Deze oefentoets behandelt onder andere de volgende onderwerpen:
Communisme in Rusland
Totalitaire dictaturen
De begippen zoals: Collectivitsatie, antisemitisme, indoctrinatie, totalitaire staat.
Fascisme in Italië
Nazisme in Duitsland
Nederland tijdens het interbellum
Examenonderwerp: Het Interbellum (1918-1939)
Toets Geschiedenis
Geschiedenis Werkplaats FLEX
Online maken
Toets afdrukken
a. Collectivisatie - Opgaan van privéboerderijen in gemeenschappelijke landbouwbedrijven.b. Antisemitisme - Jodenhaat.c. Indoctrinatie - Systematisch opdringen van ideeën.d. Planeconomie - Economisch systeem waarin de overheid bepaalt wat moet worden geproduceerd.e. Appeasementpolitiek - Toegeven aan een agressor om oorlog te voorkomen.f. Showproces - Rechtszaak die voor de schijn wordt gehouden.g. Totalitair - Als de overheid volledig heerst over de samenleving.h. Dawesplan - Plan met Amerikaanse leningen aan Duitsland (1924)i. Aanpassingspolitiek - aanpassen van overheidsuitgaven aan dalende inkomsten. j. Neutraliteitspolitiek - beleid om neutraal te blijven door geen partij te kiezen. Werkwijze:Bij een chronologievraag is het handig om eerst alle jaartallen te noteren die je al weet. Dit zorgt voor orde in je hoofd en misschien kun je een moeilijke gebeurtenis vervolgens tussen twee al bekende jaartallen plaatsen.Merk je dat je moeite hebt met het beantwoorden van chronologievragen op je toetsen? Maak nadat je de stof hebt geleerd nog een tijdbalk en noteer daarop alle belangrijkste gebeurtenissen die je hebt geleerd.Antwoord: De juiste chronologische volgorde is:a - d - f - b - c - ea. De Russische Revolutie vindt plaats. (1917)d. De ondertekening van het Verdrag van Versailles. (1919)f. Mussolini pakt de macht in Italië. (1922)b. De Beurskrach in New York. (1929)c. Adolf Hitler wordt rijkskanselier van Duitsland. (1933)e. De Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland. (1938) 2,5,6. Toelichting: De Nazi’s deelden veel van de geweldadige idealen van het fascisme (militarisme). Het keren tegen communistische groepen (anticommunisme) en het verheerlijken van het eigen volk en leider (nationalisme) past erg goed. De Nazi’s hebben hier echter het antisemitisme aan toegevoegd (§3.2). Werkwijze:Probeer tussen 3 begrippen een setje te maken en na te gaan wat deze begrippen met elkaar te maken hebben. Zo valt er eentje buiten de boot. In je uitleg benoem je waarom de 3 goed bij elkaar passen en waarom het overige begrip hier minder goed bij past. Bij een vraag als deze is een goede argumentatie minimaal even belangrijk als het juiste woord kiezen. Soms kun je een ander antwoord hebben dan de docent van tevoren had bedacht, maar met een goede uitleg een punt verdienen!Antwoord: Voorbeelden van een goed antwoord zijn:Kapitalisme. Kapitalisme is een economisch systeem, terwijl de andere begrippen politieke ideologieën zijn.Planeconomie. Planeconomie past bij het communisme, terwijl de andere begrippen direct verbonden zijn met nazi-ideologie en beleid. Appeasementpolitiek. Appeasementpolitiek was gericht op het voorkomen van een oorlog, terwijl de andere begrippen direct betrekking hebben op de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog of de economische situatie van Duitsland.Bund Deutscher Mädel. De Bund Deutscher Mädel was een nazi-organisatie voor meisjes in Duitsland, terwijl de andere begrippen gaan over de crisisjaren in Nederland. WerkwijzeVraag 5 is een echte begripsvraag waarbij je aan de hand van je geleerde kennis uit paragraaf 3.2 een verklaring moet geven.Simpelweg aangeven dat het inderdaad een gevolg is van deze twee begrippen is niet genoeg. Doe het door in enkele zinnen de betekenis van de twee begrippen in een juiste historische samenhang te plaatsen. Doe het zo: De Kristallnacht was mede een gevolg van antisemitisme en rassenwetten, want … (geef een uitleg in enkele zinnen; gebruik beide begrippen in een juiste onderlinge samenhang en betekenis).Antwoord: De Kristallnacht was mede een gevolg van antisemitisme en rassenwetten, want Jodenhaat/antisemitisme kwam onder een groot deel van de Duitse bevolking voor. Deze Jodenhaat werd in wetten vastgelegd door de invoering (in 1935) van rassenwetten, waardoor Joden geen burgerrechten meer hadden. Een belangrijke vorm van historisch redeneren is het beoordelen van bron betrouwbaarheidNoteer voor jezelf nog eens de eisen die je kunt stellen aan een bron. Wanneer is hij betrouwbaar en wanneer juist niet. Is een bron primair of secundair? Heeft de maker bepaalde bedoelingen met het schrijven van de bron?Pas deze beoordeling toe op de bijgevoegde teksten.Antwoord: De meest betrouwbare informatie staat in bron 3, want het boek over het leven van Hitler is gebaseerd op verschillende (primaire) bronnen. De historicus is een wetenschapper, die geen belang heeft bij verkeerde informatie. Het boek is dus wetenschappelijk verantwoord. Toelichting: Minder betrouwbare informatie (één van de volgende): Bron 1, want de dagboekschrijfster baseert zich op diverse geruchten. Zij gebruikt secundaire/niet-betrouwbare bronnen. Ze was tijdens de moord in Berlijn en niet in München. Bron 2, want de krant baseert zich op bronnen van de nazi-overheid en is dus partijdig. Vrijheid van drukpers was er niet in die tijd, dus het bericht is niet objectief. Deze krant schrijft alleen in voordeel van Hitler en in nadeel van de SA-leider. Werkwijze:Bij deze vraag is het belangrijk om de feitenkennis paraat te hebben over de economische ontwikkelingen van Duitsland, na de Eerste Wereldoorlog.Deze kennis moet je vervolgens kunnen koppelen aan de bovengenoemde tekst. Om zo het juiste herstelprogramma te benoemen.Antwoord: Het beschreven herstelprogramma is het Dawesplan. Toelichting: Het Dawesplan is een plan uit 1924 om Amerikaanse leningen aan Duitsland te geven na de Eerste Wereldoorlog om alsnog de herstelbetalingen te kunnen doen. Ook werden de herstelbetalingen verlaagd. Werkwijze:Bij vraag 8 gaan wij nog een stap verder. Nu moet je oorzaken en gevolgen van twee verschillende gebeurtenissen aan elkaar koppelen.Een grote tip in deze vraag is het bij genoemde jaartal Het is een erg bekend jaartal geworden, door de gebeurtenis die je moet benoemen.Antwoord: De beurskrach in de Verenigde Staten. Toelichting: Een gevolg van het Dawesplan was de afhankelijkheid van Duitsland aan de VS. Na de beurskrach in de Verenigde Staten waren de Amerikanen niet meer in staat dit plan door te zetten. Duitsland werd hierdoor extreem hard geraakt. Werkwijze:Deze vraag kan als moeilijk worden ervaren omdat hij van je vraagt om drie paragrafen aan elkaar te koppelen. In paragraaf 3.1 heb je over het fascisme geleerd. In 3.2 heb je over het nationaalsocialisme/nazisme geleerd. Hierin werden de ideeën van Hitler en Mussolini. op een rijtje gezet.In paragraaf 3.3 heb je geleerd dat er ook een Nederlandse variant van deze stroming ontstaat in de vorm van de NSB. Deze partij heeft vergelijkbare ideeën als het fascisme en nazisme.Tot slot moet je de ideeën die je hebt geleerd toepassen op de bron. Welke onderdelen herken je hierin?Antwoord: Verheerlijking van de leider/FührerprincipeMussert wordt groot en belangrijk afgebeeld, alsof hij de enige is die Nederland kan redden. Dit is typisch voor fascistische/nationaalsocialistische partijen, die hun leider als een sterke figuur neerzetten.NationalismeDe Nederlandse vlag op de achtergrond laat zien dat de NSB zich richt op trots voor Nederland en het verenigen van het volk. Nationalisme is een belangrijk kenmerk van het fascisme/nationaalsocialisme. Werkwijze:Deze vraag vraagt je om drie gegevens over de NSB te verklaren met behulp van wat je hebt geleerd in paragraaf 3.3.Lees eerst de drie gegevens zorgvuldig door. Begrijp wat er wordt gevraagd: voor elk gegeven moet je uitleggen waarom dit historisch gebeurde.Lukt deze vraag nog niet? Ga terug naar paragraaf 3.3 en zoek naar informatie over de opkomst en afname van de NSB, en de rol van Mussert tijdens de Tweede Wereldoorlog. Let op welke gebeurtenissen of omstandigheden invloed hadden op hun succes of falen.Antwoord: De NSB was redelijk succesvol in de vroege jaren 30 (8% van de stemmen), omdat de economische crisis in de jaren ‘30 zorgde voor onvrede onder de bevolking, waardoor radicale partijen zoals de NSB tijdelijk meer aanhang kregen.Populariteit nam na 1935 snel af, omdat de NSB steum verloor door de toenemende samenwerking met Duitsland en het antisemitisme, wat veel Nederlanders afschrikte. Daarnaast ging het economisch beter en hielden Nederlanders vast aan hun eigen politieke groepen (verzuiling)Mussert was in de jaren 40 invloedrijk, omdat tijdens de Duitse bezetting Mussert samenwerkte met de nazi’s, waardoor hij door de bezetter werd gesteund en invloed kreeg. Werkwijze:Bij deze vraag is het belangrijk om de feitenkennis paraat te hebben over de kenmerken van het beleid van Stalin. Zet deze kenmerken eerst voor jezelf op een rijtjeBedenk welke maatregelen van Stalin je in 3.1 bent tegengekomen.Zoek vervolgens naar sleutelwoorden in de bron die je kunnen helpen om een van deze kenmerken te koppelen. Waar gaat de bron over: economisch beleid? Politiek beleid? Oorlog?Antwoord: Het gaat in de bron over de collectivisatie in de landbouw. Dit is te zien aan het bronelement ‘Van een land met kleinschalige landbouwstructuur zijn we uitgegroeid tot een land met een gemeenschappelijke, grootschalige en gemechaniseerde structuur’. Werkwijze:Bij deze vraag is het belangrijk om de feitenkennis paraat te hebben over de kenmerken van de dolkstootlegende en de ideeën die hierbij horen. Zet deze kenmerken eerst voor jezelf op een rij voordat je de vraag beantwoord.Deze kennis pas je vervolgens toe op de bron, door aan te geven welke politieke groep wordt beschuldigd in deze legende..Antwoord: De Dolkstootlegende was een complottheorie die beweerde dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog niet op het slagveld had verloren, maar doordat de sociaaldemocratische politici, (maar ook socialisten, communisten en Joden) het land van binnenuit hadden verraden.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.