(Luchthaven) Schiphol en de (zee)haven van Rotterdam.Toelichting:Het noemen van de stad Amsterdam is hier fout. Een mainport is namelijk een belangrijk knooppunt in een transportnetwerk waar bijvoorbeeld veel goederen of personen passeren. Ook het benoemen van de stad Rotterdam is dus fout, het gaat echt om de (lucht)havens in beide steden. De Noordvleugel (bestaande uit Amsterdam, Utrecht en de mainport Schiphol)De Zuidvleugel (bestaande uit Rotterdam en Den Haag)Het Groene Hart (dit is het grotendeels agrarisch gebied tussen de Noord- en Zuidvleugel in)Toelichting:Let op dat je bij deze vraag niet alleen de belangrijkste steden in de Randstad noemt. Het gaat hier om de geleding van de Randstad die uiteenvalt in meerdere delen. Zo bestaat de Noordvleugel uit het stedelijk gebied Amsterdam en Utrecht en de Zuidvleugel uit de steden Rotterdam en Den Haag. Bij spreidingsbeleid werd ruimtelijke groei toegestaan buiten de bestaande (Rand)stad. Bij concentratiebeleid werd ruimtelijke groei juist toegestaan binnen de Randstad en dan met name aan de bestaande grote steden vast. Toelichting:Beantwoord dit soort vragen door eerst beide begrippen uit te leggen. Vervolgens trek je een conclusie waarin je het verschil duidelijk aangeeft. Je kunt er ook voor kiezen om van beide vormen van beleid een goed voorbeeld te geven. Uit beide voorbeelden trek je dan een conclusie waarin je het verschil tussen beide begrippen duidelijk aangeeft.Een goed voorbeeld van spreidingsbeleid is het groeikernenbeleid. Een goed voorbeeld van het concentratiebeleid is het Vinex-beleid. Alles wat je feitelijk kunt tellen is hier juist. Denk aan het aantal woninginbraken, het aantal overvallen, etc.Toelichting:Het tegenovergestelde van objectief is subjectief. Subjectieve veiligheid is alles wat inspeelt op gevoel of meningen van mensen. Wanneer je die dingen hier hebt genoemd heb je beide begrippen door elkaar gehaald. Bij objectief gaat het om puur feitelijke informatie. Twee van de volgende voorbeelden zijn juist:Grootte van het huishouden (aantal personen in een huishouden)Etniciteit (allochtoon of autochtoon, westers of niet-westers)Inkomen (hoogte in euro’s per jaar, uitkering of niet)Gezinsfase (alleenstaande ouder, paar zonder of met kinderen, etc.)LeeftijdToelichting:Lees de vraag goed. Het gaat hier om bewonerskenmerken, noem dus geen woningkenmerken. Je hoeft niet letterlijk de antwoorden van hierboven te noemen, maar voorbeelden van huishoudensgrootte of etniciteit mag natuurlijk ook. Zoals bijvoorbeeld afkomst. Afbeelding 1: Een (19e-eeuwse) arbeiderswijkAfbeelding 2: Een (naoorloogse) flatwijk / portiekflatwijkEen verschil is dat de (19e-eeuwse) arbeiderswijk dichter bij het centrum van de stad gelegen is dan de naoorlogse flatwijk.Een ander goed verschil is dat een (19e-eeuwse) arbeiderswijk vooral uit laagbouwwoningen, terwijl een naoorlogse flatwijk vooral uit hoogbouw bestaat.Toelichting:Baseer je eerste twee antwoorden vooral op beeldkenmerken uit de bron. Als het goed is heb je alle typen wijken in Nederland geleerd. Kijk welke elementen je op de afbeeldingen ziet en baseer daar je antwoorden op.Bij het benoemen van het verschil is het handig als je ervoor kiest om kenmerken van beide wijken te benoemen. In de kenmerken zitten namelijk duidelijke verschillen. Al deze krimpgebieden liggen aan de randen / in de periferie / ver verwijderd van het (economisch) centrum van Nederland.Toelichting:Lees de vraag goed en geef ook echt antwoord op de vraag. Er wordt een ruimtelijk kenmerk gevraagd welke ook zichtbaar is op de bron. Je kunt heel veel kenmerken geven van krimpgebieden, maar het moet wel zichtbaar zijn op de bron. Daarom is de uitwerking het enige juiste antwoord op deze vraag. De juiste doelstellingen van het Vinex-beleid zijn:Stedelijke groei laten plaatsvinden in compact gebouwde steden.Beperken van de mobiliteitsbehoefte door het bij elkaar brengen van wonen en werken.Aantrekkelijke woonomgevingen binnen de steden.Stedelijke uitbreidingen laten aansluiten bij bestaande grote steden.De juiste doelstellingen van het groeikernenbeleid zijn:Het voorkomen van een verdere aantasting van de open ruimte.Het verminderen van het woon-werkverkeer.Een betere organisatie van het openbaar vervoer e.d.Het verminderen van de druk op de ruimte in de steden. Toelichting:Wanneer je niet meteen tot een doelstelling weet te komen in je hoofd, schrijf dan eerst de betekenis op van wat je weet van beide beleidsstukken. Wellicht zit er, in hetgeen je schrijft, al wel een doel of doelstelling van het beleid. Op basis van de omschrijving van het beleid kun je waarschijnlijk ook wel een logisch doel herleiden. Je antwoord moet in ieder geval ingaan op de beide partijen die betrokken zijn bij pps. Het gaat om publieke betrokkenheid (de overheid, de gemeente in dit geval). Zij zijn betrokken bij wetgeving en bieden de kaders waaraan het project moet voldoen. Daarnaast de private betrokkenheid (het bedrijfsleven, een bouwbedrijf bijvoorbeeld). Zij regelen het praktische werk en voeren de opdracht uit volgens de regels en kaders die het overheidsorgaan (de gemeente) hen biedt. De gemeente kan dit niet zelf, omdat zij niet de expertise heeft om dergelijke werkzaamheden uit te voeren. Toelichting:Omschrijf eerst wat er wordt bedoeld met publiek-private samenwerking. Het gaat hier om een samenwerkingsverband tussen een overheid en het bedrijfsleven. Van pps weet je verder dat de overheid verantwoordelijk is voor regelgeving, zoals bijvoorbeeld het bestemmingsplan, en het bedrijfsleven voor het kapitaal of de investeringen. Bij stadsvernieuwing staat het renoveren en slopen van de bestaande panden centraal. Hiermee verandert de bevolkingssamenstelling in de woonwijk niet. Immers, zorgt renovatie voor een minimale huurverhoging waardoor de mensen in hun huizen blijven wonen.Bij stadsvernieuwing wordt niet alleen aan renovatie en sloop gedaan, maar ook aan nieuwbouw in een hoger segment. Daarnaast wordt de openbare ruimte aangepakt. Dit zorgt wel voor een veranderende bevolkingssamenstelling, omdat er nieuwe mensen uit een andere sociale klasse in de wijk komen te wonen. Toelichting:Schrijf eerst de definitie van beide beleidsvormen op. Trek daarna een conclusie op basis van beide definities waarin je duidelijk het verschil aangeeft tussen beide vormen van beleid. Je kijkt hier naar een Vinex-wijk. Dit is te zien aan:eentonige (nieuw)bouwaanwezigheid van moderne eengezinswoningende woningen beschikken over een tuin / een stuk groenToelichting:Benoem een duidelijk beeldkenmerk welke je op de bron ziet. Probeer niet eerst alle kenmerken van een Vinex-wijk in je hoofd te krijgen, maar kijk gericht naar de beeldbron en kijk goed wat je daarop ziet wat kenmerkend is voor een Vinex-wijk. Twee van de volgende voorbeelden zijn juist:Ouderdom (bouwjaar) Eigendom (koop, huur)Woningtype (vrijstaand huis, rijtjeshuis, etc.)Toelichting:Er zijn in totaal vier woningkenmerken te benoemen. Echter, in dit buurtprofiel zie je er maar drie van terug (zie uitwerking). Ouderdom zie je op de eerste cirkeldiagram linksboven. Bouwjaar betekent hetzelfde.Eigendom (koop, huur) zie je in de meest rechtse cirkeldiagram.Woningtype zie je in de middelste cirkeldiagram. Alle informatie die je in de staafdiagrammen ziet terugkomen zijn voorbeelden van bewonerskenmerken en die worden in deze opgave niet bevraagd. De arbeiderswijken kennen een hoge bebouwingsdichtheid / zijn slechter geïsoleerd vergeleken met de flatwijken.Dus daar zouden groene daken een veel groter effect hebben qua waterhuishouding & isolatie.Toelichting:Zolang het antwoord ingaat op de verschillen in leeftijd tussen beide wijken in combinatie met het verschil van onderhoud / isolatie is het antwoord goed. Een ander goed antwoord kan eventueel ingaan dat flats netto minder resultaat opleveren omdat ze minder dakoppervlak leveren dan losse huizen / laagbouw dat naast elkaar is gebouwd. Omdat er geen voorzieningen zijn, Hebben de jongeren niets te doen / is er minder afleiding en gaan ze rondhangen op straat (waardoor de gevoelens van onveiligheid toenemen). Toelichting:Bij een vraag waarin wordt gevraagd om een verband aan te tonen is het handig om eerst de betekenis van beide begrippen/variabelen te omschrijven. Het gaat in deze vraag om voorzieningenniveau en sociale onveiligheid. Omschrijf eerst wat het betekent of benoem het in ieder geval in je hoofd. Ga daarna op zoek naar wat beide begrippen met elkaar te maken kunnen hebben. Bijvoorbeeld wanneer het ene begrip sterker vertegenwoordigd is waardoor het andere minder sterk zal zijn. Utrecht, Amsterdam en Den Bosch beschikken allen over een historische binnenstad. Deze historische binnenstad ontbreekt in Almere en Lelystad. Historische steden worden door mensen als meer aantrekkelijk / sfeervol beschouwd om in te wonen dan steden die geen historische binnenstad hebben.Atlaskaart 58A (55e editie) of 50F (56e editie).Toelichting:Ga in deze vraag op zoek naar een overeenkomst tussen de steden Utrecht, Amsterdam en Den Bosch enerzijds en Almere & Lelystad anderzijds. Bekijk vervolgens ook of je een verschil kunt ontdekken tussen beide groepen steden. Wanneer je dit op een structurele manier doet, op basis van atlaskaart 58 (of 50), kom je er al snel achter dat de eerste groep steden wel een historische binnenstad heeft en de andere groep niet. Je hebt geleerd dat historische waarde een belangrijk kenmerk kan zijn voor het meer aantrekkelijk zijn van het woonklimaat in een stad. Uit het antwoord moet blijken dat:Maastricht op nationale schaal een perifere ligging kent / te weinig (hooggeschoold) werk te bieden heeft, waardoor afgestudeerden voor (hooggeschoold) werk naar de Randstad toe trekken. Toelichting:Voor deze vraag is het fijn als je over de voorkennis beschikt dat Maastricht in of nabij een belangrijke krimpregio in Nederland ligt (Zuid-Limburg). Veel hoogopgeleide mensen vertrekken hier vanwege het gebrek aan (goed betaald) werk. De antwoorden zijn af te lezen van kaartblad 59B of 51F:Verstoring door bebouwing: de gemeenten groeien ondanks het negatieve migratiesaldo toch door het geboorteoverschot. Voor deze groei worden woningen gebouwd.De invloed van Schiphol / vliegverkeer/ aan/afvliegroutes.Toelichting:Bedenk eerst wat de betekenis van verbrokkeling is in de geografische context. Het gaat hier om het Groene Hart wat verbrokkelt. Hiermee wordt bedoeld dat het Groene Hart geen aaneengesloten gebied met natuur (meer) is, maar steeds meer bedreigd wordt door infrastructuur enerzijds en bevolkingsgroei anderzijds. De beschrijving moet onderstaande drie stappen bevatten: Het ruimtelijk beleid ten aanzien van de Randstad tot ongeveer 1990 was gericht op het gecontroleerd spreiden / bundelen van de suburbanisatie vanuit de steden in de Randstad (naar de groeikernen). Vooral hogere inkomensgroepen hadden de mogelijkheid om naar groeikernen / groeisteden te verhuizen. Vooral lagere inkomensgroepen bleven achter / kwamen terecht in wijken met goedkope (huur)woningen. Toelichting:In de vraag wordt duidelijk gesproken over ruimtelijk beleid ten aanzien van de Randstad tot en met 1990. In je antwoord zul je hier dus op terug moeten komen, omdat een specifiek jaartal natuurlijk niet voor niets in de vraag wordt opgenomen. Je ziet het jaartal dan ook terugkomen in de uitwerking in stap 1. Wanneer je in stap 1 al over het groeikernenbeleid begint, zoals je geleerd hebt in je boek, is dat natuurlijk ook goed. Let wel op dat je het groeikernenbeleid uitlegt als een vorm van spreiding. In de tweede stap ga je dan in op de bevolkingssamenstelling van de groeikernen en de laatste stap gaat dan over de achtergebleven bevolking in de steden. De vraag behoeft specifiek 3 stappen. Houd je hier ook aan. Nummer de stappen zoals in de uitwerking ook is gedaan of maak bijvoorbeeld gebruik van drie bullets. Juiste nadelen zijn:Er blijven minder woningen over voor de lagere inkomensgroepen.De sociale cohesie kan achteruit gaan.Voorzieningen ontwikkelen mee met de vraag van de nieuwe inwoners en passen hierdoor niet meer bij de vraag van de lagere inkomens. Juiste kenmerken zijn:onregelmatig stratenpatroon / veel vertakkingen in het stratenpatroon veel hofjes / woonervenéén doorgaande (rond)weg / weinig doorgaande wegen veel speelveldjes / speeltuintjes veel openbaar groenToelichting:Ondanks dat je bloemkoolwijken niet letterlijk hoeft te leren in de begrippenlijst van je boek is het wel een belangrijk kenmerkende wijk in de groeikern. Groeikern is wel een begrip wat je moet leren. In vwo-examens zie je vaker dat er over een begrip wordt doorgevraagd en een vraag over bloemkoolwijken is zo’n voorbeeld. Bloemkoolwijken zijn kenmerkend voor de jaren 70 van de vorige eeuw en daarom zie je ze veel terug in groeikernen, omdat deze dorpen vaak in de jaren 70 uitgroeiden tot flinke dorpen / kleine steden.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.