Geschiedenis Werkplaats FLEX - Hoofdstuk 5 - Europa en de wereld (1945-1989) oefentoetsen & antwoorden

Dekolonisatie - Onafhankelijk worden van koloniën.Soevereiniteitsoverdracht - Als een staat de macht over een gebied weggeeft.Veiligheidsraad - Onderdeel van de VN dat bedreigingen van de wereldvrede behandelt.Vetorecht - Recht om besluiten tegen te houden.Consumptiemaatschappij - Samenleving waarin veel wordt gekocht.Jongerencultuur - Het denken en doen van jongeren.Multiculturele samenleving - Maatschappij waarin mensen van verschillende culturen samenleven.Secularisatie - Afname van de invloed van het geloof.Tweede feministische golf - Opleving van het feminisme (vanaf omstreeks 1970).Verzorgingsstaat - Staat waarin de overheid zorgt voor mensen die minder goed voor zichzelf kunnen zorgen. Werkwijze:Bij een chronologievraag is het handig om eerst alle jaartallen te noteren die je al weet. Dit zorgt voor orde in je hoofd en misschien kun je een moeilijke gebeurtenis vervolgens tussen twee al bekende jaartallen plaatsen.Merk je dat je moeite hebt met het beantwoorden van chronologievragen op je toetsen? Maak nadat je de stof hebt geleerd nog een tijdbalk en noteer daarop alle belangrijkste gebeurtenissen die je hebt geleerd.Antwoord: De juiste chronologische volgorde is: c -a - e- b -d- f. C.De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties bestaat uit vijftien leden: vijf permanente leden en tien niet-permanente leden. Alleen de vijf permanente leden hebben het vetorecht. Dit betekent dat zij besluiten kunnen blokkeren, zelfs als alle andere leden het ermee eens zijn. De vijf permanente leden zijn:ChinaFrankrijkGroot-BrittanniëRusland (voorheen de Sovjet-Unie)Verenigde StatenDeze landen kregen het vetorecht omdat zij na de Tweede Wereldoorlog een sleutelrol speelden in de oprichting van de Verenigde Naties en werden gezien als de belangrijkste wereldmachten. Werkwijze:Probeer tussen 3 begrippen een setje te maken en na te gaan wat deze begrippen met elkaar te maken hebben. Zo valt er eentje buiten de boot. In je uitleg benoem je waarom de 3 goed bij elkaar passen en waarom het overige begrip hier minder goed bij past. Bij een vraag als deze is een goede argumentatie minimaal even belangrijk als het juiste woord kiezen. Soms kun je een ander antwoord hebben dan de docent van tevoren had bedacht, maar met een goede uitleg een punt verdienen!Antwoord: Voorbeelden van een goed antwoord zijn:Woord dat niet past: Veiligheidsraad. De andere begrippen hebben te maken met politieke veranderingen in dekolonisatie. Marshallhulp werd bijvoorbeeld ook gebruikt als een pressiemiddel door de VS om landen hun koloniën op te laten geven.Woord dat niet past: Politionele acties. Politionele acties verwijst naar de militaire operaties van Nederland tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië, terwijl de andere begrippen te maken hebben met maatschappelijke en culturele ontwikkelingen in de naoorlogse samenleving.Woord dat niet past: Indonesië.Indonesië verwijst naar de onafhankelijk geworden oud-kolonie van Nederland, terwijl de andere begrippen verwijzen naar sociaal-culturele ontwikkelingen in Nederland na 1945. WerkwijzeVraag 5 is een echte begripsvraag waarbij je je moet verplaatsen in een persoon in naoorlogs Nederland. Het is hier belangrijk dat je verbanden kan leggen tussen verschillende gebeurtenissen uit de 20e eeuw.Antwoord: Uit het antwoord moet blijken dat het gaat om een verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog/de Duitse bezetting van Nederland. Veel Nederlanders na de oorlog hadden dit nog vers in het geheugen. Werkwijze:Een belangrijke vorm van historisch redeneren is het beargumenteren van historische stellingen. Het is dus belangrijk dat jij je genoeg in de tijdsgeest kan verplaatsen om namens deze mensen een argument te geven.Naast het redeneren heb je ook nog historische feitenkennis nodig om de juiste twee voorbeelden te noemen.Antwoord: Het argument klopt, want na de oorlog werkten Nederland en West-Duitsland op verschillende manieren samen. Bijvoorbeeld in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), die in 1952 werd opgericht en vanaf 1957 in de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Ook waren beide landen lid van de NAVO, een militaire samenwerking. Werkwijze:Bij vraag 7 is het van belang om je in te leven in het motief dat twee landen hebben om een andere naam te geven aan hetzelfde conflict. Je moet dus historisch redeneren door je in beide partijen te verplaatsen. Wat betekent het als het conflict officieel een oorlog wordt genoemd of dit woord juist wordt vermeden.Tip: (politioneel= politiezaak handhaven/de orde bewaken)Antwoord: Voorbeelden van argumenten dat Indonesiërs gebruikten om deze conflicten koloniale oorlogen te noemen (één van de volgende): dat Indonesië, na het uitroepen van de onafhankelijkheid, zichzelf als een onafhankelijk land zag (waardoor er geen sprake meer was van een binnenlands conflict, maar van een oorlog tussen twee onafhankelijke landen). Dit bevestigde hun claim van 1945.dat Nederland probeerde Indonesië als kolonie te behouden door middel van een oorlog/inzet van soldaten dat door het koloniale oorlogen te noemen Indonesië steun kon krijgen van de Verenigde Staten/van de Verenigde NatiesEen argument voor de Nederlandse regering om de gebeurtenissen politionele acties te noemen is dat het volgens de regering ging om het herstellen van orde en veiligheid in een gebied dat formeel nog tot Nederland behoorde. Hiermee hoopte zij dus ook internationale sancties te vermijden. Werkwijze:Bij deze vraag wordt er van je gevraagd om historisch te redeneren. Je moet namelijk een motief (beweegreden) geven voor de ommekeer in de Nederlandse houding ten opzichte van Indonesische onafhankelijkheid. En daarnaast een verklaring geven waarom de Nederlandse regering een hekel had aan Soekarno.Om deze vraag goed te beantwoorden moet je uiteraard ook de feitenkennis uit paragraaf 5.1 paraat hebben. Hier wordt verteld hoe Nederland werd gedwongen richting onderhandeling met Soekarno.Antwoord: De Nederlanders bestempelden Soekarno als landverrader omdat hij tijdens de Japanse bezetting van Indonesië (1942-1945) samenwerkte met de Japanse bezetters. Soekarno gebruikte deze samenwerking om steun te krijgen voor de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging.Het motief voor Nederland om in 1949 toch te onderhandelen was de groeiende internationale druk (ook economische druk), vooral van de Verenigde Staten en de Verenigde Naties, die een vreedzame oplossing wilden. Ook in Nederland zelf protesteerden sommigen tegen de acties. Werkwijze:Bij deze vraag is het belangrijk om de stof uit H5 te beheersen, hierdoor kun je de brief in de juiste tijdgeest plaatsen en koppelen aan de juiste persoon en ontwikkeling. Het jaartal 1950 wordt gegeven. Dit zou je verder de goede richting in kunnen brengen.Antwoord: De brief is waarschijnlijk gericht aan minister-president Willem Drees.De brief kan worden gekoppeld aan de invoering van de AOW (Algemene Ouderdomswet), die zorgde voor een gegarandeerd pensioen voor ouderen.OFDe brief kan gekoppeld worden aan het opbouwen van de verzorgingsstaat. Werkwijze:Bij vraag 10 moet je de gebeurtenissen/ tijdsgeest van de bronnen herkennen en koppelen aan de geleerde stof. Vervolgens kun je ze in de goede volgorde zettenTip! Noteer voordat je de volgorde meteen wil noteren achter elk fragment welke jaartallen er ongeveer bij horen volgens jou.Antwoord: Eerst 3 dan 2 daarna 4 en ten slotte 1 Werkwijze:Bij het eerste deel van de vraag wordt van je gevraagd om de oorzaken voor secularisatie te beheersen. Hoe kun je uitleggen dat de opkomst van TV leidt tot secularisatie (afname van de invloed van het geloof).Bij het tweede deel van de vraag wordt van je gevraagd om te beredeneren welk motief de confessionelen hebben om toch mee te doen aan het uitzenden van televisie, ondanks dat zij niet blij zijn met de secularisatie. Wat kan het nut dan zijn?Antwoord: De televisie bood toegang tot informatie en amusement buiten de kerk, wat kon leiden tot minder invloed van de kerk op het denken en gedrag van mensen.De kerkleiders hebben inderdaad gelijk gehad, veel mensen verlieten de kerk, mede door de invloed van massamedia zoals televisie. Ze beseften dat ze alleen invloed konden behouden door zelf deel te nemen aan het nieuwe medium. Daarom richtten ze eigen omroepen op, zoals de KRO en NCRV, om hun boodschap te blijven verspreiden binnen de confessionele zuilen.