De Wereld Van MAX 2019 - Hoofdstuk 4 - Water oefentoetsen & antwoorden

Bij de korte waterkringloop komt het verdampte water weer direct in de zee terecht waaruit het verdampte. Bij de lange waterkringloop wordt waterdamp meegenomen door de wind, en zal het boven land uitregenen of sneeuwen en via rivieren of grondwater terugstromen richting de zee.   Duinen en zeewering (zeedijken en dammen)   De legenda, de schaal en de noordpijl   Een overzichtskaart geeft je een overzicht van topografische namen, oftewel bergen, rivieren, zeeën, buurlanden, plaatsnamen, wegen en spoorlijnen. Bij een thematische kaart hoeft dit helemaal niet het geval te zijn. Deze gaan juist over een bepaald thema/onderwerp. Bijvoorbeeld een kaart die de bevolkingsdichtheid in een land laat zien.   De waterscheiding   a) Meanderen b) In de buitenbocht is sprake van erosie, omdat de stroomsnelheid van het water hier hoog is en dus tegen de buitenbocht aan duwt en zand mee neemt. In de binnenbocht is sprake van sedimentatie, omdat de stroomsnelheid van het water hier laag is en er dus kans is voor de sedimenten om te sedimenteren (op de bodem te gaan liggen).   Gletsjers zijn ijsmassa’s die heel langzaam van een heuvel af glijden. Deze vind je in de bovenloop van een rivier (waar het nog erg koud is) Meanders zijn bochten in de rivier. Deze vind je in de benedenloop, omdat hier het water heel langzaam stroom. Het langzaamstromende water neemt stukjes van de zijkant van de rivier mee, en zal daardoor steeds een andere bocht maken.   Door klimaatverandering neemt de verdamping toe, waardoor er meer (zoet) water verdwijnt uit rivieren en meren.Door klimaatverandering zijn er gebieden waar het (veel) droger wordt, en er dus minder (zoet) regenwater valt.   Drie van de volgende antwoorden: Scheepvaart Recreatie Drinkwater Industriewater Water voor de landbouw   a) Als het water uit de zee verdampt (opstijgt), zullen alleen de waterdeeltjes opstijgen. Het zout blijft achter in de zee. Daarom blijft de zee zout, maar is het water /waterdamp in de lucht zoet, en de uiteindelijke wolken en regen dus ook zoet. b) met ontziltingsinstallaties. Water kan vloeibaar zijn, maar ook gasvormig (zoals waterdamp) of in vaste vorm (zoals ijs/gletsjers). De vloeibare vorm van water die je met het blote oog kunt zien noemen we oppervlaktewater. De vloeibare vorm die we niet direct kunnen zien noemen we grondwater. Van al het zoet water kunnen we overigens maar 1% echt gebruiken, omdat 69% zit opgeslagen in gletsjers/ijskappen en 30% zit opgeslagen in diep grondwater     Grondwater   Deze herken je als een verhoging in het landschap. Het is de top van een heuvel of berg. Dit is namelijk de plek waar regenwater/regendruppels moeten kiezen: val ik aan de ene kant van de berg of de andere kant van de berg. Oftewel in het ene stroomgebied, of in het andere stroomgebied. (De waterscheiding is de scheiding tussen twee stroomgebieden)   Cartograaf   De watervoetafdruk van vlees is het grootste van al het eten. Het gaat hierbij namelijk om de hoeveelheid water die nodig is om iets te produceren. Een salade/sla produceren kost de Nederlandse boer water, maar lang niet zoveel als de Peruviaanse boer aan zijn lama kwijt was. Die lama leeft namelijk een paar jaar, en drinkt al die jaren water. De lama eet voedsel. Dat voedsel moet ook weer verbouwd worden met water. Dat water is dus nodig geweest om de lama te kunnen voeden. Daarnaast is bij de verwerking van vlees en het transport van Peru naar Nederland ook nog veel water nodig. Kortom, het stuk lama-vlees heeft een veel grotere watervoetafdruk dan de tonijnsalade.   Stelling 1 is onjuist. Als het water bijvoorbeeld meteen de grond in trekt of meteen afstroomt, wordt er weinig water opgevangen. Als het vervolgens een tijd later even droog is, kan er al een tekort ontstaan. Stelling 2 is juist (via rivieren kan er alsnog genoeg water het gebied instromen bijvoorbeeld).   a) 1 cm is in werkelijkheid 0,5 km. (je moet 5 nullen eraf halen, of de komma 5 plaatsen opschuiven). b) 18,3 maal 0,5 = 9,15 km lang c) 0,5 km is 1 cm op de kaart. Je hebt nu een snelweg van 15 km in werkelijkheid. 15/0,5 = 30. 30 cm zal de snelweg op de kaart zijn.   Plattegrond   a) Door het bouwen van een stuwdam kan je water tegenhouden/opvangen. Hierdoor heb je een grote watervoorraad (het stuwmeer) dat je kan gebruiken voor bijvoorbeeld: Akkerbouw/landbouw/veeteelt Drinkwatervoorziening Water voor de industrie Het opwekken van stroom (met waterkrachtcentrales) b) Egypte zal hier niet blij mee zijn. c) Omdat Egypte in de benedenloop van de rivier de Nijl ligt. Oftewel, het water komt éérst door Sudan en daarna pas door Egypte. Als Sudan een stuwdam bouwt, zal veel water tegen gehouden worden en krijgt Egypte dus minder water.   a) 3 cm is in werkelijkheid 6m. Dit wil zeggen dat 1cm in werkelijkheid 6:3 =2 m is. Hoe noteer je dit? 1:200 (betekent 1cm = 200 cm). De schaal is dus 1:200 b) 0,9 maal 200 = 180cm, oftewel 1,8m.