Libre Service Junior A+B (oude editie) - Unité 6 - Émotions oefentoetsen & antwoorden

a) le bonheur het geluk b) déprimé somber c) stressé gestrest d) fier, fière trots e) le papillon de vlinder f) soulagé opgelucht g) rougir blozen a) Mon frère est heureux/amoureux d’une jolie fille: amoureux: verliefd b) Quand on a pas d’amis, on peut se sentir seul/peur: seul: alleen c) Mon frère et moi on consoler/se dispute tout le temps: se dispute: maken ruzie d) Tu dois bonheur/avoir honte de d’être jalouse de ta soeur: avoir honte de: zich schamen e) Cette année je vais finir/analyser mes études: finir: eindigen/klaar zijn a) Ik voelde mij niet op mijn gemak. Je ne me sentais pas à l’aise. b) Dank je wel voor het compliment. Merci du compliment. c) Je ziet er echt blij uit. Tu as l’air vraiment content. d) Ik vind dat die jongen helemaal niet aardig is. Je trouve que ce garçon n’est pas du tout sympa. e) Ik vind Ana/Théo erg leuk. Ana/Théo me plait beaucoup. f) Ik doe altijd mijn best. Je fais toujours de mon mieux. a) organiseren organiser b) hopen espérer c) gevoelig sensible d) ik heb ontvangen j’ai reçu e) blijdschap joie f) ik mag, ik kan je peux g) verlopen passer h) zijn best doen faire de son mieux i) annuleren annuler j) op de hoogte houden tenir au courant a) je rougis b) tu rougis c) il, elle, on rougit d) nous rougissons e) vous rougissez f) ils, elles rougissent g) Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ir eindigt op een : -i a) Ik heb een 2 gehaald voor geschiedenis dus ik ben ongelukkig. J’ai eu un 4 en histoire donc je suis malheureux/malheureuse. b) Ik voel me beter nu maar ik hou je op de hoogte. Je me sens mieux mais je te tiens au courant. c) Bedankt voor het compliment want het is erg aardig. Merci pour le compliment car c’est très gentil. a) In het Frans gebruik je de imparfait om te vertellen over: het verleden b) De stam is gelijk aan: de nous vorm van de présent zonder -ons. c) De uitgangen zijn altijd: je: -ais tu: -ais il, elle, on: -ait nous: -ions vous: -iez ils, elles: -aient a) Ma petite soeur est très sensible, elle pleure vite. b) Il faut faire de son mieux pour réussir tes examens. c) J’espère que tu vas venir à ma fête. d) Tu dois me tenir au courant de tes projets pour les vacances. e) Nous allons organiser une surprise pour son anniversaire. f) Je dois annuler mon rendez-vous chez le dentiste, je ne peux pas y aller. g) Ne stresse pas pour ton interro, tout va bien se passer. h) Quelle joie de te revoir! tu m’as beaucoup manqué! a) Tu as fini ton exposé? b) Il est malade, il vomit beaucoup. c) Nous avons résussi nos examens. d) Elle rougit toujours parce qu’elle est timide. e) Vous choisissez le riz ou les frites. f) Ils ont grandi depuis l’été. a) J’avais un chat avant. (avoir) b) Tu habitais où? (habiter) c) Elle travaillait au Macdo. (travailler) d) Nous voulions voyager. (vouloir) e) Vous preniez des médicaments?(prendre) f) Ils étaient malades. (être) Tip: Om de imparfait te maken volg deze stappen: Stap 1: Kijk eerst naar het werkwoord dat je moet vervoegen en zoek de nous-vorm ervan Stap 2: Haal de -ons uit de nous-vom Stap 3: Kijk welke uitgang je moet gebruiken en voeg die toe LET OP: être is een uitzondering: de stam is -ét