Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: wortels, wortelharen, stevigheid, vaatbundels, stengels, transport, bescherming, kruidachtige planten, houtachtige planten, stam, lentehout, zomerhout, jaarringen, voedingsstoffen, bladmoes, gaswisseling, opslag, bouw van het blad, aanpassingen bladeren, bouw van de bloem, nectar, tweeslachtig, eenslachtig, bloeiwijze, fotosynthese, verbranding, bladgroenkorrels, factoren.
Toets Biologie
10 voor Biologie
Online maken
Toets afdrukken
Het opnemen van water en mineralen uit de bodem.Het vastzetten van de plant in de bodem.Het opslaan van reservestoffen in de verdikte delen van de wortel. Wortelknolletjes zijn verdikkingen in de delen van de wortel, waar de wortel de reservestoffen heeft opgeslagen, zodat de plant kan groeien als de omstandigheden beter worden. De zeefvaten vervoeren stoffen vanuit de stengels en bladeren verder de wortel in. (Dus van boven naar beneden). De stoffen zijn bouwstoffen waar de wortels van groeien en reservestoffen die daar worden opgeslagen. SchorsHoutvatenMergWortelhaar (wortelharen)Opperhuid
Bron afbeelding: Wikipedia - Wortelharen Transport = Het vervoeren van water, mineralen en voedingsstoffen via de houtvaten en de zeefvatenStevigheid = De stengel draagt de bladeren, de bloemen en de vruchten. Daarnaast kan het voorkomen dat de stengel lang en stevig moet zijn om licht te bereikenBescherming = Erg hard, waardoor deze niet makkelijk beschadigd of opgegeten kan worden. Beschermt tegen uitdroging. Soms hebben stengels stekels of brandharen. Voedingsstoffen = aanmaken van voedingsstoffen in de GROENE stengeldelen.Opslag = Opslag van reservestoffen, in een ondergrondse stengel. Q = Zeefvaten, R = Deelweefsel , S = HoutvatenDeelweefsel = Dit weefsel maakt steeds cellen bij, waardoor de stengel dikker wordt.Vaatbundels
Bron afbeelding: Examen VMBO GT/TL 2014 - I Uit een okselknop kan een zijstengel of zijtak met bladeren groeien. Soms kan er een bloemstengel met bloemen uit groeien. Maken van voedingsstoffen = Met behulp van zonne-energie, water en koolstofdioxide maken alle bladeren de hele dag door glucose, door het proces wat fotosynthese wordt genoemd.Zuigkracht = Door de verdamping van water in de bladeren, ontstaat er zuigkracht waardoor water met mineralen via de houtvaten, tegen de zwaartekracht in, omhoog stroomt. Gaswisseling = Via de huidmondjes wordt koolstofdioxide opgenomen en na het fotosyntheseproces (bij voldoende licht) verlaat zuurstof de bladeren weer via de huidmondjes.Bescherming = Bescherming tegen vraat door dieren. Dit kan door harde bladeren, kleine stekels, brandharen, giftige bladeren of juist hele gladde bladeren. Opslag = Opslag van reservestoffen om de winter te overleven. Dit wordt vaak in de vorm van een bol gedaan, zoals uien of tulpen. Opperhuid = Een heel dun laagje cellen, meestal zelfs maar één cellaag dik. Het blad wordt onder en boven bedekt met de opperhuid.Vetlaag = Zit aan de buitenkant, zorgt ervoor dat de plant niet uitdroogt.Palissadeparenchym = Het bestaat uit langgerekte cellen dicht tegen elkaar aan. Hier wordt glucose gemaakt.Houtvaten = Hier komen water en mineralen, vanuit de wortels, de bladeren in. Sponsparenchym = Hier liggen de cellen losser van elkaar en zijn er luchtholten. Hier wordt glucose gemaakt.Huidmondje = Een opening tussen twee opperhuidcellen. Deze cellen kunnen de opening groter of kleiner maken en zelfs sluiten. Hierdoor laat de plant meer of minder (of helemaal geen) waterdamp en gassen ontsnappen.Leertip: Als je onderdelen van een schematische tekening moet leren, zoek dan voor jezelf een “logische weg”. Start bij een blad bijvoorbeeld bij de bovenkant en vervolg dan de weg naar beneden. Dan kun je vervolgens op een toets ook van boven naar beneden alle onderdelen benoemen. Bron afbeelding: Examen VMBO GT/TL 2014 - I Dit zit aan de binnenkant van een blad. Het bestaat uit cellen die vol zitten met bladgroenkorrels, hier wordt glucose gemaakt. Bladmoes bestaat uit twee lagen, het palissadeparenchym en het sponsparenchym. Bladsteel, bladschijf, hoofdnerf, zijnerven en de bladrand. De manier waarop de bloemen in een plant gegroepeerd zijn. a = kroonblad, b = stempel, c = stijl, d = helmknop, e = helmdraad, f = vruchtbeginselstampermeeldraadBron afbeelding: Wikipedia - kievitsbloem De bloemen hebben extra kleurtjes, groefjes of donkere strepen aan de binnenkant van de kroonbladen. Het leidt de insecten naar de nectarklieren binnenin de bloem. 1= koolstofdioxide, 2 = water (met mineralen), 3 = (zon)licht, 4 = glucose, 5 = zuurstof.Toelichting: Belangrijk is dat koolstofdioxide, water en zonlicht aan de linkerkant van het = teken staan, en glucose en zuurstof aan de rechterkant van de =. De volgorde waarin je het opschrijft maakt verder niet uit. Door speciale stoffen, zoals cellulose en hout, die de cellen in hun celwanden inbouwenDoor het vasthouden van veel water, waardoor de cel stevig wordt. De omstandigheden die een rol spelen in een levensproces. Een hoofdwortel met zijwortels bestaat uit één grote wortel, waar hele kleine wortels van de hoofdwortel aftakken.Bijwortels betekent dat alle wortels even groot zijn en als een tros bij elkaar liggen. Kruidachtige planten hebben vaak zachte, groene stengels en zachte wortels. Ze krijgen hun stevigheid door middel van waterdruk.Houtachtige planten hebben meestal een stevige, bruine stengel, die ook wel stam genoemd wordt. De celwanden zijn verstevigd met houtstof, waardoor zij de stevigheid houden, ook als ze uitdrogen of sterven. Mogelijke antwoorden zijn:Dikke stengels; Cactussen gebruiken hun dikke stengels als opslagplaats voor water.Vette laag; Cactussen hebben een vette laag aan de buitenkant van de stengels dat beschermt tegen uitdroging.Bladvorm: klein in vergelijking met andere, de bladeren zijn opgerold in de vorm van stekels. Hierdoor verliest de plant minder water. Stekels: Zorgen voor bescherming van vraat (opeten door andere dieren) B. Letter Q. Dit is te herkennen aan het soort van “gezichtje” dat de vaatbundel maakt. P en R liggen allebei te ver naar de buitenkant van het blad, terwijl de vaatbundels juist goed beschermt liggen in het blad.Mogelijke antwoorden zijn;Lange, sterk vertakte wortels wortelstokken die diep in de bodem doordringen. In de tekst staat dat de bloemen van wilgen OF alleen meeldraden, OF alleen stampers hebben. Dit geeft aan dat het dus eenslachtig moet zijn. Verderop in de tekst staat dat er in de afbeelding helmhokjes en stuifmeelkorrels te zien zijn. Stuifmeelkorrels zijn geel en goed duidelijk in de afbeelding zichtbaar. Dit geeft aan dat het om het mannelijk geslachtsorgaan gaat. Het is dus antwoord A.Verspreiding vindt via insecten plaats. De insecten komen af op de sterke en zoete geur van de bloemen.
Bron afbeelding: onzenatuur.be - wilgenkatje Bij verbranding komt er energie vrij om bijvoorbeeld te groeien en bewegen. Hierbij wordt glucose en zuurstof omgezet in koolstofdioxide, water en energie. Bij fotosynthese wordt energie gebruikt om glucose te maken. Water en koolstofdioxide worden gebruikt om glucose en zuurstof te maken. Een kerstboom in een pot heeft een goede kluit, waarbij het wortelstelsel behouden is gebleven en dus minder kans loopt op uitdroging. Een kerstboom met een kluit in jute zak is uitgegraven, waardoor er kans is dat de wortels en wortelharen beschadigd zijn geraakt. Hierdoor is de kans groter dat de kerstboom onvoldoende water op kan nemen uit de grond als de boom herplant wordt. Door worteldruk worden nog enige tijd water en mineralen (die door de wortels zijn opgenomen) omhoog geperst. Omdat de boom is omgezaagd zal dit te zien zijn als druppels op de boomstronk.2006. Je telt vanaf 2000 naar boven en kijkt dan naar de donkerbruine kringen.Je kunt aan de jaarringen zien of een boom slecht heeft gegroeid, als de bruine gedeelte van de jaarring dunner is. Mogelijke antwoorden zijn dus: 1989, 1991, 1994, 1995 en 2003
Bron afbeelding: Wikipedia - Jaarringen Pijnboom Via de huidmondjes wordt zuurstof in de plant en koolstofdioxide uit de plant vervoerd. Als de huidmondjes aan de onderkant van het blad zouden zitten, dan zou het water dit tegen houden. Daarom zitten de huidmondjes aan de bovenkant van het blad.
Bron afbeelding: Examen VMBO-GL en TL 2013 - I Het plantje heeft fotosynthese door het licht en zal dus koolstofdioxide gebruikten. De hoeveelheid koolstofdioxide in water neemt af, waardoor het water paars wordt.Antwoord C. Er kan in 2 geen fotosynthese plaatsvinden omdat er geen licht bij kan komen. De verbranding gaat wel gewoon door, totdat alle reservestoffen op zijn.
Bron afbeelding: Examen VMBO GT/TL 2004 - II
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.