Nieuw Nederlands 7e ed/FLEX
- Hoofdstuk 5 - Formuleren
oefentoetsen & antwoorden
7e editie
Klas 4|Havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: 5.1 Herhaling onderbouw en correct formuleren, 5.2 Herhaling onderbouw en aantrekkelijk formuleren, 5.3 Zinnen begrenzen, 5.4 Voorzetselgebruik, 5.5 Verwijzen, 5.6 Woordgebruik, 5.7 Zinsbouw, 5.8 Kruid je tekst, 5.9 Uitdrukkingen, 5.10 Beeldspraak, 5.11 Stijlfiguren.
Toets Nederlands
Nieuw Nederlands 7e ed/FLEX
Online maken
Toets afdrukken
Het verwijswoord hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel. Het verwijswoord hun gebruik je als meewerkend voorwerp en er geen voorzetsel voor staat. Toelichting:Gebruik hen wanneer het verwijswoord lijdend voorwerp (lv) is: Nadat de ministers beëdigd zijn, kan het publiek hen (lv) op het bordes bewonderen.Gebruik hen na een voorzetsel (vz): De schaatsers vlogen naar Pyeongchang en veel fans reisden met (vz) hen mee.Gebruik hun als het meewerkend voorwerp (mv) is en er geen voorzetsel voor staat: De OranjeLeeuwinnen werden kampioen en de koning gaf hun (mv) een onderscheiding.Gebruik hun nooit als onderwerp: Waarom moeten wij de tekst schrijven, terwijl zij (niet: hun!) hem mogen typen?Onjuiste herhaling: Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt, is dat een onjuiste herhaling. Tautologie: Als hetzelfde twee keer wordt gezegd, meestal met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen), heet dat tautologie. Pleonasme: Bij een pleonasme wordt een deel van de betekenis van een woord of een woordgroep nog eens door een ander woord uitgedrukt. Dat andere woord is meestal van een andere woordsoort. Contaminatie: Als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte worden vermengd, heet dat een contaminatie. Dubbele ontkenning: In zinnen met een werkwoord dat al een ontkennend karakter heeft (voorkómen, misbruiken, verbieden, weerhouden, nalaten) wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.Hieronder staan de volgende twee manieren:Verander de beknopte bijzin in een ‘gewone’ bijzin met een persoonsvorm en een onderwerp. Verander de hoofdzin en vul daarbij het verzwegen onderwerp van de beknopte bijzin inHet lijdend voorwerp wordt het onderwerp;Het onderwerp wordt een door-bepaling, een bijwoordelijke bepaling die met door begint;Bij het werkwoordelijk gezegde wordt het hulpwerkwoord worden of zijn gebruikt. Een tekst is voor een lezer of luisteraar beter te volgen als de schrijver/spreker de verbanden duidelijk aanbrengt. Het woord of de woordgroep waarnaar een verwijswoord terugwijst, heet het antecedent. Het woordgeslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig) van het antecedent bepaalt welk verwijswoord je gebruikt.Hieronder staan 3 situaties:Het antecedent ontbreekt.Er is meer dan één antecedent mogelijk.Het antecedent staat te ver weg.Hieronder staan 5 aandachtspunten:Gebruik geen extreem lange woorden.Schrijf geen ‘moeilijke’ woorden over uit je bronnen.Gebruik geen afkortingen.Formuleer niet te formeel en niet te populair.Varieer in woordkeuze.Sommige schrijvers maken veel gebruik van zelfstandige naamwoorden die zijn afgeleid van een werkwoord, zoals het vinden van een huis, het sturen van een mail, het analyseren van duizenden gegevens. Dit heet de naamwoordstijl. Naamwoordstijl maakt je tekst saaier en afstandelijker, doordat die stijl de actie uit je tekst haalt. Wie een vergelijking gebruikt, plaatst iets uit de werkelijkheid (het object) naast een beeld dat hij daarvoor bedacht heeft. Bij een vergelijking worden het beeld (b) en het object (o) beide genoemd. Tussen beeld en object is een overeenkomst (ov); ze worden aan elkaar gekoppeld met een verbindingswoord. Je spreekt van een asyndetische vergelijking, als je in een vergelijking het verbindingswoord weglaat, blijven alleen beeld en object over. Metafoor: Als in een vergelijking behalve het verbindingswoord ook het object wordt weggelaten, dan blijft alleen het beeld over. In dat geval is er sprake van een metafoor. Bij een metafoor moet de lezer zelf het object bedenken waarnaar het beeld verwijst.Personificatie: Een levenloze zaak wordt als levend (menselijk) voorgesteld, gepersonifieerd.Synesthesie: Bij een synesthesie worden waarnemingen van twee verschillende zintuigen met elkaar gecombineerd, bijvoorbeeld gezicht en gehoor (een donkere stem) of tastzin en reuk (een scherpe geur).Een metonymia berust niet op een overeenkomst. Bij een metonymia wordt net als bij de metafoor alleen het beeld genoemd (en niet het object), maar er is dus geen sprake van overeenkomst. Vaak benoemt het beeld een opvallende eigenschap of een opvallend kenmerk van het object. Een stijlfiguur is een vaste vorm (‘figuur’) van zeggen (‘stijl’). Door stijlfiguren te gebruiken, verfraai je de vorm van je mededeling. Op die manier maak je je tekst aantrekkelijk.Hier volgen vijf redenen:je wat ‘lichter’ of juist ‘zwaarder’ uitdrukken;bepaalde woorden extra nadruk geven;de lezer aan het denken zetten;een grappig effect bereiken;een belezen (geleerde) indruk maken. Een pleonasme komt ook als stijlfiguur voor en is in dat geval correct. Bijvoorbeeld: een donkere nacht, de hete zomerzon. Dit instituut is onzijdig. Naar onzijdige woorden wordt verwezen met zijn en het. “Dit instituut voor het onderzoek naar oude muziek heeft zijn deuren moeten sluiten, omdat het geen subsidie meer krijgt van de overheid." De docent informeerde mij over het inhalen van de toets betekent informatie geven over het inhalen van de toets. Oma informeert altijd naar onze cijfers betekent informatie vragen over onze cijfers. Let op: De fout staat in deze uitwerkingen steeds onderstreept. In deze nieuwbouwwijk wordt nu een sporthal gebouwd en volgend jaar twee tennisparken aangelegd. Foutieve samentrekking: In het eerste gedeelte is onderwerp en persoonsvorm enkelvoud, in het tweede gedeelte van de zin is het onderwerp meervoud en moet er dus ook een meervoudige persoonsvorm aan toegevoegd worden.In deze nieuwbouwwijk wordt nu een sporthal gebouwd en volgend jaar worden twee tennisparken aangelegd. Ongeveer 75 procent van de deelnemers hebben zich opgegeven via onze website. Incongruentie: de kern van het onderwerp in deze zin is 75 procent. Percentages zijn enkelvoudig. De persoonsvorm staat in het meervoud hebben. Onderwerp en persoonsvorm congrueren dus niet.Ongeveer 75 procent van de deelnemers heeft zich opgegeven via onze website. Dat is iets dat heel vaak voorkomt bij reizigers in een onbekend land.Onjuist verwijswoord: na een onbepaald voornaamwoord iets volgt altijd het verwijswoord wat. Dat is iets wat heel vaak voorkomt bij reizigers in een onbekend land.Leraren voelen er natuurlijk niet veel voor om proefwerken tot later uit te stellen.Pleonasme: uitstellen is altijd tot later. Je kunt niet eerder uitstellen. Leraren voelen er natuurlijk niet veel voor om proefwerken uit te stellen. Na gezwommen te hebben gaf de organisatie de deelnemers de opdracht nog een kilometer te crossen. Foutief beknopte bijzin: Het onderwerp van de hoofdzin de organisatie, is niet het onderwerp van de beknopte bijzin (we nemen aan dat de deelnemers gezwommen hebben). Nadat de deelnemers gezwommen hadden, gaf de organisatie aan hen de opdracht nog een kilometer te crossen. Een goed rijpaard kost vaak erg veel geld, omdat het eerst getraind moet worden en dat trainen is een tijdrovende zaak (hij moet het zijn: het woord verwijst naar rijpaard, een onzijdig woord).De roman ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Gabriel Garcia Marquez is het mooiste wat ik ooit gelezen heb (dat moet wat zijn: na een overtreffende trap het mooiste komt altijd het verwijswoord wat).Eline vertelde aan Kirsten dat Eline’s moeder op school was geweest voor een gesprek met de rector (haar verwijst onduidelijk: wordt hier de moeder van Eline of Kirsten bedoeld?‘Honderd jaar eenzaamheid’ is een prachtig boek, dat helaas tegenwoordig nauwelijks nog gelezen wordt (wat moet dat zijn: er wordt hier verwezen naar het woord boek). Verkeerde woordkeus: De vraag die gesteld werd aan de klas, werd door die ene leerling duidelijk beantwoord.Woordkeus: herhaling van de docent en zinsopbouw: geen variatie in zinsopbouw, geen afwisseling tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen, geen verbanden tussen zinnen aangegeven: De docent gaf al 10 jaar les en was erg populair. Hij genoot van de lessen en de collega’s vond hij ook erg aardig. Woordvolgorde: begrippen die bij elkaar horen, moeten naast elkaar geplaatst worden: Niet iedereen kon zo'n verre reis betalen. Understatement: als je een 2 voor een proefwerk haalt, heb je waarschijnlijk veel fouten gemaakt. De schrijver verzacht de situatie op een spottende manier. Litotes: bij een litotes wordt iets ontkend of verkleind met het doel datgene wat je bedoelt meer uit te laten komen. Geen verkeerd plan is een ontkennende vorm van een goed plan. Paradox: er worden hier twee tegenstellingen weggaan en blijven met elkaar vergeleken. Repetitio: dezelfde woorden/woordgroepen worden herhaald. Antithese: dik en dun is een echte tegenstelling, dus geen paradox (schijnbare tegenstelling of oxymoron (tegengestelde begrippen met elkaar combineren). Oxymoron: georganiseerde chaos zijn twee tegengestelde begrippen die met elkaar worden gecombineerd.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.