Libre Service Junior LRN-line A+B - Unité 4 - Tu habites où? oefentoetsen & antwoorden

De deur, de trap.De stoelDe badkamer, het raam Het bed, de kamer de kast Le supermarché, ouvertL’arrêt de bus (m) À droiteLa boulangerieLe cinémaDommageEn face deChercher Tout droitCirculationUn coinDéménager La plage Tu prends D’ accord La voiture  De bank is zacht.Hij beschrijft de droom.Jij gaat aankomen in de badkamer.Het tapijt is lelijk.Het stopcontact is praktisch. Tu vas  Le prof vaJe vaisIls vontVous allezExtra uitleg onregelmatig werkwoord allerHet onregelmatige werkwoorden aller vervoeg je op de volgende manier. Ik ga Je vaisJij gaat Tu vasHij gaat Il vaZij gaat Elle vaMen gaat / wij gaan On vaWij gaan Nous allonsU gaat / jullie gaan Vous allezZij gaan Ils / elles vontNa een vorm van aller kan een heel werkwoord komen. Deze tijd heet de futur proche. Je kan dit letterlijk vertalen uit het Nederlands. Par exemple: Ik ga dansen → je vais danser  Tu ne regardes pas la télé.Il ne joue jamais au tennisJe ne comprends rienNous ne dansons jamais ensembleElle ne parle plusVous n’écoutez pas le profTu n’habites plus à Paris?Ils ne rangent pas la cuisine.Extra uitleg ontkenningIn het Frans vertaal je niet  of geen met ne …. pasNe … pas  zet je om de persoonsvorm heen Als de persoonsvorm begint met een klinker (e,a,o,u,i,y) of een stomme h, dan verandert ne → n’ Andere ontkenningen die veel voorkomen: Ne … plus → niet meer / geen meer Ne … jamais → nooit Ne … rien → niets Let op: C’est bizarre → Ce n’est pas bizarre dans surÀ côté de devant Sophie: Pardon, ik zoek de Alibertstraat.Pardon, je cherche la rue Alibert.Paul: Il faut continuer tout droit jusqu’ aux feux.Je moet rechtdoor gaan tot aan de stoplichten.Sophie: Ik neem de tweede straat naar links?Je prends la deuxième rue à gauche?Paul: La rue Alibert est derrière le parc?Is de Alibertstraat achter het park?Sophie: Ja, de straat is dichtbij. Succes!Oui, la rue est tout près. Bonne chance! Sophie: Nous habitons dans un quartier calme.Wij wonen in een rustige wijk.Paul: Hebben jullie een balkon?Vous avez un balcon?Sophie: Non, mais la vue est belle.Nee, maar het uitzicht is mooi.Paul: Op welke verdieping is jouw slaapkamer?Ta chambre est à quel étage?Sophie: Ma chambre est au troisième étage. Mijn slaapkamer is op de derde verdieping.