Feniks 3e ed/LRN-line - Hoofdstuk 1 - Op zoek naar het verleden oefentoetsen & antwoorden

a)  Historicus: Iemand die de geschiedenis bestudeert en onderzoekt.  Archeoloog: Iemand die in de bodem naar sporen uit het verleden zoekt en bestudeert.  b) Het verschil tussen een historicus en een archeoloog is dat een historicus vooral boeken leest en een archeoloog vooral opgraaft.    a) Tijd van jagers en boeren. b) Tijd van wereldoorlogen.c) Tijd van ontdekkers en hervormers.   - Politiek: over het bestuur in een land of gebied.- Economisch: Hoe mensen overleven (landbouw, handel etc.)- Sociaal: Hoe mensen en groepen met elkaar omgaan.- Cultureel: normen en waarden, tradities, denkwijze en kunst.  De prehistorie is de tijd dat mensen niet konden schrijven. Er zijn dus geen geschreven bronnen uit die tijd. Toelichting: De prehistorie heeft geen vast eindpunt, want er was niet één moment dat mensen tegelijk het schrift ging gebruiken op de wereld. In Egypte is de prehistorie al veel eerder geëindigd dan in Nederland. Geschiedenis is belangrijk omdat we dan de fouten in het verleden kunnen inzien en die niet nog een keer herhalen.  Of: Geschiedenis is belangrijk omdat we er dingen van kunnen leren.  Toelichting:Het bestuderen van geschiedenis zorgt ervoor dat we een beter beeld krijgen van wat we goed deden en fout deden. Ook zien we dan het effect van keuzes op langer termijn.  Teksten zijn geschreven bronnen en andere bronnen zijn ongeschreven bronnen, zoals gebouwen, voorwerpen, skeletten enz    Een primaire bron is een bron dat uit de tijd zelf komt. Een secundaire bron is een bron dat later is gemaakt door mensen die niet in die tijd zelf leefden. - Een voorbeeld van een primaire bron is een pistool uit de Tweede Wereldoorlog of een dagboek.  - Een voorbeeld van een secundaire bron is het geschiedenisboek. Een historicus heeft liever meerdere bronnen omdat hij dan een beter beeld krijgt van de geschiedenis.  Toelichting: Met meer bronnen krijg je vaak meerdere perspectieven over een bepaald onderwerp of gebeurtenis waardoor je een beter beeld krijgt op wat er echt is gebeurd.    a) Een ongeschreven bron.  b) Er zijn twee goede antwoorden mogelijk: De bron past beter bij een archeoloog omdat dit een iets is wat is opgegraven.  De bron past beter bij een historicus omdat hij de bron kan gebruik voor onderzoek naar het verleden.  Toelichting: De bron kan zowel voor de historicus zijn als de archeoloog omdat ze er allebei iets mee kunnen.  b) Tijd van Steden en Staten. Toelichting: Dit kan je zien aan de jaartallen. De tijd van Steden en Staten is van 1000 tot 1500, dus de Zwarte Dood in de 14e eeuw was in die periode.