Chemie Overal 8e ed/FLEX - Hoofdstuk 5 - Mengsels oefentoetsen & antwoorden

AdsorberenDe giftige stoffen binden aan het actieve koolstof. Er zitten holtes en scheurtjes in de korrels koolstof. Hierdoor is het aanhechtingsvermogen hoog.Na een tijd zijn alle mogelijke bindingsplekken bezet en kunnen giftige stoffen niet meer binden. Het drinkwater wordt dan niet schoon.Een rendement van 99% betekent dat 1% niet wordt verwijderd. 1% van 100 = 1 microgram in 2L. 150 mL = 0,150 L 1 microgram/ 2 liter * 0,150 L = 0,075 microgram FiltrerenDestillerenIndampenFiltreren = deeltjesgrootteBezinken = Dichtheid Indampen = Kookpunt (residu heeft het hoogste kookpunt)Destilleren = Kookpunt (residu heeft het laagste kookpunt)Extraheren = Oplosbaarheid 250 mL water = 250 g water 5 g/ 250 * 100 = 2 m% NaCl12/ 50 * 100 = 24 m%110/ 750 * 100 = 14,7 %24/ 100 * 80 = 19,2 gram suiker12,9/ 25 * 100 = 51,6 gram vet250/0,86 = 291 mL boter80/100 * 291 = 233 mL olie in margarine40/100*291 = 116 mL olie in halvarine  Los het mengsel op in water. Water is dan het extractiemiddel. Jood lost niet op, dus dit kun je filteren. Bouw een filtratie opstelling. In de filtraat zit jood en in het residu zit suikerwater. Dan het suikerwater indampen. Het water verdampt en het residu is suiker. gegeven: 50 m x 200 m x 20 cm = 2000 m3 ; 3,7 m% zout = 3,7 g/ 100 g = 37 g/kg; 1kg water = 1Lvolume = 2000 m3 = 2000.000 dm3 of L37 g/L * 2000.000 = 74.000.000 g = 74000 kg = 74 tonIndampen68 / 74 *100% = 91,9%. Extractie, op basis van oplosbaarheidMaak twee chromatogrammen. Gebruik chloroform als loopvloeistof en voor de andere water. Zet op elk papier een potloodlijn als start. Zet hierop een kleine hoeveelheid stof. Zet het papier in de loopvloeistof dat de stof het niet aanraakt. Stop tot de loopvloeistof onder het eind van het papier is.Als de stof niet zuiver is, zie 2 of meerdere strepen/stippen/ kleuren onder elkaar. Het mengsel met stof A en B wordt verwarmd.Stof B kookt en stof A wordt verder verwarmd.Alle stof is al verdampt. Dit is het kookpunt van stof A. 5,5 gram per 5 gram5,5/5*100 = 110 g kaliumnitraat per 100 g water32 gram32 g / 100 g32/ 100 * 5 = 1,6 gram5,5 - 1,6 = 3,9 gram kaliumnitraat slaat neer.