Feniks 3e ed/LRN-line - Toets Tijdvak 7 - Tijd van pruiken en revoluties oefentoetsen & antwoorden

a) Fout: Montesquieu Het moet zijn: Locke b)  Fout: Frederik Het moet zijn: Catharina c)  Fout: Frankrijk Het moet zijn: Engeland d)  Fout: verdedigde Het moet zijn: bestreed e)  Fout: Nationale vergadering Het moet zijn: Staten-Generaal f)  Fout: alle Het moet zijn: sommige 2-6-3-5-1-4Toelichting:2) De Franse Revolutie breekt uit.6) Robespierre komt aan de macht.3) De jakobijnen plegen een staatsgreep.5) Napoleon wordt leider van Frankrijk.1) De code pénal wordt ingevoerd.4) Het Congres van Wenen vindt plaats.  Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van de historische context. Bijvoorbeeld: In die tijd regeerden absolute vorsten. 2. Een uitleg waarom dit een reden is om anoniem te publiceren. Bijvoorbeeld: Absolute vorsten konden het verlichte denken als een bedreiging ervaren, waardoor zij de verdedigers van de Verlichting eventueel gevangen wilden zetten. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat er in het boek staat. Bijvoorbeeld: In het boek staat kritiek op de voorrechten van de eerste en tweede stand. 2. Een uitleg waarom dit zorgt voor de roep om een verbod. Bijvoorbeeld: Geestelijken en edelen wilden niet dat deze kritiek zich zou verspreiden. Dat zou een bedreiging kunnen worden van hun positie. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van beide begrippen. Bijvoorbeeld: Verlichting staat voor gelijkheid; absolutisme voor dat de koning alle macht heeft. 2. Een uitleg waarom beide begrippen niet bij elkaar passen. Bijvoorbeeld: Het absolutisme staat haaks op gelijkheid. Juiste antwoorden gaan in op het gegeven dat ook mulatten en vrijgekomen slaven zelf tot slaaf gemaakten hadden. Bijvoorbeeld: Ook vrijgekomen slaven kochten mensen als slaaf. Juiste antwoorden gaan in op het feit dat pasgeboren baby’s ook werden gezien als slaaf. Bijvoorbeeld: Zolang mensen in slavernij werden geboren, zou slavernij blijven bestaan. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van de historische context. Bijvoorbeeld: Het idee dat een vorst alles mag bepalen, werd steeds minder geaccepteerd. 2. Een uitleg waarom deze formulering een mooi alternatief is. Bijvoorbeeld: Door te zeggen dat de koning als een vader regeert, werd aangegeven dat de bevolking belangrijk is maar geen invloed kan krijgen. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een keuze. In dit geval: verkleint. 2. Een toelichting. Bijvoorbeeld: De kans bestaat dat elementen van de slavernij zijn verergerd. a) Filosofie (dit staat op de poort). b) Een juist antwoord bestaat uit een uitleg van hoe de Verlichting stond tegenover de kerk. Bijvoorbeeld: De kerk had tijdens het ancien régime voorrechten. De Franse Revolutie maakte daar een eind aan. Veel revolutionairen dachten negatief over de kerk. c) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van hoe veel ‘gewone’ mensen tegenover de kerk stonden. Bijvoorbeeld: Veel mensen waren gelovig. 2. Een uitleg waarom het verstandig was om van de Notre Dame weer een kerk te maken. Bijvoorbeeld: Door de mensen een kerk te geven, hoopte de regering de steun van de bevolking te krijgen. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een keuze. In dit geval: ja. 2. Een toelichting. Bijvoorbeeld: Robbespiere hield weinig rekening met de natuurlijke rechten van de bevolking. a) De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.b) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van het begrip natuurlijke rechten. Bijvoorbeeld: Natuurlijke rechten zijn rechten die iedereen heeft, zoals vrijheid van meningsuiting. 2. Een uitleg van hoe je dit terugziet in de bron. Bijvoorbeeld: De schrijver heeft het over ‘hun aangeboren, maar lange tijd gestolen, rechten’.