New Interface LRN-Line deel A+B
- Hoofdstuk 2 - Creativity
oefentoetsen & antwoorden
LRN-line
Klas 3|Havo
In deze oefentoets worden de volgende onderwerpen behandeld:
vocabulary unit 2
phrases unit 2
grammar unit 2
present perfect
present simple vs present perfect
present simple
present continuous
present simple vs present continuous
gerund (werkwoord dat eindigt op -ing dat gebruikt wordt als zelfstandig naamwoord)
must / have to / should / ought to
Toets Engels
New Interface LRN-Line deel A+B
Online maken
Toets afdrukken
a) section (4)
b) potential (1)
c) tune (2)
d) casual (6)
e) insight (3)
f) express (to) (7)
g) lampshade (1)
h) cushion (4)
i) resemble (to) (6)
j) thick (3)
k) naughty (7)
l) bother (to) (2)
m) fiddle (to) (6)
n) textile (1)
o) knit (to) (3)
p) perform (to) (2)
q) renovate (to) (4)
r) craft (3)
s) ignore (to) (7)
t) drift (to) (6)
u) petition (7)
v) shelving (1)
w) jot down (to) (2)
x) get hold of (to) (4)
a) emerald
b) light bulb
c) junk
d) cardboard
e) employee
f) property
g) smile
h) improvement
a) For me, that’s not a great idea.
b) I could do with some advice, though.
c) I’d like to know whether ...
d) The next step is to ...
e) We could always try renovating it ourselves, couldn’t we?
f) She is so friendly and kind-hearted.
g) You should all have a look at it before deciding.
h) I reckon you should ...
i) The way I see it, hard work is just what you need!
j) I’ve got a favour to ask.
k) You have to keep in mind that we couldn’t remove it.
l) They do an open mic night every Friday.
m) Instead of just painting the other walls, why don’t you try to make them more personal?
n) Why don’t I help you with it?
o) What sort of place is it?
a) Je gebruikt de present perfect als je wilt zeggen dat:
iets is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer.
iets in het verleden is begonnen en nog steeds doorgaat.
iets in het verleden is gebeurd waarvan je nu het resultaat ziet.
iets net of nog niet is gebeurd.
b) Vijf van de volgende: since, for, in, just, lately, recently, yet. (ook never, ever, already, maar deze staan niet in het boek).
c) Je gebruikt de present simple als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt. Ook gebruik je de present simple bij feiten.
d) Vijf van de volgende: always, never, often, usually, regularly, sometimes, hardly ever (aan deze woorden kun je ook zien dat het gaat om hoe vaak iets voorkomt, het zijn bijwoorden van frequentie)
e) Voor een ontkenning in de present simple gebruik je don’t (I, you, we, they) of doesn’t (he, she, it) en het hele werkwoord. Uitzondering: to be / have got.
f) Bij een vraag in de present simple begin je met do (I, you, we, they) of does (he, she, it), dan volgt het onderwerp van de zin, en het hele werkwoord. Uitzondering: to be / have got.
Tip: Zorg dat je ook altijd de regels kent die in het boek staan. Vooral de regels die over de verschillende tijden gaan. Als je deze regels uit kunt leggen, is het ook makkelijker om ze toe te passen. Deze vragen gaan over grammar
a) have just escaped
b) Have you passed
c) has worked
d) hasn’t seen
e) have had
Tip: de present perfect maak je met has/have + voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord maak je met werkwoord+ed / het derde rijtje van de onregelmatige werkwoorden (uit je hoofd leren). In deze zinnen zie je ook veel signaalwoorden van de present perfect (just, since, yet, never). Grammar
a) has met → present perfect want just, net gebeurd.
b) is → present simple want feit
c) has rained → present perfect, in verleden begonnen en nu nog bezig.
d) have lived → present perfect, in verleden begonnen en nu nog bezig, ik woon er nog steeds.
e) cycles → present simple, want regelmatig, iedere ochtend. Let op de S op het einde (want she)
Tip: de present perfect maak je met has/have + voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord is het werkwoord+ed bij regelmatige werkwoorden. De onregelmatige werkwoorden staan in een lijst die je uit je hoofd moet leren. De present perfect gebruik je als je wilt zeggen die iets is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer; iets in het verleden is begonnen en nog steeds doorgaat (since, for, in); iets in het verleden is gebeurd waarvan je nu het resultaat ziet; iets net of nog niet is gebeurd (just, lately, recently, yet). De present simple is het hele werkwoord bij I, you, we en they (play). Bij he, she en it komt er een +s achter het werkwoord (plays). Je gebruikt de present simple als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt. Ook gebruik je de present simple bij feiten. In de zin staan dan vaak woorden als: always, never, often, usually, regularly, sometimes, hardly ever. Grammar
a) don’t work
b) buys
c) opens
d) Do you like
e) read
Tip: Tip: bij deze opdracht moet je de present simple invullen. De present simple maak je door het hele werkwoord te gebruiken (dus eigenlijk hetgene wat er al staat). Bij he/she/it zet je een -s achter het werkwoord; dit heet ook wel de shit-regel. Bij vragen begin je met do (I, we, you, they) of does (he, she, it), je gebruikt daarna altijd het het hele werkwoord (dus ook bij he, she en it). Bij ontkenningen gebruik je don’t (I, you, we, they) of doesn’t (he, she, it), je gebruikt daarna altijd het hele werkwoord → grammar
a) is explaining
b) aren’t playing
c) is reading
d) are you doing
e) is fixing
Tip: de present continuous maak je met een vorm van to be (am / are / is) + werkwoord + -ing. Am gebruik je bij I; Are gebruik je bij you, we, they; Is gebruik je bij he, she, it. Let op bij vragen en ontkenningen. Bij een vraag gaat de vorm van to be naar voren (dus voor het onderwerp van de zin), bij een ontkenning voeg je het woord ‘not’ toe (am not, is not, are not). Grammar
a) am trying
Doordat er om stilte wordt gevraagd, is het duidelijk dat het om iets gaat dat nu aan de gang is. Je zou deze zin ook als een uitdrukking van irritatie kunnen zien, dan gebruik je ook de present continuous.
b) watches
Every day geeft aan dat het om een regelmaat gaat, daarom gebruik je de present simple.
c) Do they eat
Every Saturday geeft aan dat het om een regelmaat gaat, daarom gebruik je de present simple.
d) isn’t playing
right now, nu aan de gang, dus present continuous.
e) arrive
usually betekent meestal, en geeft dus ook een regelmaat aan. Je gebruikt de present simple in deze zin.Tip: zorg dat je goed de regels kent wanneer je de present simple en de present continuous moet gebruiken, maar dat je ook goed weet hoe ze eruit zien. De present simple gebruik je als het gaat om dingen die met een regelmaat gebeuren of bij feiten. De present continuous gebruik je bij dingen die nu aan de gang zijn → grammar
a) calling
for is een voorzetsels → daarna krijg je altijd een gerund.
b) working / to work
hate is verwoord waarna zowel de gerund als het het hele werkwoord gebruikt kan worden.
c) Finding
onderwerp van de zin → gerund.
d) to drive
e) washing
Tip: Er zijn werkwoorden waarna je altijd een gerund gebruikt (bv. avoid, consider, enjoy, finish, quit, miss). Er zijn een aantal werkwoorden waarna altijd een infinitief komt (bv. agree, choose, decide, want, forget, remember). Er zijn ook werkwoorden waarna zowel een gerund als een infinitief kan (bv. begin, continue, hate, like, love, start). De zin betekent hetzelfde. Ook kan je een gerund als onderwerp van de zin gebruiken en gebruik je een gerund na een voorzetsel. Het goed lezen van de zin en beide opties opnoemen in gedachten kan ook goed helpen! Grammar
a) must
b) don’t have to
c) should
d) have to
e) ought to
Tip: zorg dat je goed weet wat de verschillende precies betekenen. Dit kan je heel goed helpen. Soms zijn er ook wel meerdere opties goed, maar met de vertaling erbij zoals in deze opdracht is er eigenlijk maar steeds 1 goede optie. Grammar
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.