Chemie 7e ed - Hoofdstuk 10 - Biochemie oefentoetsen & antwoorden

Essentiële vetzuren en aminozuren kan het menselijk lichaam niet zelf produceren en moeten daarom in je voedsel verwerkt zitten. Een condensatiereactie en hydrolyse zijn tegengestelde reacties. Bij een condensatiereactie staan er voor de pijl losse structuren die na de pijl aan elkaar verbonden zijn waarbij water vrijkomt. Bij een hydrolyse is dit omgedraaid.De golvende streepjes geven aan dat de getekende aminozuren deel uitmaken van een polypeptide én uit het midden van de keten aminozuren komen.  In de bovenstaande diagrammen staat op de y-as de enzymactiviteit. Hierin is dus te zien dat bij een bepaalde temperatuur en pH de enzymactiviteit een maximum bereikt. Dat worden het pH-optimum en temperatuur-optimum genoemd. Bij een zeer lage of zeer hoge temperatuur of pH wordt de enzymactiviteit minder of kan het eiwit zelfs denatureren.Een verzadigd vet bevat geen dubbele bindingen in de koolstofketen en een onverzadigd vetzuur bevat er één of meer.Tip: De binding tussen C en O in de zuurgroep van een vetzuur telt hierbij niet mee als dubbele binding. Het gaat bij verzadigd en onverzadigd puur om de C=C binding. Bij lagere temperaturen zullen de cellulosemoleculen onderling H-bruggen vormen tussen de verschillende OH-groepen én vanderwaalsbindingen tussen de verschillende moleculen. Deze interacties zorgen ervoor dat de smelttemperatuur flink stijgt, waardoor het geheel zich in de vaste fase zal bevinden. Wanneer de temperatuur wordt verhoogd, zullen deze intramoleculaire interacties verbreken, waardoor het geheel vloeibaar wordt.  Tip: Omdat de structuurformule van cellulose te groot is om te tekenen, wordt de  repeterende eenheid genoteerd met ‘n’ erachter. De ‘n’ geeft aan dat de repeterende eenheid in deze polysacharide ‘n’ keer wordt herhaald. Het geeft dus een getal aan. De ‘n’ moet dus ook in H2O worden verwerkt en in de structuurformule van cellobiose om de reactievergelijking kloppend te maken.  In BINAS Tabel 67G2 is te zien dat ɑ-linoleenzuur drie C=C bindingen bevat en oliezuur bevat één C=C binding. Dat maakt dat er hier sprake is van onverzadigde vetzuren.Tip: Als er wordt gevraagd om iets op microniveau uit te leggen, benoem dan altijd het atoom of de atomen die je nodig hebt om de uitleg te geven. Je mag ook de binding benoemen of het soort binding (zoals je in het antwoord op deze vraag terugziet).Additiereactie of vetharding.Tip: Omdat waterstof in overmaat aanwezig is, kunnen alle dubbele C=C bindingen in alle vetzuren worden omgezet tot enkele C-C bindingen. Voorbeelden van een juist antwoord zijn:Bij het verdampen van water vindt afkoeling plaats, dus er is energie nodig. Het is dus een endotherm proces.Bij het verdampen van water worden vanderwaalsbindingen / waterstofbruggen / bindingen tussen moleculen verbroken en dat kost energie. Het is dus een endotherm proces.Tip: In BINAS Tabel 66A is te vinden dat de systematische naam van boterzuur butaanzuur is. Dat betekent dat er een koolstofketen is van vier C-atomen met aan het laatste (of het eerste) C-atoom een zuurgroep. In de tekst voorafgaand aan de vraag staat dat de peptidebinding in stof A gehydrolyseerd wordt. Dat betekent dat er H2O toegevoegd moet worden aan deze stof en dus voor de pijl moet worden gezet.De peptidebinding zal dus breken, waardoor het molecuul zal worden gesplitst in twee moleculen. In het gegeven molecuul 3M2H is te zien dat het eindigt met een zuurgroep. Aan de C=O die oorspronkelijk in de peptidebinding aanwezig was, is nu een OH-groep (van de toegevoegde H2O afkomstig) verbonden. Van H2O blijft er dan alleen nog een H-atoom over dat bindt aan de N-H die in de peptidebinding aanwezig was. Dat is terug te zien in het molecuul dat zelf getekend moest worden. Voorbeelden van een juist antwoord zijn:De lagere pH is niet het optimum voor de werking van ACY.Een lagere pH veroorzaakt veranderingen aan de vorm van ACY, waardoor het niet meer kan hechten aan stof A.ACY gaat kapot / denatureert bij een lagere pH.Tip: Uit het antwoord moet blijken dat de pH invloed heeft op de vorm van het enzym of dat het enzym een pH-optimum heeft.Voor het beantwoorden van deze vraag is het van belang om BINAS Tabel 67H1 erbij te pakken. In deze tabel staan alle aminozuren met hun structuurformules. Alle aminozuren hebben dezelfde structuurformule als basis, deze is in de tabel met groen gemarkeerd. Voor deze vraag is het handig om op zoek te gaan naar deze basis in stof A en stof B. Dit is te vinden aan de rechterkant van beide moleculen. Vervolgens is het de bedoeling om te kijken naar de zijgroep, want deze bepaalt om welk aminozuur het gaat. De zijgroep is CH2-CH2-CO-NH2  en alleen Gln heeft deze zijgroep.