Libre Service Junior LRN-line A+B - Unité 3 - Après les cours oefentoetsen & antwoorden

De leerling, de agendaMaandag, wiskundeeen overhoring, Engelseen computerde pen un exercicedifficile note (Vrouwelijk woord, maar er staat al een lidwoord in de zin)fort enLe jeustrict le livre la télévision  lireune comédie musicale Désoléredoubler jouer du pianonul en le jour sauf  De wedstrijd is lang. Zij houdt van paardrijden.Het is een activiteit in de kantine.Iedere dag dansen wij samen.De maaltijd is verschrikkelijk regardes (stam + es) joue (stam + e) parle (stam + e) commencent (stam + ent)terminons (stam + ons)Extra uitleg werkwoorden op -er Regelmatige werkwoorden - er vervoeg je altijd op dezelfde manier. Je haalt -er van het werkwoord, dan krijg je de stam. Achter de stam plak je de juiste uitgangBijvoorbeeld: Ik praat Je parleJij praat Tu parlesHij praat Il parleZij praat Elle parleMen praat / wij praten On parleWij praten Nous parlonsU praat / jullie praten Vous parlezZij praten Ils / elles parlent Nous aimons la physique. On aime la physique. Pierre déteste le sport. Elle adore la langue.Je préfère le matin.Vous adorez l’allemand.Tu aimes le français?Ils préfèrent l’agenda.Extra uitleg aimer, adorer, préférer, détester + le / la / l’ / les Aimer = houden van Adorer = dol zijn op Préférer = liever hebben / de voorkeur geven aanDétester = hekel hebben aanDit zijn regelmatige werkwoorden op -er. Na aimer, adorer, préférer, détester krijg je altijd le, la , l’, les Behalve als het gevolgd wordt door een werkwoord. Quel (wat)Pourquoi (waarom)Qui (wie)Où (waar) Sophie: Quelle est ta matière préférée?Wat is jouw lievelingsvak?Paul:  Mijn lievelingsvak is geschiedenisMa matière préférée est l’histoire.Sophie: Pourquoi tu aimes l’ histoire?Waarom vind je geschiedenis leuk?Paul: Omdat mijn leraar grappig is.Parce que mon prof est drôle.  Sophie: Qu’est-ce que tu as comme hobby?Wat heb je als hobby?Paul: Ik speel vaak drum.Je joue souvent de la batterie.Sophie: Le vendredi, tu es libre à midi?Ben je vrijdags vrij om twaalf uur? Paul: Ja, ‘s middags, heb ik mijn voetbaltraining.Oui, l’après-midi, j’ai mon entraînement de foot.Sophie: On va regarder un film?Gaan we een film kijken?Paul: Ik hou niet van films.Je n’aime pas les films.