Nieuw Nederlands 7e ed/FLEX - Hoofdstuk 1 - Meer dan lezen oefentoetsen & antwoorden

TekstverbandVoorbeelden van signaalwoordenopsomming opsommend verbandten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, entijdsvolgorde  chronologisch verbandvroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen tegenstelling tegenstellend verband maar, echter, toch, hoewel, daarentegen toelichting toelichtend verband bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou conclusie Bij een concluderend verband wordt een conclusie uit eerdere informatie getrokken.dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al oorzaak-gevolg Een oorzakelijk verband maakt duidelijk waardoor iets gebeurt en wat het gevolg daarvan is doordat, daardoor, als gevolg van, (dat) komt door, het gevolg is, dus Reden Een redengevend verband maakt duidelijk waarom iemand iets doet of vindt. omdat, daarom, want, de reden hiervoor is, dankzij, immers, namelijk doel-middelEen doel-middelverband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp vanvergelijkingEen vergelijkend verband laat een verschil of een overeenkomst zien.in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals – ook de vergrotende trap: meer / groter / beter enzovoort danvoorwaardeEen voorwaardelijk verband maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.als (… dan), indien, tenzij, wanneer, mits Een mening of standpunt is een (a) uitspraak over wat iemand vindt van iets of hoe iemand ergens over denkt. Met een mening of standpunt kun je het (b) eens of (c ) oneens zijn. Je kunt een mening soms herkennen aan signaalwoorden als ik vind, (d) volgens mij, (e) ik denk, ik ben van mening. Als je uitlegt waaróm je een bepaalde mening hebt of (f) als je een mening wilt verdedigen, gebruik je een argument. Een argument herken je onder andere aan deze signaalwoorden: (g) want, (h) omdat, namelijk en immers. Aan het einde van de tekst, als alle argumenten zijn gegeven, trekt de auteur soms een conclusie. Hij herhaalt dan (i) kort zijn mening en argumenten in andere woorden. Een conclusie herken je onder andere aan deze signaalwoorden: dus, daarom, (j) concluderend, (k) dat betekent, (l) al met al, dat houdt in.  bespreking van een boek of film, column, ingezonden brief. Een gedicht heeft als doel gevoelens oproepen / uitdrukken. De schrijver wil dat je zijn mening overneemt.  De titel, de tussenkopjes, het lettertype, de lettergrootte, het gebruik van kolommen en de tekstkleur bepalen de lay-out. Veelgebruikte functies zijn: de aandacht van de lezer trekken;nieuwe informatie aan de tekst toevoegen;informatie uit de tekst duidelijker maken of benadrukken;de lezer aansporen om iets te doen om doel-middel verbandhoewel tegenstellingwaardoor oorzaak-gevolgechter tegenstellingomdat redendaarna chronologieook opsommingmaar tegenstelling dus conclusie nadat chronologieconclusie conclusiedus conclusie Tip!Probeer de signaalwoorden te begrijpen; denk goed na wat de schrijver wil zeggen. Als je dit moeilijk vindt, leer dan de verbanden en signaalwoorden uit je hoofd. Dit lijkt veel werk, maar het helpt veel om deze informatie goed te kennen en te kunnen toepassen (bij zowel lezen, als schrijven en spreken!) Stap 1: oriënterend lezenDoel: Het onderwerp van de tekst vinden. Lees de titel, de tussenkopjes en bekijk de afbeeldingen.Lees de inleiding.Geef in een paar woorden antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst? Stap 2: Globaal lezenDoel: de deelonderwerpen van de tekst vinden. Lees van elke alinea de eerste en de laatste zin.Omcirkel de inleiding en het slot. Noteer de deelonderwerpen van het middenstuk. Zet strepen tussen de alinea’s om duidelijk te maken welke bij elkaar horen en dus over hetzelfde deelonderwerp gaan. Stap 3: Precies lezenDoel: precies weten waar de tekst over gaat. Lees de tekst helemaal.Onderstreep woorden die je niet kent. Bepaal de betekenis van deze woorden met een woordraadstrategie. Markeer de kernzin van elke alinea. Omcirkel de signaalwoorden die het verband opsomming, tijdsvolgorde, voorbeeld, tegenstelling, oorzaak-gevolg, conclusie, doel-middel of voorwaarde aangeven. Noteer van elke alinea in een paar woorden het deelonderwerp in de linker kantlijn. Noteer het tekstdoel. Noteer de tekstsoort. Onderstreep de hoofdgedachte van de tekst of schrijf die in je eigen woorden op (de hoofdgedachte is één zin waarin duidelijk wordt wat het belangrijkste is wat je over het onderwerp van de tekst te weten bent gekomen) De hoofdgedachte staat bijna letterlijk in de laatste alinea van de tekst. Je moet deze soms zelf formuleren.Tip! Dit stappenplan staat achterin je boek. Neem deze nog een keer goed door als je begrijpend lezen lastig vindt. A de toekomst van het schrijfonderwijsToelichting: Het onderwerp geeft in een of enkele woorden aan waar de tekst over gaat. C voor lezers van de Leeuwarder Courant.Toelichting: Aan het onderwerp, de bron, de lay-out en het taalgebruik kun je zien voor welk publiek de tekst is bedoeld. Toch, is het tegenstellend signaalwoord C een kritische opmerking bij het experiment.Let bij het beantwoorden van de vraag op het signaalwoord waarmee alinea 5 begint: toch. Toch is een tegenstellend signaalwoord: een kritische opmerking schetst vaak een andere kant. (alinea’s) 2, 5, 6  B Leerlingen moeten zelf kunnen kiezen of ze los of aan elkaar willen schrijven. B het belangrijk is dat kinderen hun motoriek goed ontwikkelen. A besteden we aandacht aan leren schrijven met pen. A Het is onduidelijk of er in de toekomst nog aandacht is voor schrijfonderwijs. B is ondanks de digitalisering nog steeds erg belangrijk.Toelichting: De hoofdgedachte geeft in 1 zin weer waar de tekst over gaat. Het is de belangrijkste gedachte van de schrijver.   D informeren over de effecten van een tablet of computer op het schrijven met de hand op school. Toelichting: Let bij het bepalen van het doel van de tekst goed op de inleiding en het slot. Daarbij kunnen ook de voorgaande vragen je helpen het antwoord op deze vraag te vinden.