Libre Service Junior A+B (oude editie) - Unité 2 - Sports et passions oefentoetsen & antwoorden

a) L’arbitre/battre du match de foot a été vraiment nul: arbitre: scheidsrechter b) Le samedi, mon père bricole/bras dans le garage: bricole: knutselt c) La finale de foot de 2002 a été une belle victoire/courir pour la France: victoire: overwinning d) Je m’entraîne/semble tous les jours pour la compétition dans un mois: je m’entraîne: ik train e) Je ne peux pas nager, je n’ai pas de maillot de bain/ballon: maillot de bain: badpak f) Dans le jardin, il y a un grand arbre/stade: arbre: boom g) Mes loisirs/solidités sont le tennis et la musique: loisirs: vrijetijdsbesteding h) L'échauffement/gymnastique avant le match est indispensable: l'échauffement: de warming-up i) Tu viens avec moi à la fête? on va s'éclater/maîtriser: s’éclater: uit zijn dak gaan/uit ons dak gaan j) Quel dommage, il n’y a pas de restaurant ici/si: ici: hier a) Wanneer spreken we af? Quand est-ce qu’on prend rendez-vous? b) Nee, ik ben niet musical, het is niet mijn ding. Non, je ne suis pas musicien, ce n’est pas mon truc. c) Neemt u mij niet kwalijk, ik ben verkeerd gebonden. Excusez-moi, j’ai fait un mauvais numéro. d) Wij stellen voor om heerlijke recepten uit de wisselen. On propose d’échanger des recettes délicieuses. a) ik heb net je viens de b) spreekbeurt l'exposé c) helm casque d) ik ben er zeker van j’en suis sûr e) toekomstig futur f) we zien elkaar on se voit g) demonstratie démonstration h) iemand quelqu’un i) lekkerbek gourmand j) de val la chute a) je peux b) tu peux c) il, elle, on peut d) nous pouvons e) vous pouvez f) ils, elles peuvent Tip: zoek liedjes op over de werkwoorden op Youtube om ze makkelijker te leren! a) Kunnen we elkaar ontmoeten om half twee? Est-ce qu’on peut se rencontrer à une heure et demie? b) Iedereen is welkom om tien over zeven. Tout le monde est bienvenu à sept heures dix. c) Kunnen jullie aanstaande zaterdag komen vanaf vijf voor elf. Vous pouvez venir samedi prochain, à partir de onze heures moins cinq. d) Als je interesse hebt, neem dan contact op met ons na drie uur. Si tu es intéressé, contacte-nous après trois heures.  a) In het nederlands heb je een vorm voor de bezittelijk voornaamwoorden mijn, jouw, zijn/haar, onze, jullie, hun. In het Frans heb je dan  drie vorm(en). b) De ene vorm is mannelijk, de andere vorm is vrouwelijk en nog een vorm is meervoud.                                mn                       vr                    mv mijn                       mon                     ma                  mes jouw                      ton                       ta                    tes zijn/haar                son                      sa                   ses onze                      notre                    notre               nos jullie                      votre                    votre               vos hun                       leur                       leur                 leurs a) Demain il y a une démonstration contre le racisme à Amsterdam. b) Je viens d’aller faire les courses, je suis fatigué! c) On se voit ce soir à vingt heures devant le cinéma? d) Marc est mon fiancé, mon futur mari. e) Il faut mettre un casque quand tu conduis ton scooter.  f) Je prépare mon exposé de français sur Paris. g) Mon père est très gourmand, il adore les tartes et les gâteaux. h) La chute de mon vélo a été difficile, j’ai mal à la jambe. a) Je peux charger mon portable? b) Elle peut aller avec nous au centre-ville. c) Vous pouvez me donner le sel? d) Tu peux envoyer un message? e) Nous pouvons bien parler français. f) Ils/elles peuvent venir à la fête. a) Cette dame, c’est leur mère. b Quelle est (jouw) adresse? c) Son idée est très bonne. d) Notre père s’appelle Jean. e) Vos profs sont sympas?. f) Son frère est embêtant! g) Nos amis viennent nous voir. h Où est ma flûte? Tip: Bij het kiezen van het juiste bezittelijk voornaamwoord volg je 2 stappen:  Stap 1: kijk eerst goed welke vorm van het bezittelijk voornaamwoord je moet kiezen Stap 2: kijk daarna altijd naar het woord dat NA het bezittelijk voornaamwoord komt, is dat woord mannelijk dan kies je de mannelijke vorm bv bij mijn: mon, is dat woord vrouwelijk dan kies je de vrouwelijke vorm bv bij jouw: ta, is dat woord meervoud dan kies je de meervoud bv bij zijn: ses.  Notre, votre en leur blijft hetzelfde bij vrouwelijk en mannelijk