Feniks 3e ed/LRN-line - Toets Tijdvak 9 - Tijd van de Wereldoorlogen oefentoetsen & antwoorden

a)  Fout: geallieerde. Het moet zijn: centrale. b)  Fout: onderhandelden over. Het moet zijn: kregen opgedrongen. c)  Fout: Februarirevolutie. Het moet zijn: Oktoberrevolutie. d)  Fout: goed. Het moet zijn: niet. e)  Fout: - Toevoeging: niet. f)  Fout: VS, Duitsland. Het moet zijn: Duitsland, VS. 2-5-4-3-6-1  Toelichting:2) Duitsland bezet Tsjecho-Slowakije.5) Duitsland valt Polen aan.4) Duitsland valt Frankrijk aan.3) Duitsland valt de Sovjetunie aan. 6) Japan valt de VS aan.1) De VS gooien atoombommen op Japan.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van de ontwikkelingen in Duitsland. Bijvoorbeeld: Duitsland had een groeiende economie en investeerde veel in het leger. 2. Een uitleg waarom dat leidt tot zorgen in Engeland. Bijvoorbeeld: Britse politici waren bezorgd dat Duitsland haar positie op het wereldtoneel met geweld wilde versterken. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat er gebeurde in het denken van Wilson. Bijvoorbeeld: Wilson vond zelfbeschikking steeds belangrijker. 2. Een uitleg van hoe dit leidt tot het verlaten van de politiek van isolationisme. Bijvoorbeeld: Wilson wilde dat alle Europese volken zelfbeschikking kregen. Om dat te realiseren, moest Duitsland worden verslagen. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat totalitaire regimes willen. Bijvoorbeeld: Totalitaire regimes willen controle over de bevolking; ook over wat mensen denken. 2. Een uitleg waarom daar censuur voor nodig is. Bijvoorbeeld: Door censuur uit te oefenen, komen mensen niet in aanraking met ideeën die afwijken van het officiële standpunt van de regering. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat er gebeurde tijdens de collectivisatie. Bijvoorbeeld: Alle boeren moesten hun bezit afstaan en in grote gemeenschappen voedsel gaan produceren. 2. Een uitleg waarom dit leidt tot een afname van de voedselproductie. Bijvoorbeeld: Boeren mochten de winst niet zelf houden en hadden dus geen reden om hard te werken. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van de Duitse ideologie. Bijvoorbeeld: De Duitsers deelden de mensen op in rassen. Het ene ras was beter dan het andere ras. Het Arische ras was superieur aan andere rassen. 2. Een uitleg waarom de Duitsers zich om deze reden gematigd opstellen. Bijvoorbeeld: Duitsers en Nederlanders behoorden tot het Arische ras. Er was geen reden om de Nederlanders te vernederen. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een keuze. In dit geval: Ja. 2. Een uitleg. Bijvoorbeeld: De jaren twintig stonden bekend als een welvarende periode in de VS. Er was geld voor ontspanning, zoals op de foto te zien is. a) Juiste antwoorden noemen een concrete gebeurtenis of ontwikkeling en leggen deze uit. 1929: de beurskrach, waardoor de economie kromp en mensen werkeloos maakte. 1941: de aanval op Pearl Harbor, waardoor veel mensen in de wapenindustrie aan de slag konden. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een keuze. In dit geval: nee. 2. Een uitleg. Bijvoorbeeld: Het doel van de New Deal was om de werkeloosheid te laten dalen. Uit de grafiek valt op te maken dat de werkeloosheid maar heel beperkt daalt. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van de situatie in de Sovjetunie. Bijvoorbeeld: De regering van de Sovjetunie had een totalitair karakter en wilde de bevolking zo intensief mogelijk controleren. 2. Een uitleg waarom mensen daarom gingen fluisteren. Bijvoorbeeld: Mensen waren bang om opgepakt te worden en zorgde ervoor dat kritiek op de regering niet bij onbekende mensen kwam. Bij de bron passen:  Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme: De kinderen zijn duidelijk beïnvloed door de rassenleer van het nationaalsocialisme. De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie: Door propaganda is het regime erin geslaagd om de kinderen ervan te overtuigen dat Joden slecht zijn. Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden: De haat tegen de Joden is de voorbode van de latere genocide. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een keuze. In dit geval: nee 2. Een toelichting. Bijvoorbeeld: De Verenigde Staten voerden een isolationistisch beleid. Roosevelt breekt daar hier mee omdat hij de Engelsen wil steunen.