LWEO Kopen & Werken 3e ed
- Hoofdstuk 1 t/m 8 - Afsluitende toets over alle hoofdstukken
oefentoetsen & antwoorden
3e editie
Klas 3|Havo/vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: Soorten uitgaven, overdrachtsinkomen, doorlopend krediet, vlottende activa, financiële zelfredzaamheid, Indirecte belastingen, HDI, Welvaart, rente berekenen, brutowinst, Arbeidsmarkt, Lorenzcurve, balansmutatie, Moral hazard en marktevenwicht.
Toets Economie
LWEO Kopen & Werken 3e ed
Online maken
Toets afdrukken
Werkwijze:Om te weten wat je op een budgetlijn moet zien, moeten we eerst de budgetlijn uitleggen.Een budgetlijn is een lijn die precies vertelt hoeveel je van twee soorten producten kan kopen.Dit teken je in een grafiek.De lijn begint vaak ergens op de verticale as en loopt dan schuin naar beneden naar de horizontale as.Op de ene as staat de hoeveelheid van een product, op de andere as staat de hoeveelheid van een ander product.Je budget bepaalt hoeveel je maximaal van beide kan kopen.Je budget is het beschikbare geld dat je hieraan kan uitgeven.De budgetlijn geeft dus alle opties weer die mogelijk zijn met je budget.Antwoord: De budgetlijn geeft alle mogelijke combinaties die iemand met zijn inkomen (zijn budget) kan aanschaffen. Dit teken je in een grafiek. Werkwijze:Als je wilt weten wat je kunt aflezen op de lorenzcurve, moeten we eerst vertellen wat dit precies is.De lorenzcurve is een kromme lijn die aangeeft hoeveel procent van de bevolking, hoeveel procent van het totale inkomen van een land verdient.Als de lijn bijvoorbeeld het punt snijdt van 20; 10 dan zegt dit dat 20% van de mensen in dit land samen 10% van het totale inkomen verdienen.Zo kun je zien hoe de verdeling van het inkomen in een land is.Antwoord: Op de lorenzcurve kun je aflezen hoe de inkomensverdeling in een land is. Hoe dichter de lorenzcurve bij de rechte diagonale lijn ligt, hoe gelijkmatiger het inkomen is verdeeld.Toelichting: Denk eraan dat de lorenzcurve de werkelijke situatie weergeeft. De rechte diagonale lijn geeft aan dat iedereen precies evenveel verdient. Zeg dus nooit dat in het ene land de inkomens eerlijker verdeeld zijn. Je mag geen waardeoordeel geven over de lorenzcurve. Werkwijze:Als je wilt weten wat een hypotheeklening is, knippen we het begrip eerst in twee stukken en leggen we beide onderdelen apart uit. Je spreekt van een lening als je iets van een ander leent en moet terug betalen in termijnen. Meestal moet je daarover ook rente betalen. De persoon die geld uitleent loopt wel een risico. Je weet nooit zeker of die ander het geld netjes terugbetaalt. Daarom vraagt hij rente, als een soort vergoeding voor het risico.Een hypotheek is een lening voor een huis. Dit is vaak een heel groot bedrag omdat een huis veel geld kost. Je mag hier ook langer over doen om dit terug te betalen. De standaard periode is 30 jaar. Omdat je er lang over doet loopt de partij die het geld uitleent dus ook een risico. Daarom geldt bij een hypotheek het recht op onderpand: als je niet terugbetaalt kan de partij die het geld uitgeleend heeft het huis verkopen om het geld terug te krijgen.Antwoord: Een hypotheeklening is een lening met een huis als onderpand. De bank mag het huis verkopen als de mensen de aflossing en rente niet meer kunnen betalen.Toelichting: Mocht de opbrengst van de verkoop van het huis niet genoeg geld opleveren dan blijf je ook nog met een schuld zitten die je aan de bank moet terugbetalen! Werkwijze:Als je wilt weten wat een SWOT- analyse is, moeten we eerst kijken in welke context dit begrip voorkomt.Een SWOT analyse wordt gedaan door bedrijven.De letters staan voor: (S) sterktes, (W) Zwaktes, (O) kansen en (T) Bedreigingen.Het is afgeleid uit het engels (Strength, Weakness, Opportunities, Threats)Een bedrijf kijkt dus naar zichzelf bij de interne analyse (sterke en zwakke punten) en naar de andere bedrijven bij de externe analyse (kansen en bedreigingen)Antwoord: Een SWOT-Analyse maakt een bedrijf om te kijken naar zichzelf bij de interne analyse (sterke en zwakke punten) en naar de andere bedrijven bij de externe analyse (kansen en bedreigingen) Werkwijze:Om te weten wat we bedoelen met duurzame productie leggen we beide begrippen eerst afzonderlijk uit.Als we praten over duurzaam dan houd je rekening met het milieu en de mensen.Die kan zowel bij de consumptie als productie plaatsvinden.Productie is de hoeveelheid goederen en diensten die een bedrijf maakt.Als we dit nu combineren dan hebben we het antwoord. Antwoord: Wanneer een productie duurzaam is, houd je bij de productie van goederen en diensten rekening met de gevolgen voor mens en milieu. Toelichting: Je ziet dat ik hier, en ook bij andere begrip kennis vragen, het begrip steeds in tweeën hak. Door voor jezelf eerst beide begrippen afzonderlijk te begrijpen, kun je het eindantwoord vaak makkelijker geven. Bij inzichtvragen en toepassingsvragen komen ook vaak begrippen voor. Zorg dat je eerst helder hebt wat het begrip betekent voordat je een antwoord gaat geven. Werkwijze:Om te weten wat je moet doen als een begroting een tekort weergeeft, leggen we eerst even uit wat je nu precies op een begroting kan zien.Op een begroting staan de verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.De nadruk ligt op verwachte, dit is dus nog onzeker.Aan de ene kant staan de verwachte inkomsten en aan de andere kant de verwachte uitgaven. Als de inkomsten lager zijn dan de uitgaven dan heb je een tekort. Als je inkomsten hoger zijn dan de uitgaven dan heb je geld over. Als je ziet dat je geld tekort komt betekent dit dus dat je inkomsten niet voldoende zijn om alle geplande uitgaven te betalen.Je kan dan kijken naar je inkomstenkant of naar je uitgavenkant.Misschien is er een mogelijkheid om de inkomsten te verhogen. Dan kun je mogelijk wel alle uitgaven betalen.Als dit niet lukt, kun je ook kijken of alle uitgaven wel nodig zijn. Misschien kun je uitgaven van je begroting afhalen en is de begroting weer in evenwicht. Antwoord: Als je begroting een tekort weergeeft zijn je inkomsten niet hoog genoeg om alle uitgaven te betalen. Je kan dan kijken of je inkomsten mogelijk omhoog kunnen of je kan kijken of er uitgaven zijn die je niet hoeft te doen. Toelichting: Je kan bij de uitgaven dan kijken welke uitgaven echt dringend / nodig zijn. Je kan bijvoorbeeld niet ineens bepalen om geen huur of de energierekening niet meer te betalen. Maar misschien verwacht je ook uit eten te gaan of naar de bioscoop. Die zou je dan wel kunnen wegstrepen. Werkwijze:Als je wilt weten wat je spaarsaldo is en je hebt alleen de ontvangen rente en het rentepercentage dan kun je het spaarsaldo uitrekenen door eerst 1% uit te rekenen en dan 100% uit te rekenen. Het spaarsaldo is namelijk het totaal en dus 100%In de informatie staat dat de ontvangen rente € 19,13 is.Dit is gelijk aan 4,5% rente.Als we € 19,13 delen door 4,5 dan weten we wat 1% is.Als we deze uitkomst vermenigvuldigen met 100 dan weten we wat het totaal en dus je spaarsaldo is.Oftewel: € 19,13 / 4,5 x 100 = € 425,11Antwoord: het spaarsaldo is € 19,13 / 4,5 = € 4,2511. Dit is gelijk aan 1%. Het spaarsaldo is 100%. Dit is dan dus € 4,2511 x 100 = € 425,11.Toelichting.Je kunt ook gebruikmaken van verhoudingstabellen om dit uit te rekenen.Zorg ervoor dat je helder hebt welk getal gelijk is aan welk percentage.Dan reken je altijd eerst 1% uit en dan het percentage dat je wilt weten. Werkwijze:Als je de verkoopprijs wilt weten moeten we de omzet gaan bepalen. We gaan nu dus de formule omdraaien en die toepassen.Normaal geldt: omzet – inkoopwaarde = brutowinstBrutowinst – bedrijfskosten = nettowinst.Als we het omdraaien moeten we gaan optellen:Nettowinst + bedrijfskosten = brutowinstBrutowinst + inkoopwaarde = omzetWe weten de nettowinst, de bedrijfskosten en we kunnen de inkoopwaarde berekenen.De inkoopwaarde is 400 x € 0,45 = € 180De brutowinst is dus € 402 + € 118 = € 520De omzet is dus € 505 + € 180 = € 700 .De omzet is behaald door 400 blikjes te verkopen.De verkoopprijs is dus 700 / 400 = € 1,75Antwoord: De brutowinst is €402 + € 118 = € 520. Als we hier de inkoopwaarde bij optellen hebben we de omzet. De omzet is dus € 520 + (400 x € 0,45) = € 700. Deze € 700 is verdiend door 400 blikjes te verkopen voor een prijs van ( 700 / 400 = ) € 1,75. Werkwijze:Als de verkoopprijs exclusief BTW wilt uitrekenen moeten we goed bekijken welke getallen we in euro’s weten en welke percentages daarbij horen.De prijs die je in de winkel betaalt is inclusief BTW.Dus € 69,95 is geen 100% maar 121% omdat de BTW erbij opgeteld is.We kunnen in dit geval uitrekenen wat 1% is en dan 100 % uitrekenen omdat dit gelijk is aan de verkoopprijs exclusief BTW.€ 69,95 / 121 = € 0,5781. Dit is gelijk aan 1%€ 0,5781 x 100 =€ 57,81. Dan weten we wat 100% is.Je betaalt dus aan BTW een bedrag van (€ 69,95-€ 57,81 = ) € 12,14Antwoord: De verkoopprijs zonder BTW is 69,95 / 121 x 100 = 57,81Toelichting: Kijk altijd goed naar de bedragen en de percentages.En als je gaat rekenen rond dan pas aan het einde af. Anders krijg je grote afrondingsverschillen. Werkwijze:Als we de betalingsbereidheid willen weten, moeten we kijken bij welke prijs er geen vraag is.Met andere woorden, de uitkomst van de functie moet 0 zijn.Dus 0 = -3P + 120 Wat moet je bij P invullen zodat er geen vraag meer is.Je deelt dan het constante getal (120) door het getal wat afhankelijk is van de prijs (3)Je krijgt dan 120 / 3 = 40Dan controleer je of het klopt: -3 x 40 + 120 = 0Met andere woorden; bij een prijs van € 40 wil niemand het product hebben.De maximale betalingsbereidheid is dus kleiner dan € 40.Antwoord: Als je de maximale betalingsbereidheid wilt weten kijk je bij welke prijs er geen vraag is. Dus Qv = 0. Dit is bij een prijs van (120/3= ) € 40. Dus de maximale betalingsbereidheid is bij P< 40 euro. Toelichting: Mocht je dit lastig vinden, dan kun je het ook vinden door getallen in te vullen. Dit duurt wel veel langer. Je gaat dan nog steeds op zoek naar een prijs waarbij de vraag 0 is. Alleen vul je dan steeds een hoger bedrag in bij P totdat het antwoord 0 is. Werkwijze:Als je een begroting gaat maken dan zet je aan de linkerkant de inkomsten en aan de rechterkant de uitgaven. De opdracht is voor een maand. We moeten dus zorgen dat we alle bedragen per maand weten. We gaan dus enkele bedragen even omrekenen.Eten en drinken is € 15 per week. Als je dit per maand wilt weten moet je het eerst per jaar uitrekenen en dan delen door 12 maanden. Dus € 15 x 52 (weken) / 12 (maanden) = € 65 per maand.Verzekeringen zijn per kwartaal. Een kwartaal is 3 maanden. Dit bedrag kunnen we dus delen door 3. Dus € 600 / 3 = € 200 per maand.Kleding en schoenen is per jaar. Als we dit delen door 12 hebben we het maandbedrag. We komen dan uit op € 1.500 / 12 = € 125 per maand.Nu we alle bedragen omgerekend hebben gaan we dit in een overzicht zetten:De inkomsten zijn net iets groter dan de uitgaven. Dit kun je uitrekenen door alle inkomsten op te tellen en alle uitgaven op te tellen. Het verschil zet je aan de kant waar het totaal lager is.Als de inkomsten > uitgaven dan zet je het bij de uitgaven als overschotAls de inkomsten < uitgaven dan zet je het bij de inkomsten als tekort.Zo is de begroting altijd in evenwicht. Joost kan dus € 5,01 per maand sparenAntwoord: Zie hierboven. Werkwijze:Als je wilt weten wie er relatief gezien de hoogste salarisverhoging krijgt, dan moet je de nieuwe situatie gaan vergelijken met de oude situatie.De oude situatie is 100% en de nieuwe situatie is in dit geval meer dan 100%.Het verschil tussen de nieuwe en de oude situatie moet je dus delen door de oude situatie en dan vermenigvuldigen met 100%.Oftewel de formule: ( Nieuw – oud) / oud x 100%Deze gaan we nu bij beide toepassen.Joost: ( 4.750 – 4.500) / 4.500 x 100% = 5,6% verhogingBianca: ( 2.425 – 2.300) / 2.300 x 100% = 5,4% verhoging.Joost gaat er dus het meeste op vooruit.Antwoord: Als je de procentuele verandering wilt berekenen dan gebruik je de formule ( Nieuw – oud) / oud x 100%. Dit moet je bij beide toepassen. Joost: ( 4.750 – 4.500) / 4.500 x 100% = 5,6% verhoging. Bianca: ( 2.425 – 2.300) / 2.300 x 100% = 5,4% verhoging. Joost gaat er dus het meest op vooruit.Toelichting: De formule ( Nieuw – oud) / oud x 100% bestaat eigenlijk uit drie stappen.1: nieuw – oud. Bereken eerst de verandering2: verandering / oud. Deel de verandering door de oude situatie3. X 100%. Pas daarna vermenigvuldig je het met 100%Als je dit namelijk niet goed in je rekenmachine invoert dan gaat hij mogelijk eerst delen en vermenigvuldigen en als laatste pas van elkaar afhalen. Werkwijze:Je mag in dit geval zelf 2 P’s uit de marketingmix uitkiezen en aangeven waar Joost rekening mee moet houden.De P’s die jullie moeten kennen zijn: Prijs, Product, Product en PromotieWe zullen van elke een voorbeeld geven zodat je een beeld hebt.De P van Prijs. Joost moet goed kijken welke prijs hij gaat vragen. Met een hoge prijs verdient hij per blikje meer, maar verkoopt hij dan nog wel genoeg blikjes als zijn prijs hoger is dan in de kantine?De P van product. Gaat Joost Coca Cola, Pepsi cola of huismerk cola verkopen? Wat verkopen ze in de kantine? Waar is behoefte aan? Dit moet Joost onderzoekenDe P van plaats. Waar kunnen ze de blikjes kopen? Komen ze naar zijn kluisje? Mag hij een kraampje opzetten? Kunnen ze het alleen bij hem kopen of ook bij zijn broertje die in de onderbouw zit? Ook hier moet Joost een afweging in maken. De P van promotie. Hoe zorgt Joost dat ze de leerlingen weten dat hij blikjes cola verkoopt? Gaat hij reclame maken? Wordt het vooral mond-tot-mond reclame? Stuurt hij een mail via magister?Antwoord: Joost moet voor de 4 P’s ( Plaats, Promotie, Prijs, Product) gaan bedenken wat hij wil. Bijvoorbeeld de verkoopprijs (Prijs), hoe hij reclame gaat maken (promotie), of hij coca cola of pepsi cola gaat verkopen (product) en waar ze het blikje kunnen kopen (plaats). Toelichting: Je hebt ook nog de P van personeel. Deze valt hier nu even niet onder. Maar dan zou je kunnen denken aan of hij vrienden / personeel heeft die hem helpen met de verkoop. Wie neemt hij hiervoor aan? Wie kan hij vertrouwen? Zorgt het personeel ervoor dat de klanten goed behandeld worden? Werkwijze:Als we de oorzaak van de verandering van de aanbodfunctie willen achterhalen, moeten we eerst helder hebben wat het effect is op het aanbod.Om dit te beoordelen kun je dezelfde prijs invullen in beide formules. In dit voorbeeld vullen we in beide formules € 100,- in. Qa = 3 x 100 – 120 🡪 het aanbod in de oude situatie is dan 180Qa = 3 x 100 – 150 🡪 het aanbod in de nieuwe situatie is dan 150Dus bij dezelfde prijs is het aanbod afgenomen met 30 stuks.(Dit kun je ook zien aan het verschil tussen 150 en 120)Wat kan een reden zijn dat bij dezelfde prijs het aanbod minder is?Voor bedrijven is een daling van de winstmarge (oftewel ze verdienen minder per product) een reden om het product minder aan te bieden.Dus als bijvoorbeeld de (inkoop)kosten toegenomen zijn, dan verdienen ze minder aan dit product. Dat kan een reden zijn dat een bedrijf liever een ander product verkoopt. Antwoord: Door de verandering kunnen we zien dat bij elke prijs er nu 30 minder aangeboden wordt. Dit zie je door het verschil tussen de constante getallen te pakken (150 en 120). Een bedrijf wil voor dezelfde prijs minder verkopen als ze er minder mee kunnen verdienen. Dat kan bijvoorbeeld als de (inkoop)kosten gestegen zijn. Dan verkoopt een bedrijf liever een ander product. Werkwijze:Als je het verschil in rente wilt uitleggen met behulp van het begrip onderpand tussen een hypothecaire lening en een persoonlijke lening dan leggen we eerst beide begrippen uit.Een hypothecaire lening is een lening voor de aankoop van een huis. De looptijd is vaak 30 jaar. Je kan zelf kiezen hoelang je de rente vast wil zetten. Als je dit bijvoorbeeld 10 jaar doet, dan moet je na 10 jaar weer een nieuwe rente afspreken met de bank. Een persoonlijke lening is een lening voor persoonlijke aankopen. Dus als je bijvoorbeeld een nieuwe auto wilt kopen dan leen je hiervoor geld. Dit betaal je normaliter in een kortere periode terug. Bij een hypothecaire lening geldt het recht van onderpand. Wanneer je niet netjes de lening aflost en rente betaalt, dan mag de bank het huis innemen en verkopen om de lening terug te krijgen.Hierdoor loopt de bank dus minder risico dan wanneer ze geld uitlenen voor de aankoop van een auto. Een auto daalt misschien sneller in waarde, kan bij een ongeluk niets meer waard zijn. En dan moet de bank maar zien hoe ze het geld terug krijgen.Doordat het risico bij een hypothecaire lening door een onderpand dus lager ligt zal de rente ook lager zijn.Antwoord: Door het recht van onderpand kan een bank bij een hypothecaire lening het huis innemen en verkopen om het geld terug te krijgen als de klant niet netjes het geld maandelijks terugbetaalt. Hierdoor loopt de bank minder risico dan bij een persoonlijke lening waar dit niet geldt. Daardoor zou de rente lager kunnen zijn.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.