Feniks 3e ed/LRN-line - Toets Tijdvak 10 - Tijd van televisie en computer oefentoetsen & antwoorden

a) Babyboom: geboortegolf net na de Tweede Wereldoorlog.  b) Dekolonisatie: omvorming koloniale gebieden tot zelfstandige staten.  c) Individualisering: ontwikkeling naar een situatie waarin het individuele belang voorrang heeft boven het groepsbelang. d) Multiculturele samenleving: samenleving waarin bevolkingsgroepen met een verschillende cultuur naast elkaar bestaan.  e) Nationaliseren: het onteigenen van particuliere bezittingen, zoals huizen, bedrijven en grond.  f) Ontkerkelijking: het proces dat de kerk haar invloed op de samenleving verliest.  g) Ontzuiling: ontwikkeling waarbij de verdeling van de bevolking in groepen die werden gekenmerkt door verschillen in levensbeschouwing, wegvalt. h) Pluriforme samenleving: samenleving waarbij grote verschillen zijn tussen mensen wat betreft waarden en normen, religieuze en politieke ideeën, opleidingsniveau en vrijetijdsbesteding. i) Satellietstaat: een land dat politiek en militair gezien afhankelijk is van een ander land.  j) Verzorgingsstaat: een samenleving waarin de overheid alle burgers een bestaansminimum garandeert.  3-6-2-1-5-4  Toelichting:3) De VN worden opgericht.6) Truman kondigt de Marshallhulp aan.2) De EGKS wordt opgericht.1) De euro wordt ingevoerd.5) Suriname wordt onafhankelijk.4) Het IJzeren Gordijn verdwijnt.  Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat nodig was om de Koude Oorlog vol te houden: Bijvoorbeeld: Om sterk te staan in de Koude Oorlog was er behoefte aan een sterk Europees blok. 2. Een uitleg van hoe dat leidt tot Europese samenwerking. Bijvoorbeeld: Door samen te werken kwam er eenheid in Europa en verdween de angst voor een nieuwe wereldoorlog. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een beschrijving van de Cubacrisis. Bijvoorbeeld: Er was een conflict tussen de VS en de Sovjetunie over de plaatsing van raketten op Cuba. 2. Een uitleg waarom dit conflict duidelijk maakt dat beide grootmachten geen kernoorlog wilden. Bijvoorbeeld: Tijdens de Cubacrisis dreigde een kernoorlog. Beide grootmachten willen het risico niet nemen en leren dat de andere partij dat ook niet wil. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg waarom Gorbatsjov populair was in West-Europa. Bijvoorbeeld: Gorbatsjov nam maatregelen waardoor het gevaar van oorlog kleiner werd. 2. Een uitleg waarom Gorbatsjov in eigen land minder populair was. Bijvoorbeeld: Het ging met de economie in de Sovjetunie snel slechter, waardoor veel mensen ontevreden raakten. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van wat het begrip dekolonisatie inhoudt. Bijvoorbeeld: Koloniale gebieden kregen een eigen, zelfstandige, staat. 2. Hoe dat leidt tot de verspreiding van de Koude Oorlog. Bijvoorbeeld: Beide blokken probeerden om de nieuwe staten in hun invloedssfeer te krijgen. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van het begrip ontzuiling. Bijvoorbeeld: Mensen voelden zich steeds minder verbonden met de eigen (levensbeschouwelijke) groep. 2. Een uitleg van welke bijdrage de TV daaraan heeft geleverd. Bijvoorbeeld: Door de TV ontdekten mensen dat de mensen uit de andere zuilen niet zoveel verschilden van hen. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van welke bijdrage de Europese samenwerking heeft geleverd aan het ontstaan van de multiculturele samenleving. Bijvoorbeeld: Door de Europese samenwerking mochten mensen vrij reizen, waardoor het makkelijker was om je te vestigen in een ander land. 2. Een uitleg van welke bijdrage de dekolonisatie heeft geleverd aan het ontstaan van de multiculturele samenleving. Bijvoorbeeld: Inwoners uit de voormalige koloniën trokken naar Nederland. Een juist antwoord gaat in op het gegeven dat Kennedy in het openbaar niets zal zeggen over het terugtrekken van de raketten uit Turkije. Bijvoorbeeld: Dat de VS raketten zou terugtrekken uit Turkije bleef geheim. De burgers in West-Europa wisten dit dus niet. Een juist antwoord gaat in op het belang van kolen en staal voor de economie / oorlogsvoering. Bijvoorbeeld: Kolen en staal zijn belangrijk voor de economie / productie van wapens. Door elkaar te controleren wisten de betrokken landen dat de ander niet uit was op oorlog. Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een uitleg van de sociaal-culturele veranderingen in de jaren zestig. Bijvoorbeeld: In de jaren zestig werd gelijkheid tussen mensen steeds belangrijker. 2. Hoe dat de veranderde opstelling van de Nederlandse regering verklaart. Bijvoorbeeld: Kolonialisme gaat uit van gelijkheid. De Nederlandse regering wilde dat niet meer en werkte dus mee aan de dekolonisatie van Suriname. Bron 1: De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen. Bron 2: De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog. Bron 3: De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.    Let op: volgens het examenprogramma mag je kenmerkende aspecten in je eigen woorden omschrijven. Een letterlijke omschrijving is natuurlijk altijd goed.