Op Niveau 3e ed/LRN-line deel A+B
- Hoofdstuk 4 - Taalverzorging 2
oefentoetsen & antwoorden
LRN-line
Klas 1|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Grammatica
Werkwoord en werkwoordsvormen
Zinnen en zinsdelen
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Spelling
Bijvoeglijk naamwoord
Meervoud van zelfstandige naamwoorden
Verkleinwoorden
Lettergrepen
Formuleren
Formeel en informeel taalgebruik
Zinsbouw
Taalbewustzijn
Vaktaal
Jongerentaal
Sociale media
Toets Nederlands
Op Niveau 3e ed/LRN-line deel A+B
Online maken
Toets afdrukken
a) Onjuist. Bijvoorbeeld: Ik heb je al te vaak gewaarschuwd. In deze zin hoort ‘’te’’ niet bij het wwg, omdat deze niet direct voor een ww. staat. Mijn moeder vroeg me de afwas te doen. In deze zin hoort ‘’te’’ wel bij het wwg.b) Juist. c) Onjuist. Het werkwoordelijk gezegde kan los staan van elkaar in de zin. d) Onjuist. Een zin heeft altijd minimaal een persoonsvorm en een onderwerp nodig. De tijdproef. Zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat dan verandert is de persoonsvorm.De getalsproef. Verander het getal van de zin, maak van het enkelvoud het meervoud of andersom, het werkwoord dat dan verandert is de persoonsvorm. Zin:pvvdinf1. Nederland is geëindigd op de twaalfde plaats in het medailleklassement. X 2. De spelers behaalden in totaal zestien medailles. X 3. Op de laatste dag van de Spelen kwam nog maar één Nederlander in actie. X 4. Dat zullen we nader moeten bepalen. X5. De Verenigde Staten hebben bij het volleybal gewonnen. X Tip: Kijk goed of er andere werkwoorden in de zin staan en wat hun functie is. Bepaal eerst wat de pv is. b) 5 zinsdelenDe voetbalsupporters zingen het clublied iedere zondag in het stadion.Pv / handeling: ZingenWie zingen? de voetbalsupportersWat zingen zij? het clubliedWanneer zingen zij? iedere zondagWaar zingen zij? in het stadion a) ow = zij, pv= looptb) ow = dat liedje, pv = kreegc) ow = Ajax, pv = speeltd) ow = De orkaan, pv = heefte) ow = Wij, pv = zijnf) ow = het bad, pv = isg) ow = Men, pv = hoopth) ow = De klimop, pv = doeti) ow = De onkosten, pv = zullenj) ow = Wie, pv = zit a) wg = at opb) wg = doe dichtc) wg = zou open durven te makend) wg = wordt mishandelde) wg = zijn aan het chillen a) Vanmorgen / heeft / het / hier / gesneeuwd.b) De leraar / las / het verhaal / nog een keer / aan de klas / voor.c) Morgen / vieren / we / het sinterklaasfeest / op school.d) Gisteren / ben / ik / met de trein / naar huis / gegaan.e) De doelman van de tegenstander / hield / alle ballen / tegen.f) Een 81-jarige automobiliste / reed / donderdag / met haar auto / een computerwinkel / binnen.g) De consumenten / hebben / Ikea / uitgeroepen / tot beste winkelketen van Nederland.Tip: Hoe pak je dit aan? 1. Zoek eerst de PV door de zin in een andere tijd te zetten. Het werkwoord dat verandert is de PV. 2. Verdeel de zin in zinsdelen: wat kun je voor de PV zetten? Zin:pvwwgow1. In het ziekenhuis worden patiëntendossiers zorgvuldig bijgehouden. wordenworden bijgehoudenpatiëntendossiers2. Hun rijke oom zal voor alle kleinkinderen cadeaus gaan kopen. zalzal gaan kopenHun rijke oom3. Zou je dat even voor mij na willen vragen? ZouZou na willen vragen(na hoort bij vragen à navragen)je4. De kleuter staat te huilen op de stoep. staatstaat te huilenDe kleuter5. Gooi jij je oude schoenen ook altijd weg? Gooi wegGooi wegJij (jij gooit weg)6. Let jij in de les wel goed op?Let opLet opJij We geven hieronder voorbeelden van mogelijke antwoorden. Er zijn verschillende zinnen mogelijk. Controleer of je de juiste betekenis van het woord in je zin hebt opgenomen.a) De artikelen zijn op tijd geleverd.b) Je zult wel prestaties moeten leveren om in de selectie te mogen spelen.c) Pim levert goede producten voor de prijs die hij vraagt. Snoep, goud en koffie zijn zogenoemde niet-telbare zelfstandige naamwoorden. Deze woorden kunnen niet in meervoud gebruikt worden omdat je ze niet in een hoeveelheid kunt uitdrukken. Andere voorbeelden zijn duisternis, muziek, nieuws, griep en nageslacht. Dan kan een woord niet verkeerd gelezen worden. Als je een bijvoeglijk naamwoord als voltooid deelwoord gebruikt, dan schrijf je het zo kort mogelijk. Let daarbij op dat de uitspraak wel correct moet zijn. Als een dubbele ‘t’ of ‘d’ nodig is voor de uitspraak, dan schrijf je die dus wel.Voltooid deelwoorden die eindigen op ‘en’ veranderen niet als je ze gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Vouwen (werkwoord) > gevouwen (voltooid deelwoord) > het gevouwen blaadje (bijvoeglijk gebruikt) a) Bureaus (als de uitspraak niet in gevaar komt, schrijven we een vaste ‘s. Dit gebeurt vaak bij woorden op -a, -o, -u, -i of -y waar een andere klinker voor staat. Dit verandert de uitspraak.In dit voorbeeld staat voor de -u een -ea, die je uitspreekt als -oob) Zeeën (Je plakt -ën achter woorden die eindigen op -ee.)c) Fotografen (langere woorden op -aaf en -oof houden de ‘f’ in het meervoud. )d) Technici (Woorden die eindigen op -us en -um komen uit het Latijn en krijgen een andere vorm in het meervoud. Ze eindigen vaak op -a, -ums of -ici.)e) Lobby’s (Je plakt –’s achter het woord als deze eindigt op: -a, -o, -u, -i)f) Eiereng) Slimmeriken (Je schrijft 1 k als de klemtoon niet op ik valt:) a) Metalen (een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt BIJNA altijd op -en)b) Vergrote (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.)c) Gelande (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.)d) Verkende (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.)e) Opgevouwen (Als het voltooid deelwoord eindigt op -en, schrijf je het bijvoeglijk naamwoord ook met -en.)f) Opgekochte (Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.)g) Spectaculair (Als het woord een voor een het-woord staat, schrijf je geen -e.) a) Omaatje (Bij woorden die eindigen op een lange klinker moet je de klinker verdubbelen.)b) A4’tje (Je gebruikt ook een apostrof bij cijfer- en letterwoorden.)c) Cafeetje (Bij woorden die eindigen op een lange klinker moet je de klinker verdubbelen.)d) Poginkje (Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.)e) Wangetje (Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.)f) Tostietje (Bij woorden die eindigen op -i schrijf je -ietje.)g) Volleytje (Bij woorden met een klinker voor de y voeg je gewoon -tje toe) a) Slui-tenb) Baby-tjec) Enkel-voudd) Para-noïde of Parano-idee) Dop-erw-ten a) baby’sAls er voor de slot-y van een woord een medeklinker staat, volgt 's.b) cafésc) variërend) kiwi'se) deejaysAls er voor de slot-y van een woord een klinker staat, komt de 's' direct aan het woord vast, zonder apostrof.f) niveausg) zeeën Formeel taalgebruik is het gebruiken van de officiële taal. Dit doe je vooral in zakelijke berichten en gesprekken. Het tegenovergestelde is informeel of alledaags taalgebruik. Dat gebruik je als je communiceert met mensen die je goed kent. 1. Formeel2. Informeel3. Informeel4. Formeel5. Formeel6. Formeel7. Informeel8. Formeel Hier zijn meerdere antwoorden mogelijk. Een goed antwoord is kort, krachtig en zonder vage, omslachtige en ouderwetse woorden. Bijvoorbeeld: Wilt u voor uw eigen veiligheid rekening houden met de maximumsnelheid? Er zijn meerdere goede antwoorden mogelijk. Enkele voorbeelden:1. Die cursus kan ik je echt aanbevelen.2. De docent benadrukte dat motivatie belangrijk is bij het leren van een taal.3. Wat betreft de reiskostenvergoeding: die bedraagt 25 eurocent per kilometer.4. Als u akkoord gaat met dit voorstel, kunt u dat dan bevestigen?5. De huidige procedure werkt niet optimaal. De Nederlandse taal blijft zichzelf steeds vernieuwd. Vooral jongeren bedenken vaak nieuwe woorden die ze dan onderling gebruiken (straattaal). Deze woorden verspreiden zich door het land en de gebruikersgroep wordt steeds groter, waardoor dit langzaam onderdeel gaat worden van het Standaardnederlands. Bij vakjargon gaat dat niet zo. Deze vaktaal is voor buitenstaanders vaak lastig te begrijpen en zal dus minder snel overgenomen en verspreid worden. Hierdoor blijft vakjargon vaker binnen de eigen groep. 1. Lees een stukje terug of verder in de tekst. De context geeft vaak aanwijzingen over de betekenis van het moeilijke woord. 2. Kijk naar de delen van het woord. Een deel van het woord lijkt wellicht op een woord dat je al kent. 3. Kijk naar de afbeeldingen bij de tekst. Afbeeldingen kunnen je helpen om moeilijke woorden te begrijpen. 4. Zoek het woord op in het woordenboek. Hier is sprake van jargon, oftewel vaktaal. De woorden hebben allemaal te maken met de beroepsgroep ICT (computers). a) Hier is sprake van jongerentaal/straattaalb) De zin betekent: “Hoi vriend, hoe gaat het? Ik wil graag nieuwe voetbalschoenen.”c) Door gebruik te maken van straattaal heeft de maker een jong publiek willen aanspreken. Straattaal is immers een voornamelijk door jongeren gebruikte taal. Hier zijn soms meerdere antwoorden mogelijk. De meest gebruikte suggesties zijn:a) eerstb) toenc) mand) trouwene) fietsf) sportautog) sturen
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.