Nectar 4e ed/FLEX - Hoofdstuk 3 - Onderzoek doen oefentoetsen & antwoorden

JuistOnjuist. Geslachtelijke voortplanting zorgt voor deze variatie. Bij ongeslachtelijke voortplanting ‘klonen’ organismen zichzelf en zijn de nakomelingen gelijk aan de ouder.Onjuist. Bacteriën zijn hier te klein voor (1-10 micrometer). De microscoop op school vergroot slechts 400x.Juist De volgende manieren kunnen worden genoemd:vacumerenvriesdrogensuiker of zout toevoegenconserveringsmiddelen toevoegentemperatuurbehandelingdoorstralen Cel 1 bevindt zich in plasmolyse want er verdwijnt veel water uit de vacuole en  er ontstaat ruimte tussen het celmembraan en de celwandCel 2 bevindt zich in grensplasmolyse want er gaat evenveel vocht uit de cel als dat er binnenkomt.Cel 3 bevindt zich in turgor, er komt namelijk meer water binnen dat er uit gaat en de cel staat op spanning.Cel 1 bevindt zich in een oplossing die hypertoon is ten opzichte van de cel, omdat water zich verplaatst naar de kant met de hoogste osmotische waarde.Cel 2 bevindt zich in een oplossing die isotoon is ten opzichte van de cel, er gaat namelijk evenveel water naar binnen als naar buiten omdat de osmotische waarde gelijk is.Cel 3 bevindt zich in een oplossing die hypotoon is ten opzichte van de cel, omdat water zich verplaatst naar de kant met de hoogste osmotische waarde. In een controle-experiment zijn de omstandigheden net als bij de experimentele groep, alleen ontbreekt hier de te onderzoeken variabele factor.In een beschrijvend onderzoek gaat het om het registreren van waarnemingen.De onafhankelijke variabele is de variabele waarvan de onderzoekers denken dat deze invloed heeft op het onderzoeksobject en die door de onderzoekers wordt veranderd en/of gemeten.  Argumenten vóór:er hoeft minder bestrijdingsmiddel gebruikt te worden omdat de maïs zelf het bestrijdingsmiddel maakt.de opbrengst van maïs stijgt, wat gunstig is voor de omzet van de boer.Argumenten tegen:de consument krijgt het middel tegen insectenvraat ook binnen omdat elke cel dit maakt.het gen (voor het maken van het bestrijdingsmiddel) kan in de natuur terecht komen waardoor schade aan insecten populaties kan ontstaan, met gevolgen voor het hele ecosysteem. Zowel bij I als bij II gaat het om ongeslachtelijke voortplanting, hier komen namelijk geen eicellen en zaadcellen samen. a-2. Door het toevoegen van zout (of suiker) wordt er vocht onttrokken aan microorganismen (door osmose). Hierdoor drogen ze uit en sterven ze uiteindelijk.b-1. De lage temperatuur zorgt ervoor dat microorganismen langzaam groeien (omdat enzymen niet optimaal werken) en daardoor minder snel voor voedselbederf zorgen.c-1. De gammastraling gaat dwars door de verpakking heen en dood de aanwezige schimmels zodat deze geen gifstoffen meer kunnen produceren. Bij transportkanaal A is sprake van passief transport. Hier gaan namelijk moleculen van een hoge concentratie naar een plek met een lage concentratie, diffusie dus. Bovendien is er geen ATP voor nodig.Bij transportkanaal B is sprake van actief transport. In de afbeelding is namelijk te zien dat hiervoor ATP nodig is. De probleemstelling luidt: de laatste tijd zijn meer gevallen van leukemie geconstateerd vergeleken met vroeger.De hypothese is in dit geval: de toename van leukemie hangt samen met de toegenomen radioactiviteit als gevolg van kerncentrales en kernproeven. De afhankelijke variabele is afhankelijk van het experiment dat gedaan wordt . In dit geval is dat de grootte van de kolonies. De onafhankelijke variabele hangt niet af van het experiment, dat is in dit geval de temperatuur.De afhankelijke variabele wordt altijd op de y-as gezet. Door natuurlijke selectie zullen er een aantal insecten zijn die wel bestand zijn tegen het gif in de plant. Deze zullen zich voortplanten en zodoende ontstaat er een populatie van insecten die bestand is tegen het gif in de transgene maïsplanten.  Nee, aan het feit dat de cellen een celwand hebben is niet af te leiden of het hier gaat om een schimmel of om een bacterie. Beiden hebben ze namelijk een celwand. Dat schimmels heterotroof zijn houdt in dat ze voor hun organische stoffen afhankelijk zijn van andere organismen. Autotrofe organismen zoals planten kunnen wel zelf hun organische stoffen maken.De schimmel neemt monosachariden op, dit zijn suikers. Deze suikers worden gebruikt als brandstof of dienen als bouwstof van andere organische stoffen. Links bovenaan in de afbeelding is te zien dat deze stoffen vanaf de plant de uitloper van de schimmel binnengaan. Onderzoeksvraag 1 is kan hiermee worden beantwoord. Als namelijk bak 1 met bak 3, en bak 2 met bak 4 worden vergeleken kan worden bekeken waar een blauw vrouwtje voor kiest en waar een rood vrouwtje voor kiest.Onderzoeksvraag 2 kan met deze opzet niet worden beantwoord. Het vrouwtje heeft namelijk de keuze tussen blauw en rood, dan is het maar de vraag met welk mannetje ze nakomelingen krijgt. Dit zou dus geen goede opzet zijn voor deze onderzoeksvraag.Onderzoeksvraag 3 kan wel worden beantwoord met deze opzet. Door te varieren met wit licht en geel licht kan de invloed van de kleur van mannetjes teniet worden gedaan. Als bak 1 met bak 2 en bak 3 met bak 4 worden vergeleken kan er een uitspraak worden gedaan of de kleur van de mannetjes invloed heeft op de partnerkeuze door de vrouwtjes.Onderzoeksvraag 4 kan niet worden beantwoord met deze opstelling. Als dit gedaan wordt is er nog een variabele in het spel, namelijk de kleur van het mannetje. Mogelijk krijgen blauwe mannetjes meer nakomelingen dan rode mannetjes. Dit zou dus geen betrouwbaar onderzoek zijn.  Hoe hoger de zoutconcentratie des te meer vocht wordt er aan de aardappelstaafjes onttrokken (door osmose), dus des te groter is de afname van het gewicht. Andersom is dit hetzelfde; hoe lager de zoutconcentratie hoe meer vocht de aardappelstaafjes opnemen en dus in gewicht toenemen. Bij een gelijke osmotische waarde (zoutconcentratie) blijven de aardappelstaafjes gelijk in gewicht). In onderstaande tabel zijn de juiste zoutconcentraties bij de juiste nummers van de bakjes gezet.BakConcentratie zoutoplossingGewichtsverandering16%7% afgenomen21%3% toegenomen34%4% afgenomen42%gelijk gebleven5½%5% toegenomen Bij deze grafiek is het ten eerste belangrijk te letten op het benoemen van de assen. De zoutconcentratie (onafhankelijke variabele) komt op de x-as en de gewichtsverandering (afhankelijke variabele) op de y-as. Verder heeft de grafiek een dalende lijn beginnend positief (gewichtstoename) en eindigend bij een hoge zoutconcentratie en een gewichtsafname. Zie onderstaand voorbeeld:    De gewichtstoename is het gevolg van het verplaatsen van water uit de zoutoplossing naar de aardappelstaafjes. Dit is het gevolg van osmose. Water gaat hierbij van een hoge concentratie naar een lage concentratie. (in de aardappelstaafjes was meer zout dus minder water vergeleken met de zoutoplossing). Het gaat hier om een beschrijvend onderzoek omdat er slechts een waarneming wordt gedaan. Dit noem je dus geen experimenteel onderzoek. Joost kan het best een staafdiagram gebruiken waarbij er twee staven zichtbaar zijn. Op de x-as komt jongen en meisje te staan. Op de y-as het aantal keer toiletbezoek. Er staat in de tekst dat uit de genetisch veranderde cellen complete individuen worden gekweekt. Deze cellen bevatten dus het volledige chromosomenpakket. Dit moet dus door mitose worden vermeerderd. Er komt bovendien geen bevruchting aan te pas, dus van meisose is geen sprake geweest. Door meiose ontstaan namelijk de geslachtscellen.