Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: micro-economie, macro-economie, geaggregeerde waarden, bruto binnenlands product, toegevoegde waarde, afschrijvingen, primaire inkomens, bruto binnenlands inkomen, categoriale inkomensverdeling, loonquote, quote van het overig inkomen, arbeidsinkomensquote.
Toets Economie
Praktische Economie MAX 2022 M7 Economische groei
Online maken
Toets afdrukken
Het verschil tussen micro- en macro-economie is dat micro-economie het deel van de economische wetenschap is dat de werking van individuele markten bestudeert en macro-economie is het deel van de economische wetenschap dat de werking van de economie als geheel bestudeert.Geaggregeerde waarden is de optelsom van alle onderliggende individuele waarden, zoals de optelsom van de export van alle individuele markten in Nederland en de vraag naar arbeid in Nederland betreft iedereen die in Nederland aan het werk is plus alle openstaande vacatures in heel Nederland. Het bruto binnenlands product volgens de objectieve methode is de optelsom van alle toegevoegde waarden + alle ambtenarensalarissen.De toegevoegde waarde van een bedrijf is gelijk aan het verschil tussen de omzet en de ingekochte goederen en diensten. Omdat de meeste overheidsproducten geen marktprijs hebben en de waarde van de overheidsproductie dus niet kan worden bepaald, wordt de toegevoegde waarde van de overheid gelijkgesteld aan de ambtenarensalarissen.De uitkomst van de arbeidsinkomensquote van de overheid is 100%, omdat de productie van de overheid in zijn geheel wordt gemeten aan de hand van de ambtenarensalarissen. Arbeid is de enige productiefactor die in de berekening beloond wordt. Dat geeft automatisch een AIQ van 100%. De omzet is de prijs per product x aantal verkochte producten = € 500 x 1.000 = € 500.000.De bruto toegevoegde waarde is de omzet – de ingekochte goederen en diensten = € 500.000 - € 200.000 = € 300.000.De netto toegevoegde waarde is de bruto toegevoegde waarde – de afschrijvingen = € 300.000 - € 90.000 = € 210.000.De pacht is de netto toegevoegde waarde – rente – loon – winst = € 210.000 - € 28.000 - € 70.000 - € 40.000 = € 72.000. Tip: onderstaand overzicht is een handig hulpmiddel bij het leren van de stof. Hier is sprake van een primair inkomen. De bijbehorende productiefactor is arbeid.Hier is sprake van een primair inkomen. De bijbehorende productiefactor is kapitaal.Het winnen van een geldprijs is geen primair inkomen.Een uitkering is geen primair inkomen.Hier is sprake van een primair inkomen. De bijbehorende productiefactor is ondernemerschap.Primair inkomen wordt uitbetaald aan degene die de productiefactoren leveren waarmee het netto binnenlands product wordt voortgebracht. Er staat dus een tegenprestatie tegenover. Andere inkomens, zoals uitkeringen en geldprijzen, staan geen tegenprestatie tegenover. Deze inkomens worden uit de primaire inkomens betaald. De bijdrage aan het bruto binnenlands product (bruto toegevoegde waarde) is omzet – inkoop grondstoffen – overige ingekochte goederen en diensten = (84 miljard x $ 0,60) - $ 13 miljard - $ 6 miljard = $ 31,4 miljard.De nettowinst is de omzet – rente kosten – arbeidskosten – pacht – inkoop grondstoffen - overige ingekochte goederen en diensten – afschrijvingen = € 50,4 - $ 12 miljard - $ 9 miljard - $ 1 miljard - $ 13 miljard - $ 6 miljard - $ 2 miljard = $ 7,4 miljard. l. De waarde van de ingekochte goederen van de chocoladefabriek is gelijk aan het totaal van de bedragen van de cacaoplantage. De ingekochte goederen van de exporteur is dan € 0,01 + € 0,03 + € 0,02 + € 0,02 = € 0,08.ll. De ingekochte goederen van de supermarkt zijn gelijk aan het totaal van de bedragen van de chocoladefabriek. De loonkosten van de chocoladefabriek is dan € 1,24 – € 0,27 – € 0, 05 – € 0,08 – € 0,70 = € 0,14.lll. De prijs die de consument betaalt is gelijk aan het totaal van de bedragen van de supermarkt. De winst van de supermarkt is dan € 2,49 – € 1,24 – € 0,05 – € 0,30 – € 0,15 = € 0,75.De toegevoegde waarde berekenen met de objectieve methode gaat als volgt: Van elke tussenschakel in de productieketen de toegevoegde waarde berekenen en daarna de toegevoegde waarde van iedere schakel bij elkaar optellen.De toegevoegde waarde per producent is het totaal van de kolom – ingekochte goederen.Cacaoplantage: € 0,8 - € 0,00 = € 0,08.Exporteur: € 0,27 - € 0,08 = € 0,19.Chocoladefabriek: € 1,24 – € 0,27 = € 0,97.Supermarkt: € 2,49 - € 1,24 = € 1,25.Totale toegevoegde waarde is € 0,08 + € 0,19 + € 0,97 + € 1,25 = € 2,49.De toegevoegde waarde berekenen met de subjectieve methode gaat als volgt: Van elke tussenschakel in de productieketen de totale kosten (= primaire inkomens) uitrekenen en daarna de kosten (=primaire inkomens) van iedere schakel bij elkaar optellen.Cacaoplantage: € 0,01 + € 0,03 + € 0,02 + € 0,02 = € 0,08.Exporteur: € 0,04 + € 0,05 + € 0,04 + € 0,06 = € 0,19.Chocoladefabriek: € 0,05 + € 0,14 + € 0,08 + € 0,70 = € 0,97.Supermarkt: € 0,05 + € 0,30 + € 0,15 + € 0,75 = € 1,25.Totale toegevoegde waarde is € 0,08 + € 0,19 + € 0,97 + € 1,25 = € 2,49.In een productieketen is de toegevoegde waarde niet de optelsom van alle bedragen van de producenten, omdat bij onderlinge leveringen tussen bedrijven in een productieketen de toegevoegde waarde van een leverend bedrijf ook onderdeel is van de toegevoegde waarde van het opvolgend bedrijf. Zodoende wordt de toegevoegde waarde van de cacaoplantage 3x extra meegeteld, de toegevoegde waarde van de exporteur wordt 2x extra meegeteld en de toegevoegde waarde van de chocoladefabriek wordt 1x extra meegeteld; 3 x € 0,08 + 2 x € 0,19 + 1 x € 0,97 = € 1,59. Dit is gelijk aan het verschil tussen de optelsom van alle bedragen van de vier producenten (€ 4,08) en de totale toegevoegde waarde (€ 2,49). De loonquote is loon / netto binnenlands inkomen x 100% = €62.300 x 6,35 miljoen x 100% = 65,9%.Een zelfstandige met een eenmanszaak ontvangt zijn loon uit de winst van de onderneming. In de meeste gevallen is dit loon gelijk aan de winst. Op deze manier wordt het looninkomen van een zelfstandige als winst gerekend, terwijl het eigenlijk de beloning is voor zijn arbeid. Dit leidt tot een onderschatting van wat er met arbeid wordt verdiend.Vandaar dat de arbeidsinkomensquote een oplossing biedt. Bij het arbeidsinkomen wordt de winst van een zelfstandige met een eenmanszaak bij het loon opgeteld. Door het arbeidsinkomen uit te drukken in procenten van het netto binnenlands inkomen, krijg je de arbeidsinkomensquote. Deze quote geeft een betere indruk van wat er met arbeid wordt verdiend.De arbeidsinkomensquote is arbeidsinkomen / netto binnenlands inkomen x 100% = €62.300 x (6,35 + 0,95) miljoen / €600 miljard x 100% = 75,8%.Een hoge loonquote betekent een lage quote van het overige inkomen en dus ook een lage winstquote. Als de winstgevendheid van bedrijven laag is, zullen bedrijven niet geneigd zijn om veel te investeren. Lage winsten betekenen immers dat de investeringen weinig rendement opleveren. Ook betekenen lage winsten dat er weinig middelen zijn om te investeren. Investeringen worden immers (deels) uit behaalde winsten gefinancierd.Ondernemers zullen, juist bij een stijging van de loonquote, kiezen voor diepte-investeringen waardoor arbeid vervangen wordt door kapitaal. Kapitaalintensieve sectoren gebruiken bij de productie relatief veel kapitaal. Daardoor gaat een groter deel van de totale beloning naar de productiefactor kapitaal. Dit verlaagt de AIQ.Immers: de arbeidsquote is het arbeidsinkomen / netto binnenlands inkomen x 100%. In de teller staat de beloning van de productiefactor arbeid. In de noemer staan de beloningen van alle productiefactoren. De noemer stijgt meer dan de teller, omdat de beloning van de productiefactor arbeid minder hard stijgt dan de beloning van de productiefactor kapitaal die deel uitmaakt van de noemer.In 2005 was de AIQ van de financiële dienstverlening 0,52.In 2015 was de AIQ van de financiële dienstverlening 0,41.In procenten is de AIQ veranderd met (0,41 – 0,52) / 0,52 x 100% = -21,1%.In procentpunten is de AIQ veranderd met 0,41 – 0,52 = -0,11%.Opmerking:Verschil in antwoord door leesverschillen is mogelijk.Het primaire arbeidsinkomen bij de financiële dienstverlening was € 60,28 miljard × 0,52 = € 31,3456 miljard.In 2015 was het primaire arbeidsinkomen de financiële dienstverlening € 52,494 miljard × 0,41 = € 21,52254 miljard.In 2005 zijn de overige primaire inkomens van de financiële dienstverlening € 60,28 miljard (=netto toegevoegde waarde van de financiële dienstverlening) – € 31,3456 miljard (zie antwoord op c.) = € 28,9344 miljard.In 2015 zijn de overige primaire inkomens van de financiële dienstverlening € 52,494 (=netto toegevoegde waarde van de financiële dienstverlening) – € 21,52254 (zie antwoord op c.) = € 30,97146 miljard.Opmerkingen:De netto toegevoegde waarde van de financiële dienstverlening bestaat uit arbeidsinkomen + overige primaire inkomens (pacht, rente en winst). Door het arbeidsinkomen van de netto toegevoegde waarde af te halen, hou je de overige primaire inkomens over.Andere berekening: bij een AIQ van 0,52 is de quote van het overige inkomen 0,48. In 2005 waren de overige inkomens 0,48 x € 60,28 miljard = € 28,9344 miljard. Bij een AIQ van 0,41 is de quote van het overige inkomen 0,59. In 2015 waren de overige inkomens 0,59 x € 52,494 miljard = € 30,97146 miljard.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.