Nova Scheikunde MAX 5.0 deel B - Hoofdstuk 6 - Voeding en verzorging oefentoetsen & antwoorden

Mg/kg lichaamsgewicht De E-nummers staan voor additieven die zijn goedgekeurd door de Europese Unie. Het wordt goedgekeurd zodra aangetoond is dat een additief niet schadelijk is en in alle EU-landen is toegelaten. Zetmeel behoort tot de koolhydraten (of sachariden).Dit zijn verzadigde vetten en onverzadigde vetten. Joule (J)Dit noemen we een neutralisatiereactie. Deze man mag $5$ mg per kg lichaamsgewicht binnenkrijgen. $\frac{425 \, mg}{5 \, mg/kg} = 85 \, kg$ Hij weegt dus $85$ kg. Een monosacharide bestaat uit één koolhydraat molecuul, een disacharide bestaat uit twee koolhydraat moleculen. Zetmeel en cellulose zijn voorbeelden van een polysacharide. Een vet is bij kamertemperatuur een vaste stof. Een olie is bij kamertemperatuur een vloeistof.  Zeepmoleculen hebben een langgerekte vorm. Ze bestaan uit twee delen: een kop en een lange staart. De kop van zeepmoleculen lost goed op in water.De staart lost juist goed op in vet.Zeep kan dus aan de ene kant water aan zich binden, en aan de andere kant vet. Dat zorgt ervoor dat water en vet kunnen mengen. Tip: bedenk wat een emulgator doet: die zorgt ervoor dat water en vettige of olieachtige stoffen een mengsel kunnen vormen. Je kunt met shampoo vuil verwijderen, maar ook het vet dat je hoofdhuid afgeeft (de talg). Dan zorgt de zeep in de shampoo ervoor dat het vet kan oplossen. Dat kan alleen doordat de zeep als emulgator werkt, want water en vet mengen namelijk niet zonder emulgator. Het vet was anders niet opgelost en dan zou je haar vettig blijven. Hydrofiel betekent dat een stof “ van water houdt” en dus goed oplosbaar is met water. Hydrofoob betekent “bang voor water” en dus slecht oplosbaar met water.  Zure-oplossingen hebben veel verschillende toepassingen. Voorbeelden zijn:schoonmaakmiddelgeur- en smaakstofontkalkingsmiddelBasische-oplossingen hebben veel verschillende toepassingen. Voorbeelden zijn:ontvettingsmiddelgootsteenontstopperzeepachtige stoffen Basisch betekent: een pH tussen 7 en 14. Hoe hoger, hoe meer basisch.Dus het water uit Zuid-Holland is het meest basisch.  In Noord-Holland is de concentratie $8.9$ g/L. Dat betekent: in 1 L zit $8.9$ g.In $0.2$ L zit dan: $0.2 \cdot 8.9 = 1.78$ g magnesium. Leidingwater bevat een concentratie van 50 mg/L. Dus per 1 L leidingwater zit er 50 mg magnesium in.We moeten 420 mg magnesium krijgen. Dus er is $\frac{420}{50} = 8.4$ L leidingwater nodig. Je moet 8.4 L drinken.Tip: je kunt dit ook met een verhoudingstabel berekenen:aantal L water1?mg magnesium50420Nu kun je het vraagteken als volgt berekenen: $? = \frac{420 \times 1}{50} = \frac{420}{50} = 8.4$. $\rm Massapercentage \, stof = \frac{massa \, stof}{massa \, mengsel} \times 100 \% = \frac{34}{100} \times 100\% = 34 \, massa \%$Let op! Deze 34 gram koolhydraten zitten al in de 100 gram van het banaan. Het massa van het gehele mengsel is dus maar 100 gram en dus niet 134 gram.  Gevraagd: massapercentage koolhydraten in bananensapGegeven: $180.7$ gram koolhydraten per 1L en dichtheid van bananensap: $1.08$ g/mLBerekening: eerst van volume naar massa: $\rm Massa = volume \, \times \, dichtheid = 100 \, mL \times 1.08 g/mL = 1080 \, gram \, bananensap$Berekening van massapercentage: $\rm Massapercentage \, stof = \frac{massa \, stof}{massa \, mengsel} \times 100 \% = \frac{180.7}{1080} \times 100\% = 16.7 \, massa\%$Conclusie: Het massapercentage koolhydraten in bananensap is $16.7 \%$Om het percentage ADH te berekenen moet je de het aantal voedingswaarden delen door de ADH waarde * $100 \%$. Eiwitten: $\frac{2.1}{56} \cdot 100 \% = 3.8 \%$Koolhydraten: $\frac{180.7}{260} \cdot  100 \% = 69.5 \%$Voedingsvezels: $\frac{5.0}{35} \cdot 100 \% = 14.3 \%$Zout: $\frac{0.3}{3.75} \cdot 100 \% = 8 \%$Bij het drinken van één liter heb je al bijna $70 \%$ van je dagelijkse hoeveelheid koolhydraten binnen gekregen en van de andere voedingsstoffen heel weinig. Het is erg moeilijk om van alle voedingsstoffen genoeg binnen te krijgen, zonder te veel koolhydraten binnen te krijgen.  Je begint met water. Dat heeft een neutrale pH van 7.Na oplossen van ijzeroxide zal de pH ongeveer 2 stijgen (zie tekst). Dat geeft een pH van 9.Dus de oplossing is basisch. De pH zal veranderen van ongeveer 7 (neutraal) naar 9 (basisch). Dus zoek een indicator die tussen die pH van kleur verandert.De beste indicator daarvoor is broomthymolblauw, want broomthymolblauw zal met 7 geel zijn. Na afloop zal de pH rond de 9 zitten en heeft broomthymolblauw de oplossing blauw gekleurd. Eventueel kan nitrofenol ook, maar dat zal bij een pH van 7 al een beetje verkleurd zijn van kleurloos naar geel. Daarmee kun je het dus minder goed zien.