Tijd voor Geschiedenis - Hoofdstuk 4 - Griekenland, leven in de stadstaten oefentoetsen & antwoorden

  a) Godsdienst waarin natuurverschijnselen als goden worden voorgesteld en vereerd. - Natuurgodsdienst (3) - b) De oud-Griekse cultuur. - Hellenisme (5) - c) Een combinatie van de Griekse en romeinse cultuur. - Klassieke cultuur (4) - d) Griekse stad met het omliggende platteland (stad en ommeland) die zichzelf bestuurt. - Stadstaat (1,2) - e) Bestuursvorm waarbij weinig/enkele mensen de baas zijn, vaak rijke mensen (edelen). - Aristocratie (2) - f) Atheense vergadering van mannen met burgerrecht.- Volksvergadering (2) - g) Godsdienst waarin meerdere goden worden vereerd. - Polytheïsme (3) - h) Oorlog tussen de stadstaten Athene en Sparta en hun bondgenoten. - Peloponnesische Oorlog (5) - i) Onderdeel van het atheense bestuur waarbij de burgers stemmen om iemand uit Athene te verbannen. -Ostracisme (2) - j) Grieks gebied dat buiten de grenzen van Griekenland lag. - Kolonies (2) -     a) Burgerrecht. Recht om mee te mogen beslissen in de Atheense volksvergadering. (2) b) Mythe. Een verhaal waarin goden een belangrijke rol spelen. (3) c) Ionische opstand. Opstand van de Griekse kolonies aan de turkse kust tegen de Perzische koning Darius I. (5) d) Oudheid. Periode tussen de uitvinding van het schrift en de val van het Romeinse Rijk. (1) e) Komedie. Toneelstuk met het doel het publiek te vermaken en aan het lachen te maken. (4)   1 - c2 - b3 - a4 - e5 - dTip: In je begrippenlijst staat vaak extra informatie schuingedrukt die nog wat meer vertelt over het begrip. Vraag je docent of je die extra uitleg voor de toets ook moet leren.   Dankzij de Grieken is veel kennis van de Oudheid bewaard gebleven omdat de Grieken hun eigen geschiedenis en die van landen om hen heen erg interessant vonden. Ze zochten en bewaarden veel bronnen over de geschiedenis en onderzochten die ook. Tip: Herhaal een deel van de vraag in je antwoord.   Griekenland bestaat uit een groot aantal kleine eilanden. Griekenland is een bergachtig land.   Door deze obstakels was het in de oudheid lastig voor de Grieken om contact met elkaar te hebben en ontstonden rond het jaar 1000 v. Chr. stadstaten.      a) Archimedes was een wetenschapper die zich vooral bezighield met wiskunde en natuurkunde. b) Pythagoras is vooral bekend als wiskundige. c) Hippocrates was een arts en heeft veel betekend voor de geneeskunde. d) Herodotus hield zich vooral bezig met geschiedwetenschap. Tip: Vond je deze vraag lastig? Lees 4.3.3 nog eens goed door.   Bouwkunst. De Griekse cultuur kent veel verschillende soorten bouwstijlen, zoals de Dorische, de Ionische en de Korinthische stijl. Vooral aan de tempels besteden de Grieken veel aandacht.  Beeldhouwwerk. Vooral van en voor hun goden. Deze beelden lijken veel op mensen. De Grieken hadden de goden nog nooit gezien dus gebruikten ze mensen als voorbeeld. Toneel. De Grieken hielden veel van toneel en voerden zelfverzonnen verhalen op in een theater. Is het een grappig toneelstuk: komedie. Is het een verdrietig toneelstuk: tragedie. Schilderkunst. Er zijn veel versierde vazen en muurschilderingen teruggevonden. Tip: Lees en bekijk 4.4.2 nog een keer goed om meer te weten te komen over de verschillenden soorten kunst, zoals uitleg en tekeningen over de bouwkunst en wat de Grieken op hun vazen schilderden.   De Perzen veroverden gebieden langs de Middellandse Zee, waar veel Griekse kolonies en handelsplaatsen lagen. Vooral griekse kolonies in Turkije hadden veel last van de Perzen want ze konden niet meer vrij handelen. Uiteindelijk kwamen een paar van deze Griekse stadstaten daar in opstand tegen de Perzische koning (Darius I). Deze opstand wordt de Ionische opstand genoemd. a) Monarchie.  “Ik kan alles zelf beslissen, ik kom uit een rijke familie. Na mijn dood gaat mijn positie over naar mijn zoon.” b) Aristocratie. “Samen met andere rijke mensen heb ik het bestuur in handen. Onze macht is verdeeld over meerdere personen of families.”  c) Tirannie.  “Ik heb met geweld de macht overgenomen, maar ik regeer niet persé slecht of wreed.” d) Democratie.  “Ik woon in Athene en ik heb burgerrecht en mag dus meebeslissen in het bestuur van de stadstaat.” Tip: vond je deze vraag lastig? Lees paragraaf 4.2.2 nog een keer goed door.   Socrates was één van de belangrijkste filosofen. Hij probeerde door na te denken meer wijsheid te krijgen. Socrates vertelde aan iedereen dat hij niet meer in de goden van Athene geloofde.     In deze afbeelding zie je duidelijk Griekse zuilen en bogen. Een kenmerk van de Griekse bouwkunst. De Romeinen gebruikten deze vorm van Griekse bouwkunst voor de bouw van het Colosseum in Rome. a) Alexander III staat ook wel bekend als ‘de Grote’. b)    Alexander III Veroverde als legerleider veel gebieden. Alexander III stichtte een groot aantal steden die hij vaak naar zichzelf vernoemde. In deze steden speelde handel en wetenschap een grote rol. Alexander III verspreidde het hellenisme. Hij verspreidde de Griekse cultuur, maar nam zelf ook veel van de perzische cultuur over.