Grandes Lignes 6.1 FLEX deel A+B - Chapitre 2 - Tu viens chez moi? oefentoetsen & antwoorden

a. De slaapkamer b. Kiezen c. De zolder d. Bestaan e. De tuinf. De afspraak g. Naar de stad gaanh. Dusi. Vervelend j. de tweelingbroer a. La piscineb. Attendrec. La merd. Parce quee. La tablef. La montagneg. Dormirh. Passeri. Autrej. La poule a. Heb je broers of zussen?b. Ik heb een kleine zus. c. Hoe vind je jouw slaapkamer? d. Ik vind mijn slaapkamer leuk, hij is groot.  e. Er staat een bed en een bureau.  a. Tu habites dans une maison?b. Qu’est-ce que vous aimez faire?c. We vinden het leuk om te sporten.d. Heb je een dier?e. Ben je vaak in je slaapkamer?  a) Vul het onderstaande schema aan:                                       Mannelijk          Vrouwelijk Enkelvoud   petit                  petite Meervoud   petits                  petites b) Het bijvoeglijk naamwoord timide krijgt bij de vrouwelijk vorm geen extra e c) Het bijvoeglijk naamwoord gros krijgt bij de mannelijke vorm in het meervoud geen extra s. d) Vul onderstaand schema in:Mannelijk    meervoud   vrouwelijk    meervoud     vertaling Bon             bons            bonne           bonnes                goed Beau           beaux          belle              belles                  mooi Nouveau     nouveaux    nouvelle       nouvelles              nieuw Vieux           vieux           vieille           vieilles                  oud a) Je                parle            ik spreek b) Tu               parles          jij spreekt                c) Il/elle/on      parle            hij/zij/wij spreekt/spreken d) Nous           parlons       wij spreken e) Vous           parlez          jullie spreken/u spreekt f) ils / elles     parlent        zij spreken a) Valéry kun je vervangen door het persoonlijk voornaamwoord: elle. b) Claire et Valéry kun je vervangen door: elles. c) J’aime les chats, ils sont adorables.Toelichting:Je kunt een onderwerp (personen én dingen) vervangen voor een persoonlijk voornaamwoord:- een mannelijk onderwerp enkelvoud vervang je door il- een vrouwelijk onderwerp door elle. - als het mannelijk meervoud is, vervang je het door ils- vrouwelijk meervoud door elles. Let op: als het onderwerp over mannen én vrouwen tegelijk gaat, vervang je dit onderwerp door ils. a) Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. b) Bij een vrouwelijk woord krijgt het bijvoeglijk naamwoord een -e. Petit wordt dan petite. In het meervoud krijgen bijvoeglijke naamwoorden een -s. Grand wordt dan grands of in het vrouwelijk meervoud grandes. c) In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord altijd vóór het zelfstandig naamwoord. In het Frans staat het er meestal achter. Een rode auto betekent vertaal je in het Frans met une voiture rouge. Een aantal bijvoeglijke naamwoorden staat in het Frans ook vóór het zelfstandig naamwoord, zoals bon, nouveau, vieux en grand. a) Mon frère jumeau aime aussi les chats. b) Je ne trouve pas mon jean blanc, quelle horreur ! c) Il aime son lapin, il est petit et adorable. d) Je regarde si j’ai un message sur mon portable. e) Comment tu trouves notre salon ? Il y a une table à manger, une télévision et une grande chaise. f) Tu veux aller en ville pour faire du shopping ? g) Moi, j’ai les cheveux noirs et les yeux verts.Tip: Lees voor je antwoord geeft, eerst alle gegeven woorden en de zinnen goed door. Uit de context haal je vaak de juiste antwoorden.Kijk ook altijd goed wat voor soort woord je moet invullen: een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord.  a)  J’habite dans une vieille villa. b)  La Peugeot est sa voiture préférée. c)  Elle a les cheveux blonds et elle aime des jeans bleus. d)  On discute avec  nos bons copains. e) Je trouve ma famille très importante. f)  Vous adorez votre grande chambre? g) Ma mère prépare des crêpes français. h) Ils louent des beaux vélos pendant les vacances.Toelichting: Je moet bij deze opdracht eerst het bijvoeglijk naamwoord vertalen, vervolgens kijk je bij welk zelfstandig naamwoord het hoort. Past de vorm van het bijvoeglijk naamwoord aan indien nodig. Let ook goed op of het een bijvoeglijk naamwoord betreft dat een onregelmatige vorm heeft zoals beaux in zin h. De meeste bijvoeglijke naamwoorden staan achter het zelfstandig naamwoord, behalve enkele uitzonderingen zoals vieux in zin b. Deze vormen moet je uit je hoofd leren.Om de juiste vorm van het werkwoord te kiezen, kijk je goed naar het onderwerp waar het bij hoort. Als er geen persoonlijk voornaamwoord staat (je, il, elle), dan vervang je het onderwerp eerst door een persoonlijk voornaamwoord. Ma mère in zin g kun je vervangen door elle. a) Il écoute de la musique b) Elle est rouge c) Elle est intelligente d) Elles aiment jouer ensemble e) Ils gagnent un prix.Toelichting:Zie toelichting bij opdracht 7. a) La cousine porte un beau jean. b) Nous aimons jouer à la console. c) Louise cherche le vieux portable. d) Tu as un chien? Non, nous avons un chat adorable. e) Paul et Claire habitent dans une maison grise. f) J’adore mon hamster actif.Toelichting:In deze zinnen combineer Grammaire D + H,  woorden en de phrases-clés. Kijk goed of je alle werkwoorden goed hebt vervoegd. Heb je de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord gebruikt en staat het woord op de goede plek?