Integraal in Balans 2e ed - Bedrijfseconomie en ondernemerschap
- Hoofdstuk 2 - Winst en verslaggeving
oefentoetsen & antwoorden
2e editie
Klas 2-3|Havo/vwo
Deze toets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: kosten en opbrengsten, winstberekeningen, break-even, jaarrekening en informatievoorziening.
Toets Economie
Integraal in Balans 2e ed - Bedrijfseconomie en ondernemerschap
Online maken
Toets afdrukken
a) Het verschil tussen een handelsonderneming en een industriële onderneming is dat een handelsonderneming producten koopt en deze producten in dezelfde staat verkoopt. Industriële ondernemingen maken van ingekochte grondstoffen en halffabrikaten nieuwe producten.Er vindt een omvormingsproces plaats. Dat wil zeggen dat er met behulp van grondstoffen, mensen en machines iets nieuws wordt gemaakt.Let op: om het verschil tussen de twee soorten ondernemingen duidelijk te maken, moeten beide ondernemingen worden genoemd, met het kenmerkende verschil ten opzichte van de ander.Dus een antwoord als: “een handelsonderneming koopt producten en verkoopt deze producten in dezelfde staat en een industriële onderneming doet dat niet” is onvolledig.b) Drie manieren van omzet berekenen bij dienstverlenende ondernemingen:Per gewerkt uur. Zoals bij een advocatenkantoor.Per periode. Zoals bij ondernemingen die ruimte verhuren.Per product. Zoals bij de tandarts of een ondernemer die een huis bouwt.c) Er is een verschil tussen opbrengsten en ontvangsten als je jouw klanten later (of eerder) laat betalen. Je ontvangt dan bijvoorbeeld in februari een deel van de opbrengst die is gemaakt in januari. Jouw ontvangsten in een bepaalde periode kunnen dan ook afwijken van je opbrengst (omzet) in die periode.d) Kosten van ondernemingen:kosten van ingekochte goederen en materialenpersoneelskostenafschrijvingskostenkosten van diensten van derdeninterestkosten kosten van belastingen a) De jaarrekening van een onderneming bestaat uit de balans, de winst-en-verliesrekening en een toelichting op beide.b) De interne verslaggeving wordt opgesteld voor directie en het management. Interne verslaggeving is het opstellen van informatie voor gebruik binnen de organisatie. De fiscale verslaggeving wordt opgesteld voor de belastingdienst. De externe verslaggeving wordt opgesteld voor de aandeelhouders. a) Afschrijving = 12% x € 180.000 = € 21.600.b) Restwaarde = € 180.000 – (8 x € 21.600) = € 7.200. a) Verkoopprijs exclusief btw = € 60,98 / 121 x 100 = € 50,40 b) Inkoopprijs exclusief btw = € 50,40 / 140 x 100% = € 36,-c) Te betalen btw: € 60,98 - € 50,40 = € 10,58Te vorderen btw: € 36 x 0,21 = € 7,56Af te dragen btw = € 3,02
Of: 21% x (€ 50,40 - € 36,-) = € 3,02
d) Verkoopprijs inclusief btw = (€ 36,- + € 18,-) x 1,21 = € 65,34 a) De brutowinst is 40% van de inkoopprijs. De inkoopprijs is dus 100%. De verkoopprijs is dan 100% + 40 % = 140%. De verkoopprijs is € 140. Als € 140 gelijk is aan 140%. Dan is de inkoopprijs € 140 / 140 x 100% = € 100.b) Omzet is verkoop prijs x afzet = € 210 x 2.000 = € 420.000Inkoopwaarde van de omzet is inkoopprijs x afzet = € 100 x 2.000 = € 200.000 -Brutowinst = € 220.000Loonkosten € 40.000Verkoopkosten € 16.400Afschrijvingskosten € 9.800Algemene kosten € 12.000 + = € 78.200 -Resultaat voor belastingen = € 141.800 a) Met 40 arbeidskrachten worden 860.000 producten per jaar geproduceerd. Dat is een gemiddelde arbeidsproductiviteit van 21.500 (860.000 / 40) producten.b) De totale loonkosten bedragen € 1.210.000,- (40 × 25.000 x 1,21). Verdeeld over 860.000 producten is € 1,40697 (€ 1.210.000,- / 860.000) per product.c) Loonkosten in 2021 per product zijn € 1,40697 × 1,015 = € 1,42808. Productie per persoon (arbeidsproductiviteit) in 2021: 21.500 producten × 1,034 = 22.231 producten. Loonkosten per persoon in 2021: 22.231 producten × € 1,42808 = € 31.747,68Tip: andere berekening.Loonkosten per persoon = loonkosten per product × arbeidsproductiviteitLoonkosten per persoon = 1,015 × 1,034 = 1,04951In euro’s = € 25000 x 1,21 (sociale lasten) × 1,04951 = € 31.747,68 a) De grondstoffen en hulpstoffen zijn variabel en de helft van de loonkosten (€ 40.000 / 2 = € 20.000). De variabele kosten per stuk (GVK) zijn 10 + (€ 20.000 / 20.000 stuks) = € 11.b) De afschrijvingskosten van de machine per jaar zijn € 400.000 / 5 jaar = € 80.000. De loonkosten zijn voor de helft constant: € 40.000 / 2 = € 20.000. De totale constante kosten (TCK) per jaar zijn € 80.000 + € 20.000 = € 100.000.c) Bij het break-even punt is de totale opbrengst gelijk aan de totale kosten:TO = TK23,5q = 11q + 100.00023,5q -11q = 100.00012,5q = 100.000q = 100.000 / 12,5 = 8.000 = break-even afzetDe break-even omzet is verkoopprijs x break-even afzet = € 23,50 x 8.000 = € 188.000.Of:Break-even afzet = TCK / dekkingsbijdrage = 100.000 / (23,5 – 11) = 8.000.Break-even omzet = verkoopprijs x break-even afzet = € 23,50 x 8.000 = € 188.000.
d) Totale opbrengst (TO) = 20.000 × € 3,50 = € 470.000Totale constante kosten (TCK) = € 100.000Totale variabele kosten (TVK) = 20.000 × 11 = € 220.000 +Totale kosten (TK) = € 320.000 -Totale (maximale) resultaat = € 150.000
e) Bij stilleggen van de productie is er een verlies van € 100.000, omdat de totale constante kosten € 100.000 zijn. Na de prijsstijging zijn de variabele kosten per stuk 20 + 1 = € 21. Dat is lager dan de opbrengst (€ 23,50) per stuk. Ieder extra product verbetert het resultaat met € 2,50 dus zal er maximaal geproduceerd moeten worden. Dan is er nog steeds een verlies van € 50.000 (100.000 – (20.000 × 2,50)), maar dat is beter dan een verlies van € 100.000. a)6 januari balansmutatiesVSB-bank - €5.700Crediteuren- €5.700 13 januari balansmutatiesVSB-bank- €600Eigen vermogen- €600 15 januari balansmutatiesDebiteurenVoorraad goederen + € - €2.0001.400Eigen vermogen + €600 18 januari balansmutatiesVoorraad goederen + €600Crediteuren + €600 20 januari balansmutatiesAuto - €6000Eigen vermogen - €6.00021 januari balansmutaties ABN-AmroEigen vermogen + € - €3.1003.100b) Balans per 31 januari 2022 Gebouw€ 560.000Eigen vermogen€ 280.300Auto€ 26.0006% Hyp. Lening€ 320.000Inventaris€ 19.600Te betalen interest€ 9.600Debiteuren€ 8.400Te betalen belasting€ 18.400Voorraad goederen€ 58.100Crediteuren€ 6.200VSB-bank€ 0ABN-Amro€ 39.300Kas€ 1.700 ____ € 673.800 € 673.800Toelichting: VSB- bank: 6.300 - 5.700 – 600 = 0Auto: 32.000 – 6000 = 26.000Voorraad goederen: 58.900 – 1.400 + 600 = 58.100Debiteuren: 6.400 + 2000 = 8.400Eigen vermogen: 289.400 – 600 + 600 – 6.000 – 3.100 = 280.300Crediteuren: 11.300 – 5.700 + 600 = 6.200 a) Balans per 31 december 2022Vaste activa Eigen vermogen Inventaris Overige vaste activa € 15.000€ 10.400Eigen vermogenResultaat voor belastingen€ 36.900€ 3.800Vlottende activa Lang vreemd vermogen VoorradenDebiteuren € 36.400€ 17.600Onderhandse lening o/g € 10.000 Liquide middelen Kort vreemd vermogen BankKas€ 3.800€ 200Crediteuren Te betalen belastingRekening-courant krediet bank Overige kortlopende schulden € 18.600€ 1.100€ 700€ 12.300 € 83.400 € 83.400Let op: zolang de winst over 2022 nog niet is verdeeld over degenen die er recht op hebben (belastingdienst eigenaren) staat het resultaat onder het kopje eigen vermogen op de balans.b) Winst- en verliesrekening over 2022:Omzet € 38.600Inkoopwaarde van de omzet € 21.500 -Brutowinst € 17.100Verkoopkosten € 2.200Magazijnkosten € 1.100Interestkosten € 4.000Afschrijvingskosten € 900Overige kosten € 5.100 + € 13.300 -Resultaat voor belastingen € 3.800 a) Door af te schrijven op inventaris wordt de inventaris minder waard. Eind 2021 is de inventaris € 10.000 waard. Als hierop € 2.000 wordt afgeschreven zou de inventaris eind 2022 € € 8.000 waard moeten zijn. De inventaris is eind 2022 echter € 15.000 waard. Dat betekent dat er door deze onderneming voor € 7.000 aan inventaris is bijgekocht.b) De current ratio wordt berekend met de formule:(vlottende activa + liquide middelen) / kort vreemd vermogenOp 31 december 2021 is de current ratio:(€ 20.000 + € 25.000 × € 1.300 + € 200) / (€ 20.000 + € 1.000 + € 5.500) = 1,75Op 31 december 2022 is de current ratio:(€ 30.000 + € 23.000 × € 1.500 + € 150) / (€ 25.500 + € 1.650 + € 7.500) = 1,58De current ratio is verslechterd.
c) Met de current ratio meet je de liquiditeit van een onderneming. Dat wil zeggen in welke mate een onderneming in staat is om kortlopende schulden terug te betalen.d) De solvabiliteit wordt berekend met de formule:Totaal vermogen / vreemd vermogen x 100%Op 31 december 2021 is de solvabiliteit:€ 256.500 / (€ 100.000 + € 40.000 + € 20.000 + € 1.000 + € 5.500) x 100% = 154,05%Op 31 december 2022 is de solvabiliteit:€ 269.650 / (€ 95.000 + € 40.000 + € 25.500 + € 1.650 + € 7.500) x 100% = 158,94%De solvabiliteit is verbeterd.
e) De rentabiliteit van het gemiddeld eigen vermogen wordt berekend met de formule:Resultaat / gemiddelde eigen vermogen x 100%De rentabiliteit van het gemiddeld eigen vermogen is:€ 12.000 / ((€ 90,000 + € 100.000) /2) x 100% =€ 12.000 / € 95.000 x 100% = 12,6%
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.