.  Antwoord: Apparently he is a good cook, John thinks he is amazing. (d)  Van plan zijn vertaal je met to be going to. Het meervoud van dish krijgt -es erachter vanwege de s-klank. Je verwijst naar een vis verderop (enkelvoud) dus that. Dessert heeft twee s-en. Antwoord: They are going to order three dishes; soup, that fish with vegetables and a dessert. (e)  Boys is meervoud, er staat een ‘o’ voor de ‘y’  dus komt de ‘s’ er gewoon aan vast. Boys is meervoud en de jongens zijn verder weg dus those. Ze zijn het van plan dus to be going to. Het meer is verder weg en enkelvoud dus that. Antwoord: Those boys are going to jump in that lake.    a) photos  b) bears c) strawberries d) glasses e) families f) boys g) children h) men i) humans j) kisses   a) Could I offer you some breakfast? (er wordt iets verzocht)  b) I would love some breakfast. (bevestigend zin)  c) My sister can’t find any skirts to wear to the party.  (ontkennende zin)  d) Janis brought some cookies with her. (bevestigend zin)  e) There isn’t any lunch left for the team. (ontkennende zin) f) Shall I call some clients during my break? (er wordt iets voorgesteld)  g) Would you like some milk with your tea? (er wordt iets aangeboden)   a) am going to go/’m b) are not going to dive/aren’t c) is going to live/’s d) are/’re going to swim  e) are not going to buy/aren’t  f) are not going to write/ aren’t    a) this/that b) this/that c) those d) that e) these