KERN Nederlands Taal & Cultuur
- Hoofdstuk C: 19 t/m 23 - Communicatie: Argumentatieleer
oefentoetsen & antwoorden
1e editie
Klas 4-5-6|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: overtuigen/retorica; argumentatiestructuren; argumentatieschema’s; logica.
Toets Nederlands
KERN Nederlands Taal & Cultuur
Online maken
Toets afdrukken
uitwerkinga. Je beroepen op wederkerigheid; juistb. Een dreigement uiten; onjuistc. Je gezag laten gelden; onjuistd. Zeggen dat anderen het ook doen; juiste. Je aardig voordoen; juistf. Zorgen dat iets uniek is; juistg. Iets succesvols vergelijken met jouw mening en die gelijkstellen; onjuisth. Laten merken dat er geen andere keus is; onjuisti. Aangeven dat dit de waarheid is omdat het al tientallen jaren zo is; onjuisttoelichtinga. Wederkerigheid hoort bij “quid pro quo”, ‘voor wat hoort wat’, oftewel: als jij iets voor een ander doet, zal hij iets voor jou terug willen doen. b. een dreigement is een drogreden. Dit is een ”argumentum ad baculum” en dat mag je niet gebruiken in een goede redenering. c. Je gezag laten gelden is in principe een autoriteitsdrogreden, maar en kan ook een situatie zijn waarin jij je als expert opwerpt en dan zou het geen foute redenering zijn, maar juist een goede. Bedenk zelf een situatie waarin jij een expert bent en hoe je dat zou kunnen gebruiken in een redenering.d. Dat is in principe een goede reden. Dit heet sociale bewijskracht. Je moet wel oppassen dat je niet vervalt in een overhaaste generalisatie: ‘iedereen doet het dus jij ook.’ Ook niet dat je het publiek probeert te winnen voor je, want dan is het de drogreden: ‘bespelen van het publiek’. Bijvoorbeeld: Iedereen weet toch dat bijen met uitsterven bedreigd zijn? e. Je aardig voordoen is zeker positief. Het valt onder het deel pathos. In een redenatie maak je gebruik van ethos, pathos en logos. Ethos is de ethiek, die in deze vraag vooral aan bod komt, de logos is de juistheid van de redenatie en de feitelijke opbouw van je argumenten en de pathos is het vuur waarmee je spreekt, het gevoel en de sympathie die je oproept met je redenering. f. Deze vorm van redeneren wekt de begeerte op bij mensen. Als het uniek is, is het schaars en als het schaars is, is er moeilijk aan te komen en dus wil je het hebben. g. dat is een drogreden: een valse vergelijking. Niet altijd kun je zomaar twee zaken met elkaar vergelijken, maar er zijn natuurlijk best situaties denkbaar waarin dat prima kan. h. Dit is een vals dilemma. Er is altijd een keus. Zelfs tussen ja en nee. dan is de keus namelijk: neutraal, of geen mening hebben. i. Ook dit is een drogreden. Dit is het beroep op traditie. Omdat iets altijd zo is geweest, wil dat niet zeggen dat het ook altijd zo moet blijven. Tijden en situaties veranderen en dan is meeveranderen beter dan er tegenin blijven gaan. uitwerkingHiervoor gebruik je een weerlegging. Een tegenargument zaagt eigenlijk een pootje (argument) onder jouw tafel uit (het standpunt) en dat repareer je dan met stevige tape, of een stuk hout (de weerlegging). Je weerlegging is eigenlijk weer een argument dat het tegenargument teniet doet, of op zijn minst behoorlijk doet wankelen. toelichtingJe ontkracht het tegenargument en laat zien dat het onaanvaardbaar is. Misschien is het een drogreden? Misschien heb je feiten die het ontkrachten? Een weerlegging richt zich dus alleen op dat argument, niet op het standpunt. Zorg er in een redenatie voor dat je tegenargumenten voor blijft en al een antwoord, een weerlegging daarop hebt geformuleerd. uitwerkingDe signaalwoorden: omdat, want, aangezien, immers, geven aan wanneer er een argument volgt. toelichtingVooral het signaalwoord want is bijna altijd te gebruiken. Kijk maar eens naar de volgende redenering:Jij hebt alleen zin om te zwemmen als ik ook meega. Laten we vandaag naar het zwembad gaan. We zijn er allang niet meer geweest.De argumenten zijn:Jij hebt nooit zin om te zwemmen;We zijn er allang niet meer geweest;Je kunt namelijk vanuit het standpunt zeggen:Laten we vandaag naar het zwembad gaan, want we zijn er allang niet meer geweest.Laten we vandaag naar het zwembad gaan, want jij hebt alleen zin om te zwemmen als ik ook meega. Andersom ziet dat er niet uit:We zijn er al lang niet meer geweest, want laten we vandaag naar het zwembad gaan.Jij hebt alleen zin om te zwemmen als ik ook meega, want laten we vandaag naar het zwembad gaan. uitwerkingHet signaalwoord dus kun je gebruiken. Daarnaast kun je voor de zin vaak het volgende zetten: ik vind dat; mijn mening is. toelichtingPakken we de redenering van vraag 3 er weer even bij:Jij hebt alleen zin om te zwemmen als ik ook meega. Laten we vandaag naar het zwembad gaan. We zijn er al lang niet meer geweest.Als je voor de zin zet: mijn mening is, dan krijg je het volgende:Mijn mening is/ Ik vind dat dat jij alleen zin hebt om te zwemmen als ik ook meega. Mijn mening is/ Ik vind dat dat we vandaag naar het zwembad moeten gaan.Mijn mening is/ Ik vind dat dat we er al lang niet meer zijn geweest.Bij de tweede redenering klopt het. Helemaal als je de want er ook bij zet. Ik vind dat we vandaag naar het zwembad moeten gaan, want jij hebt alleen zin om te zwemmen als ik ook meega.Ik vind dat we vandaag naar het zwembad moeten gaan, want we zijn er al lang niet meer geweest.Het woord dus kun je ook toepassen:Jij hebt alleen zin om te zwemmen als ik ook meega dus laten we vandaag naar het zwembad gaan.We zijn er al lang niet meer geweest dus laten we vandaag naar het zwembad gaan. uitwerkingEen enkelvoudige argumentatie heeft slechts één argument om het standpunt te ondersteunen.toelichtingEnkelvoudig wil zeggen dat er één standpunt is en één argument. Voorbeeld:De man was niet betrokken bij die roofoverval, want hij zat op dat moment in de bioscoop met zijn gezin. uitwerkingredenatie Istandpunt: Je zou minder schoenen moeten kopen. afhankelijk argument 1a: Het is een veel te dure hobby van je.afhankelijk argument 1b: Je komt nu al niet uit met je zakgeld en je bijbaan. redenatie IIstandpunt: De schooldagen in Nederland moeten maximaal zes uur duren. onafhankelijk argument 1: In andere landen met kortere schooldagen zijn de prestaties van de leerlingen veel beter. onafhankelijk argument 2: Leraren houden meer tijd over voor andere taken.redenatie IIIstandpunt: Mijn broer en zus zijn allebei boos op mijn ouders. afhankelijk argument 1a: Mijn zus krijgt geen extra zakgeld. afhankelijk argument 1b: Mijn broer heeft huisarrest gekregen.toelichting:Bij redenatie II is er sprake van een onafhankelijke argumentatie. Je kunt ze van plaats laten wisselen en ze zijn allebei even goed, zonder elkaar nodig te hebben.Bij redenatie I en III zijn de argumenten afhankelijk omdat ze zonder elkaar niet volledig zijn. of vragen oproepen. Zo is bij redenatie I 1b een toelichting op 1A. Het verklaart 1 A. Bij redenatie II is alleen 1 a, of alleen 1b onvolledig. In het standpunt staat namelijk dat broer én zus boos zijn, dus dan zou slecht één van de argumenten te weinig zijn. uitwerkingOnderschikkende argumentatie wordt ook wel ketenargumentatie genoemd. De een volgt op de ander. Er is een logisch vervolg. Het is bijvoorbeeld een oorzaak-gevolgreeks, of een uitbreiding, of toelichting op het voorafgaande deel. Je hebt te maken met subargumenten.toelichtingEen voorbeeld van een onderschikkende argumentatiereeks is de volgende:standpunt: ik ben te laat op schoolwant, argu 1: Ik moest lopenwant, argu 2; Ik reed door een spijkerwant, argu 3: Ik kreeg een lekke bandHier heb je te maken met een reeks gebeurtenissen die -achter elkaar- ervoor zorgen dat je te laat op school bent. Als je namelijk al een lekke band had, had je de bus kunnen nemen, maar nu ben je op weg en zorgt de spijker ervoor dat je band lek raakt. Een keten van oorzaak en gevolg, een kettingreactie. uitwerking
toelichtingJe kunt voor het standpunt ik vind zetten; Voor de drie argumenten kun je want zetten;Het tweede argument corrigeer je, nuanceer je door te zeggen dat het misschien wat te marktconform klinkt. Daarmee dek je jezelf in;Het derde argument onderbouw je door aan te geven waarom het de emancipatie dient. Het gaat om het je afzetten tegen de Amerikaanse overheersing van de taal. uitwerking
toelichtingJe kunt voor het standpunt zetten: ik vind;argument 1.2 kun je met dus omhoog:Leerlingen hebben altijd meer vakantie dan hun ouders, dus werkende ouders kunnen hun kinderen een bijspijkercursus laten volgen, dus voor werkende ouders is het altijd moeilijk;Het tweede argument staat op zichzelf:De zomervakantie moet zeven weken worden, want het is onzin dat andere vakanties langer moeten worden.Argument drie:De zomervakantie moet zeven weken worden, want in zeven weken kan je tenminste een echt lange vakantie plannen.Deze redenatie moet nog verder toegelicht worden en de toelichtende onderschikkende argumenten zijn op zichzelf staand niet sterk genoeg en daarom zet je ze naast elkaar:Na vijf weken kom je pas goed los van school.Voor docenten is vijf weken niet genoeg om goed uit te rusten.Je gebruikt dus zowel de leerlingen als de docenten om te onderbouwen dat zeven weken beter is dan vijf. Argument vier gaat als volgt:Leerlingen die een achterstand in de vakantie willen inhalen, kunnen nu nooit uitrusten, dus als de vakantie 7 weken duurt hebben ze de tijd om achterstanden in te halen, dus als de vakantie 7 weken duurt hebben ze de tijd om achterstanden in te halen. uitwerkinga.redenering op basis van voorbeelden b.redenering op basis van ervaringc. redenering op basis van kenmerk of eigenschapd.redenering op basis van voor- en nadelene.redenering op basis van oorzaak en gevolg toelichtinga. redenering op basis van voorbeelden omdat de straattaalwoorden worden opgesomd als voorbeeld. Voor oorzaak/gevolg is ook iets te zeggen omdat het gebruik van straattaal tot verloedering kan leiden, maar die redenering is minder sterk. b. redenering op basis van ervaring omdat dit vooral iets is wat je zelf meemaakt en voelt. Een ander kan dat heel anders ervaren. Het is minder een vergelijking, ook al vergelijk je de muziek die Finland inzond met Rammstein.c. redenering op basis van kenmerk of eigenschap. De kenmerkende eigenschappen van de ziekte som je zo op. Het is niet echt een feitelijke reeks, want je bent vooral bezig met typische uitingen van een ziekte. d.redenering op basis van voor- en nadelen. Je maakt een overweging tussen de positieve kanten ervan en de negatieve. e. redenering op basis van oorzaak en gevolg. De oorzaak van het opwarmen van de aarde is immers het broeikaseffect. Je kunt ook zeggen dat het controleerbare feiten zijn, maar dat is minder logisch, want dan moet er sprake zijn van tabellen, getallen en dergelijke. uitwerkinga. onjuiste oorzaak gevolg b. Overhaaste generalisatie c. Cirkelredeneringd. Vertekenen van het standpunte. Bespelen van het publiek f. Bespelen van het publiektoelichtinga. Je koppelt het minder appen aan minder doden, maar zulke uitspraken moeten door feiten worden ondersteund. Dit is te snel geredeneerd. Het is geen overhaaste generalisatie, want het gaat niet om iedereen. b. Dit kan zowel oorzaak/gevolg als overhaaste generalisatie zijn. Je redeneert vanuit één geval en trekt daar een algemene conclusie uit: overhaaste generalisatie. Het kan echter ook dat je oorzaken en gevolgen bij elkaar zet. Niet helemaal, want er is maar één gevolg, maar het ligt er dicht bij. c. Hier zeg je twee keer hetzelfde en dat is precies wat een cirkelredenering is: een definitie van het eerder gezegde, of een synonieme uitleg. d. Truus maakt zich schuldig aan vertekenen van het standpunt omdat ze Kees woorden in de mond legt die hij nooit gezegd heeft. Ze verdraaid zijn uitgangspunt en dat is vertekenen van het standpunt. e. Deze is een beetje lastig. Je wil je populair maken en daarmee bespeel je het publiek. Je kunt erbij zetten: Vinden jullie ook niet, toch? Er is ook iets voor te zeggen om dit overhaaste generalisatie te noemen omdat je een hele bevolkingsgroep als één persoon wegzet met dezelfde eigenschappen. f. Je stelt hier een vraag aan het publiek. Daarmee probeer je het publiek op jouw hand te krijgen en is de vraag vaak retorisch bedoeld. Dat is dus bespelen van het publiek. uitwerking redenatie Ials p dan qp= het regentq= de pannen zijn natDe conclusie is andersom. Als q dan p, maar in dit geval klopt dat niet, want er kan een andere oorzaak zijn voor de natte pannen. toelichtingde andere oorzaak kan namelijk ook zijn: de pannen kunnen ook nat zijn van gesmolten sneeuw, of een blusvliegtuig, of omdat iemand ze heeft nat gemaakt met een tuinslanguitwerking redenatie IIals p dan qp= de fiets is gestolenq = een fietsendief steelt fietsenDe conclusie is ook als p dan q, maar dit klopt niet omdat het een andere fiets betreft dan waar de redenering over gaat. toelichtingDit is dus een overhaaste generalisatie, of een onjuist oorzaak-gevolgtrekking omdat je een andere p koppelt aan q. uitwerkingElke redenatie is goed als je maar een onlogische situatie krijgt als je p en q omdraait tot q=pvoorbeeld: p= Ik doe altijd mijn bril q= af als ik ga slapensituatie: ik heb mijn bril niet op. conclusie: dus ik slaap. toelichtingDeze situatie kan je makkelijk creëren door een unieke situatie te koppelen aan iets algemeens. Een soortgelijk voorbeeld staat in het theorieboek op p. 111 en wel het volgende: Als ik douche heb ik mijn schoenen uit. Ik heb mijn schoenen uit, dus ik sta onder de douche.p= ik doucheq= ik heb mijn schoenen uitHier draai je de redenering om alsof je altijd onder de douche staat als je je schoenen uit hebt. uitwerkingAls p dan q: Barcelona en Manchester kunnen niet beide de finale winnen.Barcelona wint.MPT (modes ponendo tollens) Dus Manchester wint niet.toelichtingIn dit geval is de redenering logisch omdat de modus die wegneemt (ontkent) door te stellen (bevestigen)") is een geldige propositionele afleidingsregel met twee premissen, waarvan de eerste twee (elkaar uitsluitende) mogelijkheden geeft en de tweede een van deze mogelijkheden bevestigt, waardoor de andere mogelijkheid wordt uitgesloten.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.