Libre Service Junior LRN-line A+B - Hoofdstuk 3 - Génération Internet oefentoetsen & antwoorden

a) online b) de verbinding c) het bericht d) het profiel e) de persoonsgegevens f) het nepnieuws g) de vlogger h) voorzichtig a) appli: app b) fais partie d’: maak deel uit c) accro: verslaafd d) actuellement: tegenwoordig e) en particulier: in het bijzonder a) wifi b) télécharger c) le tutoriel d) se dire e) secret f) gouter g) habitants h) fatigué i) punition j) loi a) Quel youtubeur tu préfères? b) Cette semaine, on va apprendre à faire une tarte aux pommes. c) Ce n’est pas du tout compliqué. d) Qu’est-ce qui s’est passé? e) Pourquoi est-ce qu’ils ont manifesté? f) Les élèves de 4e ont fait la grêve. a) j’écris b) tu écris c) il, elle, on écrit d) nous écrivons e) vous écrivez f) ils, elles écrivent Het voltooid deelwoord van écrire is : écrit a) Si tu ne fais pas tes devoirs, tu auras une punition. b) Nous habitons dans un petit village avec 6000 habitants. c) Je vais me coucher, je suis vraiment fatigué. d) Mon copain fait toujours des tutorials sur youtube. e) Elle télécharge des films pour les regarder après. f) Est-ce que je peux utiliser ton wifi? g) Il y a une nouvelle loi contre le cyber-harcèlement. h) Je vais te dire un secret, mais tu dois le garder pour toi! Het persoonlijk voornaamwoord (le, la, les) gebruik je om naar het lijdend voorwerp te verwijzen:als het lijdend voorwerp mannelijk is gebruik je: leals het lijdend voorwerp vrouwelijk is gebruik je: laals het lijdend voorwerp meervoud is gebruik je: les a) J’écris un mail pour mon travail. b) Tu écris mal!. c) Nous avons écrit une longue lettre. d) Elle écrit toujours à son copain. e) Vous avez écrit ce poème? f) Il écrira à sa mère ce soir. a) Je les trouve super! b) Oui, je la vois.  c) Oui, nous leur avons écrit. d)  Non, elle ne le connaît pas.  e) Oui, je l’aime bien. f) Non, Il ne lui téléphone pas. Toelichting:Om te weten welke persoonlijk voornaamwoord je moet gebruiken kijk je goed naar het woord dat je moet vervangen: als er een voorzetsel voor staat is het een meewerkend voorwerp, kijk dan of het enkelvoud is dan kies je: lui, of meervoud dan kies je: leur  als er geen voorzetsel voor staat is het een lijdend voorwerp, is het woord mannelijk dan kies je le, is het woord vrouwelijk dan kies je la, is het woord meervoud dan kies je les. Let op: als het woord dat na het lijdend voorwerp met een klinker of een h begint dan gebruik je l’, ipv le of la, zoals in zin e. a) On va apprendre à réparer un vélo, viens/venez! b) Donne/donnez de l’eau et 100 grammes de beurre! c) Ce n’est pas du tout compliqué, regarde!