BuiteNLand 4e ed
- Hoofdstuk 3 - Klimaat
oefentoetsen & antwoorden
4e editie
Klas 1|Vwo
Deze toets behandelt de volgende onderwerpen: Klimaat, weer, klimaatfactoren, waterkringloop, neerslag, klimaatverandering, meteorologie, weerselementen, tropisch klimaat, woestijn klimaat, gematigd klimaat, zeeklimaat, landklimaat, poolklimaat.
Toets Aardrijkskunde
BuiteNLand 4e ed
Online maken
Toets afdrukken
Rondom de evenaar, op lage breedte, vind je een tropisch regenwoudklimaat.
Toevoeging: het is hier altijd nat en warm (+18°C).
Lage breedte.
Toevoeging: met lage breedte bedoelen we de breedtegraden dicht bij de evenaar, oftewel dichtbij 0°. Hieronder vallen bijvoorbeeld 20° N.B., maar ook 20° Z.B. Met hoge breedte bedoelen we breedtegraden dichter bij de noord- en zuidpool, dus in de buurt van 90° N.B. en 90° Z.B.
Op hogere breedte vallen de zonnestralen schuin in op de aarde en moeten ze dus een groter gebied verwarmen met dezelfde hoeveelheid energie als bij de evenaar.
Op hogere breedte leggen zonnestralen een langere weg af door onze dampkring heen dan bij de evenaar. Hierdoor verliezen ze al veel energie (warmte) tijdens de lange tocht door de dampkring.
Wanneer je 1000m stijgt, zal de temperatuur 6°C zakken.
Toevoeging: oftewel als je 100m stijgt daalt de temperatuur 0,6°C. Dit is een regeltje dat je uit je hoofd moet leren.
‘’Op 21 maart begint de lente, en staat de zon recht boven de evenaar. Op 21 juni begint de zomer en staat de zon recht boven de Kreeftskeerkring (23,5° N.B.) Op 21 september begint de herfst en staat de zon recht boven de evenaar. Op 21 december begint de winter en staat de zon recht boven de steenbokskeerkring (23,5° Z.B.)’’
a) Waterdamp.
b) IJs.
c) Condensatie.
Zuidwesten.
Smog is een opeenhoping van luchtverontreiniging bij windstil weer.
Toelichting: in Nederland staat vaak wel wind, dus is de smog snel weer weg. Het is slecht voor je gezondheid (luchtwegen), dus het is goed dat de smog in Nederland snel weg is.
Drie van de volgende vier antwoorden:
Temperatuur
Neerslag
Windrichting
Luchtdruk
a) Als lucht opstijgt (door opwarmde lucht) ontstaat er aan het aardoppervlak een tekort aan lucht. De lucht drukt hier dus minder hard op het aardoppervlak, kortom er is hier een lagedrukgebied.
b) Depressie.
De seizoenen ontstaan doordat de aarde in 365 dagen rondom de zon draait. Omdat de aardas schuin staat (23,5°) zal er om het half jaar een ander halfrond richting de zon staan. In de zomer is dit het noordelijk halfrond, in de winter is dit het zuidelijk halfrond.
Dag en nacht ontstaan doordat de aarde in 24 uur tijd om zijn eigen as draait. Hierbij is het dus zo dat ongeveer 12 uur lang één kant van de aarde naar de zon toe staat (dag) en vervolgens dit gedeelte ongeveer 12 uur van de zon af staat (nacht).
De korte waterkringloop heb je het alleen over water dat direct verdampt boven zee, condenseert boven de zee, wolken vormt, en weer terug regent in de zee.
Bij de lange waterkringloop legt water een langere weg af. Het wordt door wolken meegenomen naar het land, waar het zal regenen of sneeuwen. Een waterdruppel kan in een gletsjer terechtkomen, in het grondwater terechtkomen, door planten worden opgenomen, of door rivieren worden afgevoerd terug naar zee.
Stuwingsregen.
Toelichting: het is bergachtig, waterdamp wordt door de wind dus omhoog gestuwd tegen de berg op. Terwijl het omhoog gaat koelt het (verder) af, en zal de lucht gaan condenseren → je krijgt druppels → wolken → en regen.
a) In de winter zal de temperatuur zakken, het wordt extra koud met een oostenwind.
b) In de zomer zal de temperatuur stijgen, het wordt extra warm met een oostenwind.
Toelichting: realiseer je dat een oostenwind aan aflandige wind is. Deze komt van het land af (Duitsland en Polen). Land warmt sneller op en koelt sneller af dan water.
Dit betekent dat in de winter het land erg koud is, en de wind die hier overheen waait ook erg koude lucht meeneemt, dus wordt het extra koud in Nederland.
Dit betekent dat in de zomer het land erg warm is, en de wind die hier overheen waait ook erg warme lucht meeneemt, dus wordt het extra warm in Nederland.
a) Temperatuur (vanwege het verschil in breedteligging zal Maastricht warmer zijn.
b) Neerslag (vanwege het verschil in hoogteligging zal Zuid-Limburg natter zijn).
c) Wind (omdat het aan de kust harder waait zal het in zeeland krachtiger waaien).
Bij een warmtefront is het warme lucht die op koude lucht botst (en de warme lucht stijgt op en schuift over de oude lucht heen).
Bij een koufront is het koude lucht die op warme lucht botst. De koude lucht duwt zich onder de warme lucht en de warme lucht wordt gedwongen recht omhoog te stijgen.
Uiteindelijk zal bij een warmtefront een langgerekte zone van lichte neerslag ontstaan, omdat de warme lucht over een lang/groot gebied over de koude lucht trekt. Bij een koufront zullen hevige buien met veel neerslag zich ontwikkelen, omdat de warme lucht vooral omhoog gaat en zich niet over een groter gebied verspreid.
1 = woestijnklimaat
2 = tropisch klimaat
3 = gematigd klimaat (zeeklimaat)
4 = poolklimaat
‘1’ is een woestijnklimaat, ‘4’ een poolklimaat. Dit komt vooral door het verschil in hoogteligging. De Himalaya (gebied ‘4’) is een gebergte tot ruim 8km hoogte. Hoe hoger, hoe kouder, dus daarom kom je daar een poolklimaat tegen.
De bovenste 4 (dichtbij de noordpool) heeft in de zomer héél lang licht, soms wel 24 uur per dag, omdat dit gedeelte van de aarde dan naar de zon staat toegekeerd. Terwijl dit gedeelte een half jaar later heel donker is (soms wel 24 uur per dag).
De onderste 4 (de Himalaya, op lagere breedte), heeft minder verschil in de lengte van dag en nacht tussen de seizoenen.
a) 7°C
b) 2,2°C
Toelichting:
a) op zeeniveau is de temperatuur 19°C. Je kent de regel dat het per 1000m stijgen 6°C kouder wordt. 2000m stijgen betekent dus 12°C kouder. 19-12 = 7°C.
b) Je stijgt vervolgens nog 800m meer. Per 100m wordt het 0,6°C kouder. 8x0,6 = 4,8. 7-4,8 = 2,2°C
a) Loefzijde.
b) Lijzijde en regenschaduw (dit betekent hetzelfde).
c) Als de wind in dit geval vanuit het westen komt, wordt de lucht links van de berg omhoog gestuwd. De lucht stijgt op → daar is het kouder → lucht condenseert → waterdruppels vormen wolken → het gaat regenen.
Aan de achterzijde (rechterkant) van de berg kan de lucht weer dalen. Dalende lucht warmt op → warme lucht kan meer waterdamp bevatten (gasvormig water) → de wolken lossen dus op → het is droog.
Een mogelijk goed antwoord is:
Nederland ligt aan zee, terwijl grote gedeeltes van Canada niet aan zee liggen. Nederland heeft hierdoor een matigend effect van de zee, waardoor onze temperaturen nooit erg laag zullen worden.
Nederland ligt aan een warme zeestroom (de Golfstroom) waardoor de wind die hier overheen waait ook warmer zal zijn dan de wind die bij Canada waait (daar is een koudere zeestroom).
In Nederland hebben wij vooral een aanlandige wind, vanaf zee dus, waardoor zeker in de winter de temperaturen niet zo ver zullen dalen. In Canada is er voornamelijk een aflandige wind, waardoor grote gedeelte van het land erg koud kunnen worden, zeker in de winter.
Toelichting: een antwoord dat in gaat op de breedtegraad is fout. Het is namelijk een feit dat we op dezelfde breedtegraad liggen, dus dan kan dat geen verklaring zijn voor een verschil in temperatuur.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.