Pincode 7e ed/FLEX Katern 6 Welvaart en Groei
- Hoofdstuk 1 - Welvaart
oefentoetsen & antwoorden
7e editie
Klas 4-5|Havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: toegevoegde waarde, primair inkomen, secundair inkomen, overdrachtsinkomen, bruto binnenlands product, (reële) economische groei, informele economie, welvaart in brede en enge zin, groen bbp, HDI, immateriële welvaart, economische kringloop, macro-economische identiteit, nationaal spaarsaldo, finale bestedingen, betalingsbalans, concurrentiepositie.
Toets Economie
Pincode 7e ed/FLEX Katern 6 Welvaart en Groei
Online maken
Toets afdrukken
Als je van het primair inkomen de belastingen en premies aftrekt en de uitkeringen erbij optelt, heb je het secundair inkomen.Het kenmerkende verschil tussen primair inkomen en overdrachtsinkomen is dat primair inkomen wordt uitbetaald aan degene die de productiefactoren leveren waarmee het netto binnenlands product wordt voortgebracht. Er staat dus een tegenprestatie tegenover. Andere inkomens, zoals overdrachtsinkomen, staan geen tegenprestatie tegenover. Deze inkomens worden uit de primaire inkomens betaald. Tot de informele economie behoren alle economische activiteiten die niet geregistreerd worden, zoals onbetaald huishoudelijk werk, doe-het-zelf activiteiten, vrijwilligerswerk en zwart werk.Immateriële welvaart wordt gemeten aan de hand van gezondheid en ontwikkeling. Gezondheid wordt gemeten door de gemiddelde levensverwachting bij de geboorte te nemen en ontwikkeling wordt gemeten door het gemiddeld aantal jaren dat iemand tot aan zijn 25e jaar scholing krijgt te meten (de zogenaamde scholing index). De omzet is de prijs per product x aantal verkochte producten = € 500 x 10.000 = € 500.000.De bruto toegevoegde waarde is de omzet – de ingekochte goederen en diensten = € 500.000 - € 200.000 = € 300.000.De netto toegevoegde waarde is de bruto toegevoegde waarde – de afschrijvingen = € 300.000 - € 90.000 = € 210.000.De pacht is de netto toegevoegde waarde – rente – loon – winst = € 210.000 - € 28.000 - € 70.000 - € 40.000 = € 72.000.Tip: onderstaand overzicht is een handig hulpmiddel bij het leren van de stof. Hier is sprake van een primair inkomen. De bijbehorende productiefactor is arbeid.Hier is sprake van een primair inkomen. De bijbehorende productiefactor is kapitaal.Het winnen van een geldprijs is geen primair inkomen.Een uitkering is geen primair inkomen.Hier is sprake van een primair inkomen. De bijbehorende productiefactor is ondernemerschap. Bij recycling van afval neemt de productie via gerecyclede grondstoffen toe ten opzichte van de niet-gerecyclede productie. Dit is minder milieuvervuilend. Dit betekent dat de (monetaire) schade aan het milieu bij gelijkblijvende productie daalt waardoor het groen bbp kan stijgen.Let op: Er moet een correcte afweging worden gemaakt tussen de verandering van het bbp en de verandering van de milieuschade.Groen bbp is een breed welvaartsbegrip. Groen bbp is naast het inkomen opgebouwd uit een andere component, namelijk het milieu. Groen bbp is gelijk aan het bbp minus de waarde van schade aan het milieu (negatieve externe effecten) plus de waarde van verbetering aan het milieu.VN-geluksindex is een breed welvaartsbegrip. De VN-geluksindex is gebaseerd op een “brede” vraag naar geluksbeleving; bij dat antwoord nemen respondenten meer mee dan alleen hun inkomen.De Human Development Index is een breed welvaartsbegrip. De HDI is naast het inkomen opgebouwd uit twee andere componenten: gezondheid en scholing. De tweede macro-economische identiteit is Y = C + I + O + E – MY = 400 + 60 + 110 + 2 + 320 – 310 = 580 (miljard euro).De eerste macro-economische identiteit is Y = C + B + S580 = 400 + 90 + SS = 90 (miljard euro).De derde macro-economische identiteit: (S – I) + (B – O) = (E – M)De derde macro-economische identiteit: (S – I) + (B – O) = (E – M)Het nationale spaarsaldo is het particuliere spaarsaldo (S – I) en het overheidssaldo (B – O). Dus (90 – 60) + (90 – 110) = 10 (miljard euro).Opmerking: Het nationale spaarsaldo is gelijk aan saldo buitenland (E – M) = (320 – 310) = 10 (miljard euro). Bezoek van Amerikaanse toeristen aan Aruba, dienstenrekening: inkomsten.Import van goederen uit de VS: goederenrekening, uitgaven.Directe investeringen van Amerikaanse hotelketens op Aruba: kapitaalrekening, inkomsten.De opbrengst van de investeringen (het rendement) wordt uitgekeerd aan de Amerikaanse hotelketens: (primaire) inkomensrekening, uitgaven. De bijdrage aan het bruto binnenlands product (bruto toegevoegde waarde) is omzet – inkoop grondstoffen – overige ingekochte goederen en diensten = (84 miljard x $ 0,60) - $ 13 miljard - $ 6 miljard = $ 31,4 miljard.De nettowinst is de omzet – rente kosten – arbeidskosten – pacht – inkoop grondstoffen - overige ingekochte goederen en diensten – afschrijvingen = € 50,4 - $ 12 miljard - $ 9 miljard - $ 1 miljard - $ 13 miljard - $ 6 miljard - $ 2 miljard = $ 7,4 miljard. l. De waarde van de ingekochte goederen van de chocoladefabriek is gelijk aan het totaal van de bedragen van de cacaoplantage. De ingekochte goederen van de exporteur is dan € 0,01 + € 0,03 + € 0,02 + € 0,02 = € 0,08.ll. De ingekochte goederen van de supermarkt zijn gelijk aan het totaal van de bedragen van de chocoladefabriek. De loonkosten van de chocoladefabriek is dan € 1,24 – € 0,27 – € 0, 05 – € 0,08 – € 0,70 = € 0,14.lll. De prijs die de consument betaalt is gelijk aan het totaal van de bedragen van de supermarkt. De winst van de supermarkt is dan € 2,49 – € 1,24 – € 0,05 – € 0,30 – € 0,15 = € 0,75.De toegevoegde waarde berekenen door het optellen van alle toegevoegde waarden gaat als volgt: van elke tussenschakel in de productieketen de toegevoegde waarde berekenen en daarna de toegevoegde waarde van iedere schakel bij elkaar optellen.De toegevoegde waarde per producent is het totaal van de kolom – ingekochte goederen.Cacaoplantage: € 0,8 - € 0,00 = € 0,08.Exporteur: € 0,27 - € 0,08 = € 0,19.Chocoladefabriek: € 1,24 – € 0,27 = € 0,97.Supermarkt: € 2,49 - € 1,24 = € 1,25.Totale toegevoegde waarde is € 0,08 + € 0,19 + € 0,97 + € 1,25 = € 2,49.De toegevoegde waarde berekenen door het optellen van alle primaire inkomens gaat als volgt: Van elke tussenschakel in de productieketen het totaal van rente, loon, pacht/huur en winst (= primaire inkomens) uitrekenen en daarna de primaire inkomens van iedere schakel bij elkaar optellen.Cacaoplantage: € 0,01 + € 0,03 + € 0,02 + € 0,02 = € 0,08.Exporteur: € 0,04 + € 0,05 + € 0,04 + € 0,06 = € 0,19.Chocoladefabriek: € 0,05 + € 0,14 + € 0,08 + € 0,70 = € 0,97.Supermarkt: € 0,05 + € 0,30 + € 0,15 + € 0,75 = € 1,25.Totale toegevoegde waarde is € 0,08 + € 0,19 + € 0,97 + € 1,25 = € 2,49.In een productieketen is de toegevoegde waarde niet de optelsom van alle bedragen van de producenten, omdat bij onderlinge leveringen tussen bedrijven in een productieketen de toegevoegde waarde van een leverend bedrijf ook onderdeel is van de toegevoegde waarde van het opvolgend bedrijf. Zodoende wordt de toegevoegde waarde van de cacaoplantage 3x extra meegeteld, de toegevoegde waarde van de exporteur wordt 2x extra meegeteld en de toegevoegde waarde van de chocoladefabriek wordt 1x extra meegeteld; 3 x € 0,08 + 2 x € 0,19 + 1 x € 0,97 = € 1,59. Dit is gelijk aan het verschil tussen de optelsom van alle bedragen van de vier producenten (€ 4,08) en de totale toegevoegde waarde (€ 2,49). Er moet met verschillen in de bevolkingsomvang rekening worden gehouden, omdat een gelijk bbp bij een grotere bevolkingsomvang een lager bbp per hoofd van de bevolking tot gevolg heeft.Er moet met verschillen in het prijsniveau rekening worden gehouden, omdat een gelijk (nominaal) bbp bij een hoger prijsniveau een lager reëel bbp tot gevolg heeft.Uitspraak 1 onjuist, omdat een ongelijke inkomensverdeling alleen iets zegt over het verschil in welvaart tussen personen in een land, het zegt niets over het verschil in welvaart tussen landen.Uitspraak 2 onjuist, omdat als bij een stijging van de productie negatieve externe effecten optreden, het voordeel van de gestegen productie afgewogen moet worden tegen het nadeel van de negatieve externe effecten. Als het voordeel van de gestegen productie zwaarder weegt is de welvaart toegenomen. Het nationaal inkomen voor toetreding is de optelsom van de primaire inkomens:Primaire inkomens van bedrijven naar gezinnen (€ 25 miljard) + primaire inkomens van overheid naar gezinnen (€ 6 miljard) = € 31 miljard).Of:Productie bedrijven: C + I + O + E – M = 15 + 6 + 5 + 15 – 16 = € 25 miljardProductie overheid: € 6 miljard +Productie totaal (productie = inkomen): € 31 miljardHet nationaal inkomen na toetreding is de optelsom van de primaire inkomens:Primaire inkomens van bedrijven naar gezinnen (€ 31 miljard) + primaire inkomens van overheid naar gezinnen (€ 6 miljard) = € 37 miljard).Of:Productie bedrijven: C + I + O + E – M = 16 + 8 + 5 + 20 – 18 = € 31 miljardProductie overheid: € 6 miljard +Productie totaal (productie = inkomen): € 37 miljard Het nationaal inkomen in dit land is, na toetreding tot de EU, gestegen met € 37 miljard - € 31 miljard = € 6 miljard.De pijl van “uitvoersaldo” na toetreding tot de EU is omgedraaid, omdat er voor de toetreding tot de EU nog sprake was van een negatief uitvoersaldo (import groter dan export), hetgeen na de toetreding is omgeslagen in een positief uitvoersaldo (export groter dan import).Een pijl tussen twee sectoren die zou kunnen worden toegevoegd om de gevolgen van de verwachte arbeidsmigratie te verwerken is een pijl van buitenland (beginpunt) naar gezinnen (eindpunt), die weergeeft dat er ook primaire inkomens worden verkregen uit werken in het buitenland.Op langere termijn kan de deze arbeidsmigratie nadelig zijn voor de economische groei, omdat door de arbeidsmigratie veel geschoolde werknemers en kennis het land verlaten, hetgeen op langere termijn nadelig kan zijn voor de kwaliteit en kwantiteit van de productiefactor arbeid in dit land (als er geen sprake is van remigratie van deze mensen). De optelsom van de ontvangsten uit de export van goederen van de afzonderlijke EMU-lidstaten is hoger dan 311,7 miljard euro, omdat de onderlinge goederentransacties tussen de EMU-lidstaten op de betalingsbalans van de EMU wegvallen.Het saldo van de lopende rekening = saldo goederenrekening + saldo dienstenrekening + saldo inkomensrekening.Het saldo van de goederenrekening is 311,7 – 284,6 = 27,1.Het saldo van de lopende rekening: 27,1+ saldo van de dienstenrekening - 8,7 = 26,3.Het saldo van de dienstenrekening is dan een overschot van 7,9.Hieruit volgt dat de uitgaven aan import van de dienstenrekening = inkomsten van de dienstenrekening – saldo van de dienstenrekening = 84,3 – 7,9 = 76,4 (miljard euro).De verandering van de buitenlandse valutareserve is saldo betalingsbalans (saldo lopende rekening – saldo kapitaalrekening) = 26,3 – 25,6 = 0,7 miljard euro. Het is een toename.Voorbeelden van transacties die tot de kapitaalimport van de EMU worden gerekend:Een investering in een van de EMU-lidstaten gefinancierd met middelen van buiten de EMU.Beleggingskapitaal dat van buiten de EMU-lidstaten de EMU binnenstroomt.Aflossing van een lening verleend door een van de EMU-lidstaten aan een land buiten de EMU.Let op: het gaat niet om een transactie tussen de lidstaten van de EMU.Oplopende inflatie kan leiden tot verslechtering van de internationale concurrentiepositie met als gevolg een afname van de export / toename van de import en een verslechtering van het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans van de EMU.Door de afname van de export neemt de productie af, wat zal leiden tot een afname van de werkgelegenheid binnen de EMU.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.