Nova NaSk1 4e ed - Hoofdstuk 2 - Elektriciteit oefentoetsen & antwoorden

Grootheid Symbool Eenheid Symbool Stroomsterkte I Ampère A Vermogen P Watt (of kiloWatt) W of kW Spanning U Volt V Energieverbruik E KiloWattuur kWh Tijd t uur u   Je meet de stroomsterkte met een stroommeter (of Ampèremeter) en je sluit deze in serie aan.   Bruine draad: fasedraad Blauwe draad: nuldraad Zwarte draad: schakeldraad   Er ontstaat kortsluiting wanneer de fasedraad contact maakt met de nuldraad. De weerstand wordt dan heel laag, waardoor de stroomsterkte heel groot wordt.   Er zijn te veel apparaten aangesloten op één groep, waardoor de stroomsterkte te groot wordt.   Het vermogen (P) in Watt bereken je door de spanning (U) in Volt te vermenigvuldigen met de stroomsterkte (I) in Ampère.  P = U x I   Het energieverbruik (E) in kiloWattuur (kWh) reken je uit door het vermogen (P) in kiloWatt te vermenigvuldigen met de tijd (t) in uren. E = P x t   Een zekering schakelt uit wanneer er te veel apparaten zijn aangesloten op een groep en daardoor de stroomsterkte te hoog (= hoger dan 16A) is geworden.   Een aardlekschakelaar schakelt uit wanneer er stroom ‘lekt’. De inkomende stroomsterkte wijkt af van de uitgaande stroomsterkte.  a) 100 mA = 0,01 A b) 5.000 mA = 5 A c) 0,6 A = 600 mA d) 0,07 A = 70 mA   a) deze apparaten zijn parallel geschakeld. b) Als ze in serie geschakeld zouden zijn, dan zou alles uitvallen, wanneer je één apparaat uit zou zetten.   De standaard formule is P = U x I (vermogen = spanning x stroomsterkte). Als je deze formule omzet, wordt het I = P / U (stroomsterkte = vermogen / spanning)   Omdat er in de badkamer vaak vocht aanwezig is, en dit je huid vochtig maakt. Hierdoor wordt de contactweerstand lager en kan er een grotere stroom door je lichaam lopen.    De wasmachine en de droger moeten geaard zijn, omdat deze een metalen buitenkant hebben. Om ervoor te zorgen dat de buitenkant niet onder stroom kan komen te staan, moet de stekker geaard zijn.  a) Als je de stroomsterkte door lampje A wil weten, moet de stroommeter in serie geschakeld zijn. Dat betekent dat je de stroommeter kunt plaatsen op plek 1, 2 en 9. b) Als je de stroomsterkte door lampje B wil weten, moet de stroommeter in serie geschakeld zijn. Dat betekent dat je de stroommeter kunt plaatsen op plek 4, 5 of 6. c) Als je de stroomsterkte door lampje C wil weten, moet de stroommeter in serie geschakeld zijn. Dat betekent dat je de stroommeter kunt plaatsen op plek 4, 5 of 6. d) Als je de stroomsterkte door lampje D wil weten, moet de stroommeter in serie geschakeld zijn. Dat betekent dat je de stroommeter kunt plaatsen op plek 3, 7 en 8.   De stroommeter geeft op de volgende plekken hetzelfde aan. Op plek 1,2 en 9 Op plek 4,5 en 6 Op plek 3,7 en 8   De grootste stroom gaat door lampje A, daarna D en dan B en C.    Wanneer de schakelaar open gaat, kan er geen stroom meer lopen door lampje D en zal deze dus uitgaan.    a)  Gegeven: Spanning (U) = 230 Volt en vermogen (P) = 5 Watt Gevraagd: Stroomsterkte (I) in Ampère Formule: I = P / U Invullen: I = 5 / 230 = 0,0217 Ampère = 21,7 mA b)  Gegeven: Spanning (U) = 230 Volt en vermogen (P) = 12 Watt Gevraagd: Stroomsterkte (I) in Ampère Formule: I = P / U Invullen: I = 12 / 230 = 0,0522 Ampère = 52,2 mA c) De weerstand bereken je met R = U / I (spanning / stroomsterkte). Bij gelijke spanning, gaat het om de stroomsterkte. Een lagere stroomsterkte zorgt voor een hogere weerstand. In dit geval heeft de Iphone een lagere stroomsterkte en dus de hoogste weerstand.    a) 1 kW = 1000 Watt Dus 0,2 Watt = 0,2 / 1000 = 0,0002 kW b) 1,8 x 0,25 =  € 0,45. Per oplader ben je dus 45 cent kwijt.    a)  Gegeven lamp 1: Spanning (U) = 6,0 Volt en Stroomsterkte (I) = 0,5 A Gevraagd: Vermogen (P) in Watt Formule: P = U x I Invullen: P = 6,0 x 0,5 = 3,0 W Gegeven lamp 2: Spanning (U) = 6,0 Volt en Stroomsterkte (I) = 0,25 A Gevraagd: Vermogen (P) in Watt Formule: P = U x I Invullen: P = 6,0 x 0,25 = 1,5 W b) Lamp 2 heeft het laagste vermogen en dus de hoogste weerstand. c) Lamp 1 brand het felst, want die heeft het grootste vermogen.   a)  Gegeven: Vermogen (P) = 3000 W = 3,0 kW en tijd = 1,5 uur. Gevraagd: Energieverbruik (E) in kWh Formule: E = P x t Invullen: E = 3,0 x 1,5 = 4,5 kWh b) Bij de vorige vraag heb je het energieverbruik berekend voor 1x 1,5 uur. Als deze 2x keer per week aan staat een heel jaar lang, wordt de tijd dus anders. Gegeven: Vermogen (P) = 3000 W = 3,0 kW en tijd = 1,5 x 2 (dagen) x 52 (weken) = 156 uur. Gevraagd: Energieverbruik (E) in kWh Formule: E = P x t Invullen: E = 3,0 x 156 = 468 kWh c)  468 x 0, 25 = € 117