Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: factorproductiviteit, economisch structuurbeleid, nominaal bbp, reëel bbp, arbeidsaanbod, loonelasticiteit, wig, vergrijzing, arbeidsparticipatie, aanbod van kapitaal, infrastructuur, kapitaal-arbeid verhouding, scholing, innovaties, instituties, protectie en infant industry argument.
Toets Economie
Praktische Economie MAX 2022 M7 Economische groei
Online maken
Toets afdrukken
Voorbeelden van de fysiek infrastructuur van een land zijn:SpoorwegennetHavensICT-infrastructuurWaterleidingnetwerkGlasvezelnetwerkWegennetVoorbeelden van de monetaire infrastructuur van een land:GeldautomatenEen functionerend bankensysteemToezicht van centrale banken op financiële instellingenPrivaat kapitaal zijn kapitaalgoederen die door de aanbieder zijn voortgebracht, publiek kapitaal zijn kapitaalgoederen die door de overheid worden ingebracht. Het economisch structuurbeleid van de overheid is gericht op verhoging van de factorproductiviteit.Regels/instituties die zorgen voor soepel lopende economie met veel ruil en een hoge factorproductiviteit:Fabrieksgarantie. Wanneer een verkoper van een product een garantie geeft op de kwaliteit van het product, betekent dit dat hij ervoor instaat dat het product voldoet aan de beloofde eisen. Zo niet, kan het de nodige juridische gevolgen hebben.Het rechtssysteem. Als het rechtssysteem faalt, wordt er minder geruild. Mensen vinden het risico te groot, omdat ze nergens terecht kunnen om hun recht te halen mocht het misgaan.Het onderwijssysteem. De manier waarop in Nederland het onderwijs is georganiseerd, is erop gericht zoveel mogelijk mensen zo hoog mogelijk opgeleid te krijgen. Dit is goed voor de factorproductiviteit.Nationale ombudsman. Hier kunnen consumenten terecht met hun klachten over het functioneren van de overheid.Voorbeelden van structuurbeleid die de factorproductiviteit verhogen:Verminderen van corruptie. Door corruptie te verminderen neemt de onzekerheid af en stimuleert de factorproductiviteit.Innovatie. Door innovatie wordt met dezelfde inzet van kapitaal en arbeid de factorproductiviteit verhoogd.Scholing. Scholing is een investering in menselijk kapitaal. Verbeterd menselijk kapitaal verhoogt de arbeidsproductiviteit. Met dezelfde inzet van arbeid wordt de factor productiviteit verhoogd. Het exportvolume is in 2020 met 6% toegenomen in vergelijking met 2019: reële grootheid. Er is sprake van hoeveelheden (volume).De afzet van het bedrijf bedroeg in 2010 7.700 kubieke meter zand: reële grootheid. Er is sprake van hoeveelheden (afzet).Gecorrigeerd voor inflatie is mijn inkomen precies gelijk gebleven t.o.v. vorig jaar: reële grootheid. Het inkomen is gecorrigeerd voor inflatieDe waarde van de import bedroeg in 2020 € 276 miljard: nominale grootheid. De waarde is in geld uitgedrukt en er staat niet bij dat die waarde is gecorrigeerd voor inflatie.De koopkracht van de Nederlanders zal in 2021 naar verwachting met 0,5% dalen: reële grootheid. Koopkrachtverandering is gecorrigeerd voor inflatie.De onderwijs cao geeft docenten in het VO in 2022 een loonsverhoging van 4,6%: nominale grootheid. Er staat niet bij dat die loonsverhoging is gecorrigeerd voor inflatie. De nominale groei van het bruto binnenlands product tussen 2015 en 2020 in procenten is (€ 264 miljard - € 240 miljard) / € 240 miljard x 100% = 10%.Het indexcijfer van de reële groei in 2020 is:Indexcijfer nominale groei / prijsindexcijfer x 100 =110 / 106 x 100 = 103,8. De reële groei van het bruto binnenlands product tussen 2015 en 2020 in procenten is 103,8 – 100 = 3,8%.Het indexcijfer van de reële groei per hoofd van de bevolking in 2020 is:indexcijfer reële groei / indexcijfer bevolking x 100 =103,8 / 102 x 100% = 101,8.
De reële groei van het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking tussen 2015 en 2020 in procenten is 101,8 – 100 = 1,8%.
AfbeeldingWel of geen structuurkantVerklaring1GeenConsumentenvertrouwen heeft te maken met de vraag (bestedingen) van de economie.2WelInvesteringen hebben te maken met de productiecapaciteit.3WelFaillissementen hebben te maken met de concurrentiepositie.4GeenExport heeft te maken met de vraag (bestedingen) van het buitenland.Opmerking: bij het vak economie wordt onderscheid gemaakt tussen de conjunctuur en de structuur van de economie. De conjunctuur heeft te maken met de vraagzijde van de economie, dus de vraag (bestedingen) van consumenten, producenten, overheid en buitenland. De structuur heeft te maken met de aanbodzijde van de economie, dus met productiecapaciteit (en factoren die de omvang daarvan beïnvloeden), concurrentiepositie en arbeidsproductiviteit (zolang het maar niet met “de vraag” heeft te maken).Arbeidsvraag = werkgelegenheid = werkzame beroepsbevolking + openstaande vacatures = 9,7 miljoen + 184.000 = 9,884miljoen personen.Het arbeidsaanbod = beroepsbevolking = werkzame beroepsbevolking + geregistreerde werklozen = 9,7 miljoen + 357.000 = 10,0057 miljoen personen.Werkgevers investeren steeds minder in menselijk kapitaal als werknemers steeds vaker van werkgever wisselen, omdat werkgevers dan onvoldoende profiteren van hun investering in scholing van hun werknemers als werknemers weggaan voordat de werkgever zijn investering (via een hogere productie van de werknemer) heeft terugverdiend. De loonelasticiteit is in sectoren met een overschot aan personeel hoog. De procentuele verandering van het arbeidsaanbod is groter dan de procentuele verandering van het loon.
Let op: het noemen van procentueel of in verhouding is essentieel voor een goed antwoord.Als wij uitgaan van dezelfde loonkosten tussen beide landen is het nettoloon van een land met een hogere wig lager dan het nettoloon van een land met een kleinere wig. De loonkosten van het land met een hogere wig kunnen echter veel hoger zijn dan in het andere land, waardoor het nettoloon in dat andere land lager kan uitkomen.Bij een hogere wig ontvangen werknemers een lager nettoloon bij dezelfde loonkosten. Hoe hoger de wig, des te minder iemand geneigd is om vrije tijd te ruilen voor werk, hoe kleiner het arbeidsaanbod en daarmee de participatiegraad (het percentage van de beroepsbevolking dat betaalde arbeid verricht).Arbeid kan flexibeler worden ingezet door:werk thuis te doen in plaats van op een werkplek buitenshuis;werken in deeltijd;arbeidstijden af te stemmen op de wensen, waar een betere balans tussen werk en privé ontstaat.Een verhoging van flexibele arbeid kan zorgen voor een groter arbeidsaanbod en daarmee een hogere participatiegraad (het percentage van de beroepsbevolking dat betaalde arbeid verricht). De verklaring van de lage lage kapitaal-arbeid verhouding is dat China goederen, waarvoor veel arbeid nodig is, relatief goedkoop kan produceren en op de wereldmarkt kan aanbieden en dus vooral met die goederen zal concurreren.Er kan niet worden geconcludeerd dat de VS en Oost-Europa dezelfde goederen exporteren, omdat dat de grafiek alleen iets zegt over de kapitaal-arbeid verhouding maar niets over de daarmee geproduceerde goederen. Sommige Afrikaanse landen passen protectie toe. Dit blijkt uit het gegeven dat sommige Afrikaanse landen hun importen belasten.Protectie wordt in arme landen verdedigd met het infant-industry-argument. Protectie kan wenselijk zijn bij een beginnende industrie. De overheid van arme landen kan hoge invoerrechten heffen op de import van vergelijkbare producten uit het buitenland, waardoor die producten erg duur worden. Op deze manier wordt een jonge industrie beschermd tegen buitenlandse concurrentie. Als de industrie zich na verloop van tijd heeft ontwikkeld tot een volwaardig cluster kunnen de invoerrechten worden verlaagd.Door afschaffing van handelsbelemmeringen kan de export van en daardoor de welvaart in de Afrikaanse landen toenemen, zodat deze meer kunnen importeren, hetgeen de export van en dus de welvaart in de EU ten goede komt.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.