Memo MAX 2021 deel A+B
- Hoofdstuk 3 - De Tweede Wereldoorlog
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 3|Vwo/gym
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: de opkomst van Hitler, de ontwikkeling van Duitsland tot een totalitaire dictatuur, het verloop van WO II, de holocaust en de bezetting van Nederland (1940 - 1945), nationaalsocialisme, indoctrinatie, genocide, holocaust / shoah, antisemitisme, bezetting.
Toets Geschiedenis
Memo MAX 2021 deel A+B
Online maken
Toets afdrukken
a) Antisemitisme (1) = haat tegen joden
b) Bezetting (2) = het veroveren van een ander land en het overnemen van de macht in dat land
c) Geallieerden (2) = bondgenootschap van de Verenigde Staten, Sovjet-Unie, Groot-Brittannië, Canada en andere landen die tijdens WO II tegen de asmogendheden streden
d) Nationaalsocialistische Beweging (NSB) (4) = Nederlandse politieke beweging, onder leiding van Anton Mussert, die met de Duitsers samenwerkte
e) Razzia’s (3) = kortdurende actie van militairen of de politie in een bepaald gebied, om alle leden op te pakken van een bepaalde groep (bijvoorbeeld joden)
f) Reichskristallnacht (3) = Letterlijk ‘Nacht van het gebroken glas’. Aanval die Nationaalsocialisten in 1938 in heel Duitsland organiseerden op Joodse bedrijven, winkels en synagogen.
Tip: Om begrippen te leren bestaan er verschillende online tools die je kunt gebruiken, bijvoorbeeld om flipkaartjes te maken. Alleen helpt het je bij geschiedenis niet zoveel verder als je begrippen uit je hoofd op kunt zeggen. Als je bijvoorbeeld de betekenis van nationaliseren weet, maar niet kan uitleggen wat het met communisme te maken heeft, heb je weinig aan die kennis. Daarom is een woordweb bij geschiedenis vaak beter. Dan leer je de samenhang tussen begrippen zien. Alleen de woordjes die je maar niet in je hoofd krijgt, kun je met een flipkaartje oefenen.
De juiste combinaties zijn: a-3 / b-4 / c-1 / d-5. Je houdt 2 over.
a) Auschwitz (3) is de Duitse naam voor het Poolse dorpje waar het grootste vernietigingskamp uit WO II stond. Hier werden meer dan een miljoen joden vermoord. Daarnaast ook Roma en Sinti, jehova-getuigen en homoseksuelen.
b) Mussolini (1) was de leider van de fascistische partij in Italië en alleenheerser. Hij sloot in 1936 een bondgenootschap met Hitler.
c) Wilhelmina (4), koningin van Nederland (1898 - 1948). Zij verbleef tijdens WO II in Londen van waaruit zij radiopraatjes voor Radio oranje hield die de moraal in Nederland hoog hielden.
De juiste volgorde is: 3 - 5 - 1 - 6 - 2 - 4
Het Dawesplan hield het Verdrag van Versailles / de herstelbetalingen in standen daar was de NSDAP tegen.
Tip: Deze vraag (en tekst) werkt met een bliksemafleider: het Dawesplan. Dat staat niet in het boek. Maar in de tekst staat ook informatie die je wel uit het boek herkent: de herstelbetalingen (Verdrag van Versailles). Dat betekent dat je bij deze vraag moet terugvallen op wat je wel weet. En dat is hoe de NSDAP dacht over herstelbetalingen / het Verdrag van Versailles.
Hitlers hoofddoel was ruimte opeisen voor de ontwikkeling van zijn superieure Germaanse ras. Dat deed hij door in 1941 de Sovjet-Unie binnen te vallen. Deze twee gebeurtenissen waren daarvoor noodzakelijk:
a) Door het sluiten van een niet-aanvalsverdrag voorkwam Hitler dat de Sovjet-Unie zich ging bewapenen / klaar maakte voor oorlog, als Hitler zijn veroveringen in West-Europa pleegde.
b) Door de landen in West-Europa (en hun bevoorrading) uit te schakelen, had Hitler de handen vrij om de Sovjet-Unie aan te vallen.
Tip: De Tweede Wereldoorlog bestaat uit vele veldslagen, aanvallen, militaire operaties. Om die goed te leren kennen en uit elkaar te houden, helpt het om de motieven van de deelnemers te kennen. Als je weet dat het militaire hoofddoel van Hitler het opeisen van ruimte voor zijn volk is (Lebensraum), kun je als het ware met hem mee gaan denken wat daarvoor nodig is. Op die manier kun je de gebeurtenissen die daarbij horen beter plaatsen en onthouden.
Nationalisme betekent trots zijn op je eigen land, trouw zijn aan het vaderland. Joden namen van oudsher een uitzonderingspositie in / hadden eigen gebruiken en een eigen taal. Daarom vonden veel mensen Joden een bedreiging voor hun land / geen goede vaderlanders. Hierdoor nam de haat tegen Joden toe.
Tip: Als je het verband tussen twee begrippen / verschijnselen moet uitleggen, ga dan op beide onderdelen in. In dit geval: geef eerst een omschrijving van nationalisme. Daarna noem je enkele redenen voor het bestaan van antisemitisme. Tot slot trek je op basis van beide gegevens een conclusie.
Aanpassing betekent dat de Nederlanders zich aanpasten aan de nieuwe situatie. In dit geval Hirschfeld die door zijn functie een afweging moet maken tussen de Nederlandse en Duitse belangen. Collaboratie betekent het moedwillig / vrijwillig meewerken met de bezetter. Deze adviezen hielp de Duitsers wel, maar het is niet duidelijk of Hirschfeld dit moedwillig deden.
Tip: Ken je definities! Leg eerst de begrippen aanpassing en collaboratie uit en verwijs daarna naar de bron. Je kunt hier een vast stappenplan gebruiken: 1) Ik weet dat aanpassing betekent …(vul in) … / Ik weet wat collaboratie betekent, … (vul in)... 2) In de bron zie ik dat Nederlandse ambtenaren de stippen hebben gezet. 3) Het onderscheid tussen aanpassing en collaboratie is onduidelijk, want …(vul in)...
Argument voor (een van de volgende):
De NSDAP wilde dat alle Duits(sprekende) mensen verenigd in een rijk zouden wonen. Dat zie je aan de woorden ein Volk, ein Reich
De NSDAP ging uit van één leider, Adolf Hitler. Op de poster zie je de beeltenis van Hitler en staan de woorden ein Führer
Argument tegen (een van de volgende):
De NSDAP verheerlijkte geweld. Daarover zie je op de poster niets terug.
De poster laat niets van het antisemitisme van de NSDAP zien.
Deze afbeelding is geschikt als propaganda voor de:
Britten, omdat je op de afbeelding kunt zien dat ze op weg zijn om de Duitsers te verslaan.
Duitsers, omdat zij hiermee de Britten als onmensen kunnen afschilderen die ervoor verantwoordelijk zijn dat er in Duitsland / Essen doden vallen / de Duitse economie vernietigen.
Tip: Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet je eigenlijk eerst weten welke propagandatechnieken er zijn. In dit geval zijn er twee van belang: met behulp van propaganda kun je jouw land / partij / persoon ophemelen, maar ook de tegenstander zwart maken. Hier laten de Britten hun kracht zien. Met hetzelfde beeld maken de Duitsers hun tegenstander zwart.
Ja, deze afbeelding is bruikbaar. Indoctrinatie is het systematisch herhalen van een bepaalde (verkeerde) boodschap, zodat mensen zich die eigen maken. Op de tekening zie je dat terug in (twee van de volgende):
het gebruik van een scheldnaam voor joden
het afbeelden van een jood met een extreem lange / grote neus
de jood die alleen maar denkt aan geld verdienen
een vreemd uiterlijk (hoed, rare lange jas)
Tip: Breng structuur in je antwoord aan. Het is goed denkbaar dat je direct allerlei voorbeelden ziet die te maken hebben met indoctrinatie. Begin echter met het uitleggen van dat begrip. Daarna kun je twee voorbeelden noemen die daarbij horen.
Je ziet dat de Rotterdamse mannen geen verzet plegen, maar ook niet van harte samenwerken met de Duitsers: zij geven geen gehoor zich te melden en worden daarna opgepakt. Dat is een vorm van aanpassing. Het maken van de foto is een daad van verzet, omdat het verboden was dat te doen.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.