Feniks 3e ed/LRN-line - Toets Tijdvak 9 - Tijd van de Wereldoorlogen oefentoetsen & antwoorden

a) Antisemitisme: Jodenhaat. b) Beurskrach: een plotselinge sterke koersdaling op de aandelenmarkt. c) Capitulatie: overgave. d) Collectivisatie: samenvoegen van kleine eenheden tot één grote eenheid die gemeenschappelijk eigendom is.  e) Fascisme: een antidemocratische en nationalistische ideologie die uitgaat van ongelijkwaardigheid tussen mensen. f) Isolationisme: een politiek die gericht is op de wens van een land om zich niet te bemoeien met buitenlandse aangelegenheden. g) Militarisme: voorliefde voor alles wat met het leger te maken heeft, zoals uniformen, medailles, parades en discipline.  h) Paramilitair: mensen die bewapend zijn en gewapende acties uitvoeren, maar die niet tot het leger behoren. i) Planeconomie: economisch stelsel waarbij de regering bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd wordt. j) Totalitair: een regeringsvorm waarbij persoonlijke belangen ondergeschikt zijn aan het staatsbelang. k) Veelvolkerenstaat: staat waarin meerdere volkeren onder hetzelfde bestuur leven. 2-1-4-5-6-3Toelichting:2) De kroonprins van Oostenrijk-Hongarije wordt vermoord.1) Bolsjewieken plegen een staatsgreep in Rusland.  4) Door de beurskrach komen velen in financiële problemen. 5) Duitsland valt Polen binnen.6) Hitler pleegt zelfmoord in Berlijn.3) De Verenigde Staten gooien twee atoombommen op Japan. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van de situatie voor de Eerste Wereldoorlog. Bijvoorbeeld: Europa was verdeeld in twee bondgenootschappen: de centralen (onder andere Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) en de geallieerden (onder andere Frankrijk en Rusland). 2. Waarom Duitsland eerst Frankrijk verslaat. Bijvoorbeeld: Het militaire plan van Duitsland was om eerst Frankrijk te verslaan en daarna het Rusland omdat dit land later gevechtsklaar zou zijn. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van hoe de economie functioneerde. Enkele voorbeelden: Er was sprake van overproductie Mensen kochten spullen met geleend geld. 2. waarom dit de economie kwetsbaar maakt. Bijvoorbeeld: Er hoeft maar iets mis te gaan of bedrijven en particulieren komen in de financiële moeilijkheden. Twee voorbeelden van juiste antwoorden: Nee, omdat de bevolking ontevreden bleef en dit de Oktoberrevolutie uitlokte. Ja, omdat Rusland in een bondgenootschap zat met andere landen. Stoppen met de oorlog zou betekenen dat de internationale contacten verbroken zouden worden. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van het woord indoctrinatie. Bijvoorbeeld: Er wordt bij indoctrinatie een bepaalde ideologie door de overheid opgedrongen aan de burgers. 2. een uitleg waarom dit past bij een totalitaire staat. Bijvoorbeeld: Als mensen zich wilden opofferen voor de gemeenschap moest iedereen wel dezelfde ideologie hebben. Voorbeelden van een juist antwoord: 1. Door deze inval begon de oorlog die zou uitgroeien tot een wereldwijd conflict dat enkele jaren zou duren. 2. Door deze inval raakte een groter deel van de wereld betrokken bij de oorlog. 3. Door deze aanval was elk werelddeel betrokken bij de Tweede Wereldoorlog. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat de isolatiepolitiek inhield. Bijvoorbeeld: Door Joden in aparte wijken te laten wonen, waren zij makkelijker te traceren en op te pakken. 2. Hoe dit isoleren bijdraagt aan de genocide. Bijvoorbeeld: Joden konden makkelijker worden opgepakt en naar de gaskamer worden getransporteerd. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een keuze. In dit geval: Voor oktober 1917. 2. Een uitleg. Bijvoorbeeld: In oktober 1917 kwam er een communistische regering die een einde maakte aan Ruslands’ deelname aan de Eerste Wereldoorlog. Uit dit fragment blijkt dat dat Rusland nog meedoet aan de oorlog. a) Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat de feitelijke situatie is op dat moment. Bijvoorbeeld: Vrijwel alle Nederlandse Joden zijn omgebracht in vernietigingskampen. 2. Een uitleg waaruit blijkt dat de auteur dit niet weet. Bijvoorbeeld: Het artikel gaat er vanuit dat de Nederlandse joden nog in leven zijn. b) Geef een uitleg van hoe Nederlanders aan nieuws komen. Bijvoorbeeld: Nederlanders moesten hun informatie halen uit kranten. Deze mochten alleen publiceren als zij geen negatieve berichten over Duitsland publiceerden.  Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat er gebeurde in 1945 in Indonesië. Bijvoorbeeld: Japan gaf zich over en trok zich geleidelijk terug uit Indonesië. 2. Een uitleg waarom dit moment geschikt was voor een onafhankelijkheidsverklaring. Bijvoorbeeld: De Nederlandse regering kon haar invloed nog niet uitoefenen en er was dus even niemand de baas. Het uitroepen van de onafhankelijkheid had kans van slagen. Bron 1: De crisis van het wereldkapitalisme. Bron 2: De Duitse bezetting van Nederland of het voeren van twee wereldoorlogen. Bron 3: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën: communisme en nationaalsocialisme of de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.    Let op: volgens het examenprogramma mag je kenmerkende aspecten in je eigen woorden omschrijven. Een letterlijke omschrijving is natuurlijk altijd goed.