Libre Service Junior A+B (oude editie) - Unité 3 - C'est qui, c'est quoi? oefentoetsen & antwoorden

a) Tu vois cette personne/personnage, c’est ma mère: personne: persoon b) Notre appartement est  dans un bouche/bâtiment avec six étages: bâtiment: gebouw c) J’adore ce film, quelle belle histoire/placard: histoire: verhaal d) Je ne peux pas danger/décider quel menu prendre: décider: besluiten e) Il a habité toute sa vie/fin en France: vie: leven f) Notre maison n’a pas de grenier, le toît (dak) est peau/plat: plat: plat g) Tu peux me recommander/compliqué on bon restaurant?: recommander: aanraden h) Ne personne/personnellement, je n’aime pas cet acteur: personnellement: persoonlijk i) Mon copain plaisante beaucoup, il est amusant/sourire: amusant: grappig j) Nous allons survivre/partir à la recherche de vieux monuments: partir à la recherche de: op onderzoek uitgaan naar a) Wat is dat, dat ding van papier? C’est quoi ce truc en papier? b) Dat is om je mobiel te beschermen. Ça sert à protéger ton portable. c) Yves lijkt veel op zijn broer. Yves ressemble beaucoup à son frère. d) Zij zijn ongeveer 1.65 meter lang. Ils mesurent environ 1 mètre 65. e) Onze vrienden vinden dat mooi. Nos copains trouvent ça joli. f) Zijn moeder ziet er altijd heel netjes uit. Sa mère a toujours l’air chic. a) van stof en tissu b) de vacht les poils c) twijfelen hésiter d) in het midden van au milieu de e) wegen peser f) toren tour g) kaal chauve h) beugel appareil dentaire i) meerdere plusieurs j) verzorgd soigné a) je mets b) tu mets c) il, elle, on met d) nous mettons e) vous mettez f) ils, elles mettent Tip: zoek liedjes op over de werkwoorden op Youtube om ze makkelijker te leren! a) De dieren hebben een gemiddeld formaat en wegen veel. Ce sont des animaux de taille moyenne qui pèsent lourd. b) Bedoel je de hoge ziekenhuizen?. Tu veux dire les hauts hôpitaux? c) De paarden hebben een zwarte vacht. Les chevaux ont des poils noirs a) Volgens de regels krijgt een bijvoeglijk naamwoord een: -e als het vrouwelijk is -s als het mannelijk meervoud is -es als het vrouwelijk meervoud is b) Er zijn ook uitzonderingen:  als een woord op -x eindigt, eindigt de vrouwelijke vorm op -se als een woord op -f eindigt, eindigt de vrouwelijke vorm op -ve c) Bij 3 bijvoeglijke naamwoorden heb je ook een speciale vorm als het zelfstandig naamwoord mannelijk is en met een klinker of h begint: vieux wordt dan: vieil (vb.  un vieil homme) beau wordt dan: bel (vb. un bel arbre) nouveau wordt dan: nouvel (vb. un nouvel appartement) a) Ma mère est très soignée, elle aime le maquillage et les belles coiffures. b) Dans le centre-ville, il y a une tour très haute en vert. c) Je dois mettre un appareil dentaire, mes dents ne sont pas belles. d) Mon grand-père n’a plus de cheveux, il est complètement chauve. e) Je déteste les blousons en cuir, je porte des blousons en tissu. f) Les poils de mon chien sont noirs avec un peu de blanc. g) J’hésite à faire mes devoirs ou à aller faire du shopping. h) Le café est au milieu de/du centre-ville, près de la gare.  a) Qu’est-ce que tu mets aujourd’hui? b) Moi, je mets un jean en un pull. c) Ma soeur, elle met une robe d) Où est-ce que vous avez mis la clé? e) Nous mettons nos plus beaux vêtements. f) Elles mettent des boucles d’oreilles. a) Marie est  sportive. b) Ma grand-mère est vieille. c) J’ai un nouvel ordinateur.  d) Sarah est une belle fille. a) J’ai regardé une longue série. b) C’est une piste dangereuse.  c) Ma mère fait de belles coiffures. d) On va dans un restaurant hip. Tip: Bij het kiezen van het juiste bezittelijk voornaamwoord volg je 2 stappen:  Stap 1: kijk eerst goed welke vorm van het bezittelijk voornaamwoord je moet kiezen Stap 2: kijk daarna altijd naar het woord dat NA het bezittelijk voornaamwoord komt, is dat woord mannelijk dan kies je de mannelijke vorm bv bij mijn: mon, is dat woord vrouwelijk dan kies je de vrouwelijke vorm bv bij jouw: ta, is dat woord meervoud dan kies je de meervoud bv bij zijn: ses.  Notre, votre en leur blijft hetzelfde bij vrouwelijk en mannelijk