LWEO Kopen & Werken 3e ed - Hoofdstuk 4 - Een eigen bedrijf oefentoetsen & antwoorden

Werkwijze:Als we willen weten wat we bedoelen met inkoopwaarde van de omzet, moeten we eerst dit begrip in twee stukjes knippen. Je hebt inkoopwaarde en je hebt omzet.Met de omzet bedoelen we wat een bedrijf verkoopt. Dit kun je uitrekenen door de verkoopprijs te vermenigvuldigen met het aantal stuks.De inkoopwaarde is de waarde van de producten die je ingekocht hebt.Omdat we hier deze twee aan elkaar koppelen moet je dus de waarde weten van de producten die je ingekocht heb en die je ook weer verkocht hebt.Antwoord: Met inkoopwaarde van de omzet bedoelen de prijs die de producent zelf heeft betaald voor de producten die hij verkoopt. Werkwijze:Als we willen uitleggen wat een SWOT analyse is, zullen we alle vier de letters even toelichten en uitleggen waar het bij hoort.Een SWOT analyse is voor een bedrijf een analyse waarbij hij inzicht krijgt over zijn sterke en zwakke punten en waar zijn kansen en bedreigingen liggen.Dit is onderdeel van een marketingplan. Hierin staat hoe jij jouw producten en diensten onder de aandacht van potentiële klanten wilt brengen en op de markt inspeelt om de doelen van je onderneming te bereiken.De S staat voor Sterkte: oftewel wat zijn je sterke punten?De W staat voor zwaktes: oftewel waar ben je minder goed in?De O staat voor kansen: waar liggen nog mogelijkheden?De T staat voor bedreigingen: waar liggen gevaren op de loer?Soms is de benaming een beetje gek. Dat komt omdat een SWOT analyse ook een Engelse term is. Het staat eigenlijk voor Strengths, weaknesses, opportunities en ThreatsDus kortom: met een SWOT analyse is een analyse waarbij je kijkt naar je jezelf (interne analyse; sterke en zwakke punten) en naar alles buiten je bedrijf ( extern; kansen en bedreigingen)Antwoord: Een SWOT-analyse is bedoeld om een goed beeld te krijgen van de Sterke (Strength) en zwakke ( Weaknesses) punten van je eigen onderneming ( Interne analyse) en ook te kijken naar de kansen ( Opportunities) en bedreigingen (Threats) van de zaken buiten je onderneming ( externe analyse). Werkwijze:Als we direct marketing willen uitleggen, leggen we eerst even beide woorden uit.Met direct bedoelen we eigenlijk dat je iets rechtstreeks benadert.Marketing omvat alle handelingen die een bedrijf onderneemt om meer klanten te krijgen en meer te verkopen.Wanneer je deze twee koppelt heb je eigenlijk al je antwoord al.Antwoord: Met direct marketing bedoelen we dat het bedrijf zich rechtstreeks richt tot de potentiële klant met bijvoorbeeld een e-mail of folder met als doel om meer te verkopen en te verdienen Werkwijze:Als we willen uitleggen wat we bedoelen met een ZZP’er moeten we eerst even uitschrijven waar dit de afkorting van is.ZZP staat voor: Zelfstandige Zonder Personeel.Het volledige woord is dus eigenlijk al een stuk duidelijkerJe spreekt van een ZZP’er als iemand die voor zichzelf werkt en geen mensen in dienst heeft. Het is dus geen bedrijf, maar iemand die alleen werkt en zo zijn geld verdient.Je bent dus niet in dienst bij een bedrijf en hebt geen baas. Je bent zelf de baas.Omdat je niet in dienst bent, moet je ook zelf zorgen dat je verzekerd bent tegen bedrijfsongevallen en dergelijke.Daarnaast moet je ook zelf zorgen dat je pensioen opbouwt. Zodat wanneer je mag stoppen met werken je nog genoeg geld hebt om van te leven. Antwoord: Een ZZP’er is een Zelfstandige Zonder Personeel die voor zichzelf werkt en zo zijn geld verdient. Je bent dus niet in dienst van een bedrijf maar moet zelf je geld verdienen en ook zelf zorgen voor een verzekering en je pensioen. Werkwijze:Als we het woord bedrijfskosten willen uitleggen dan knippen we ook hier het woord weer in tweeën.Bedrijf spreekt misschien voor zich. Dit is een onderneming die geld wil verdienen met de verkoop van goederen of diensten.Kosten zijn alle onderdelen die een bedrijf moet betalen om te kunnen functioneren.Bedrijfskosten zijn dus kosten die nodig zijn om je bedrijf uit te oefenen en producten of diensten te verkopen. Voorbeelden hiervan zijn kosten voor de huur van een gebouw, loon wat je moet betalen, of de kosten voor water en elektriciteit.Antwoord:  Bedrijfskosten zijn kosten die nodig zijn om je bedrijf uit te oefenen en producten of diensten te verkopen. Toelichting:Denk hierbij aan huurkosten, elektriciteitskosten, loonkosten, inkoopkosten, reclamekosten. Werkwijze:Als we de omzet willen berekenen moeten we eerst uitleggen wat we hiermee bedoelen.Met de omzet bedoelen we het totaalbedrag dat een onderneming ontvangt van de klanten door producten te verkopen.Je moet in dit geval dus twee dingen weten; de verkoopprijs en het aantal stuks dat je verkocht hebt. Het aantal verkochte stuks noemen we afzet. De verkoopprijs is de prijs zonder BTW.BTW is namelijk voor de overheid en mag je dus niet houden. Als je dus wilt weten hoe je de omzet moet berekenen, moet je voor elk product weten wat de verkoopprijs is en hoeveel je ervan verkocht hebt. Omzet = verkoopprijs x afzet.Antwoord: Als je de omzet wilt berekenen moet je van de producten die je verkocht hebt twee dingen weten. De verkoopprijs (zonder BTW) en hoeveel producten je verkocht hebt(afzet) . omzet = verkoopprijs x afzet. (Als je dit voor alle producten doet, dan kun je voor elk product de verkoopprijs vermenigvuldigen met de verkoopprijs. Dan heb je per product de omzet. Als je alle omzet optelt heb je de totale omzet).Toelichting: Meestal krijg je vragen waarbij je maar voor een product de omzet hoeft te berekenen. Dus bijvoorbeeld een bedrijf dat alleen stoelen verkoopt. Anders wordt het te ingewikkeld. Echter hebben we dit voor de volledigheid in het antwoord nu wel verwerkt. Dat is het stukje tussen haakjes.  Werkwijze:Als je wilt uitleggen wanneer een onderneming een nettoverlies heeft, moeten we eerst uitleggen hoe je een saldo kunt bepalen.Een winst of verlies saldo kun je berekenen door twee dingen te achterhalen: Hoeveel geld heb je ontvangen met de verkoop en hoeveel (kosten) heb je moeten betalen om deze verkoop te realiseren.De hoeveelheid geld die je ontvangt noemen we de omzet. Dit is de verkoopprijs x de afzet. De kosten die hierbij kunnen ontstaan zijn er twee: je moet de producten zelf maken of inkopen. En daarbij heb je ook bedrijfskosten.Wanneer je meer geld zelf moet betalen dan je terug ontvangt, heb je een verlies.Dit noemen we een nettoverlies als je alles wat je zelf hebt moeten betalen van je opbrengst af is.In het kort is het dus:Omzet – inkoopwaarde = brutoresultaatBrutoresultaat – bedrijfskosten = nettoresultaatAls je spreekt van verlies dan is je brutoresultaat dus lager dan je bedrijfskosten. De uitkomst van brutoresultaat – bedrijfskosten is dan een negatief getal. Antwoord: Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde van de omzet is je brutoresultaat. Als je van je brutoresultaat de bedrijfskosten afhaalt dan heb je het nettoresultaat. Die kan een verlies zijn als je brutowinst lager is dan je bedrijfskosten. Werkwijze:Als we willen weten wat een marketingplan is in een ondernemingsplan, dan moeten we beide even toelichten zodat we begrijpen waarom deze bij elkaar horen. In een ondernemingsplan schrijft een startende ondernemer precies op wat zijn ideeën en plannen zijn voor zijn ondernemen. Het marketingplan is bedoeld om uit te leggen hoe de ondernemer denkt dat hij zijn product of dienst onder de aandacht kan brengen bij de klanten. Hiermee kan dus staan welke strategieën jij gaat gebruiken om te verkopen.Met strategieën bedoelen we de marketingmix: de 4P’s.Voor elke P beschrijf je hoe je dit gaat invullen. In het marketingplan staat ook vaak een SWOT analyse waarbij je naar je eigen sterke en zwakke punten kijkt en naar de kansen en bedreigingen van andere bedrijven. Antwoord: In een Marketingplan staat op welke manier en met welke strategieën de ondernemer gaat proberen zijn product onder de aandacht te brengen van zijn potentiële klanten. Toelichting: Naast een marketingplan heb je overigens ook  nog een financieel plan. Hierin staat of zijn idee ook financieel haalbaar is. Oftewel dat hij er wel geld mee gaat verdienen.  Werkwijze:De externe analyse is een onderdeel van de SWOT analyse.Bij de externe analyse kijk je naar alle zaken buiten de onderneming.Welke kansen ( Opportunities) en bedreigingen (Threats) liggen er.Je kijkt naar de markt, je kijkt naar je potentiële klanten en potentiële concurrenten.En je kijkt op welke manier je hier gebruik van kunt maken om zelf meer te verkopen.Antwoord: De externe analyse van een onderneming is gericht op alles buiten het bedrijf. Je kijkt naar de kansen die er liggen en naar de bedreigingen die er zijn. Je bekijkt de markt: je potentiële klanten en je potentiële concurrenten. Toelichting: Naast de externe analyse heb je ook nog de interne analyse. Dan kijk je vooral naar jezelf en waar nog mogelijkheden liggen. Werkwijze:Als we willen uitleggen waar de marketingmix uit bestaat gaan we eerst de onderdelen ervan benoemen en die dan per deel kort toelichten.De marketingmix omvat vier instrumenten die samen de strategieën bepalen voor een onderneming om meer te verkopen en verdienen.De vier instrumenten staan ook wel bekend als de 4 P’s: Prijs, Plaats, Promotie en Product.De P van prijs omvat alle keuzes die gemaakt worden bij de prijs die je gaat hanteren. Denk aan zaken als kosten, concurrentie en klanten. Een te hoge of te lage prijs kan grote gevolgen hebben.De P van plaats gaat over de plek waar je het wilt verkopen en via welke kanalen de consumenten het kunnen kopen. De P van promotie is alles wat je doet om ervoor te zorgen dat je potentiële klanten op de hoogte zijn wat jij verkoopt.De P van product gaat om de materiële en immateriële eigenschappen van je product. Denk aan kwaliteit, uiterlijk, technische eigenschappen maar ook status, betrouwbaarheid en imago. Antwoord: De Marketingmix bestaat uit de 4 P’s. Als onderneming moet je bepalen wat je strategieën zijn m.b.t. de Prijs, het Product, de Plaats en Promotie met als doel om zoveel mogelijk te verkopen en te verdienen. Werkwijze:Als je wilt uitleggen welke keuze een bedrijf moet maken bij het bepalen van de prijs, moeten we een aantal dingen in onze overweging meenemen.Een hoge prijs is voor de verkoper erg fijn. Dan verdien je meer.Maar een hoge prijs kan consumenten ook afschrikken. Ze kopen je product niet en gaan op zoeken naar alternatieven en kopen het mogelijk bij een andere winkel.Een lage prijs is voor de koper erg fijn. Zo houden zij geld over.Door een lage prijs krijgt de ondernemer misschien veel klanten en kan hij veel verkopenMaar een lage prijs betekent ook dat een ondernemer per product minder geld verdient. Je moet dus als ondernemer goed onderzoeken wat de klant gaat doen. Verkoop je bij een lage prijs inderdaad meer en verdien je meer? Of is een hoge prijs aantrekkelijker. Dan verkoop je minder maar verdien je misschien meer?Wat je doet hangt van je doelstelling af.Wil je graag zoveel mogelijk geld verdienen?Wil je graag zoveel mogelijk klanten hebben?Antwoord: Wanneer een onderneming moet kiezen tussen een hoge prijs of een lage prijs moet hij goed onderzoeken wat de klant gaat doen in beide situaties. Een hoge prijs leidt per product tot meer winst, maar misschien tot minder klanten. Een lage prijs leidt per product tot minder winst, maar misschien tot meer klanten. Je moet berekenen wat voor jou als ondernemer het meeste oplevert als dat je doelstelling is. Werkwijze:Als je wilt uitleggen wat de keuzes zijn wat betreft de materiële en immateriële eigenschappen van een producten leggen we eerst beide even uit.De materiële eigenschappen omvatten zaken als de kwaliteit van het product. Maar ook het uiterlijk van het product, zoals de kleur, vormgeving en maten, en de technische eigenschappen zoals vermogen en snelheid.De immateriële eigenschappen omvat zaken zoals de status van het product, de betrouwbaarheid die het product uitstraalt en het imago van het product: is het cool of stom als je dit koopt?Kortom: je verkoopt niet ‘zomaar’ een product. Elke keuze moet goed bedacht zijn zodat je geen verkeerde keuze maakt en klanten verliest. Antwoord: Je moet bij de keuze voor je product kijken naar zaken als kwaliteit, uiterlijk en technische eigenschappen (materiële eigenschappen) en ook naar zaken als status, imago en betrouwbaarheid (immateriële eigenschappen) om zo veel mogelijk te verdienen. Een ondernemer moet zelf kiezen welke keuzes hierin maakt. Werkwijze:Als we de verkoopprijs willen weten moeten we proberen te achterhalen wat de omzet is en/of hoeveel producten er verkocht zijn.In dit voorbeeld zien we dat een bedrijf een nettowinst heeft behaald van 1.265 euro. De bedrijfskosten bedragen 235 euro.De nettowinst + de bedrijfskosten = de brutowinst. De brutowinst is dus: 1265 + 235 = 1.500Verder is bekend dat het bedrijf 150 producten heeft verkocht. En ook is bekend dat het bedrijf ze zelf inkoopt voor 5 euro.We kunnen nu dus de inkoopwaarde van de omzet berekenen: 150 * 5 = 750 euro.De brutowinst is de omzet – de inkoopwaarde. De omzet is dus de brutowinst en de inkoopwaarde samenDe omzet is dus 750 + 1500 = 2.250 euro.Dit is verdiend met de verkoop van 150 producten. De verkoopprijs is dus 2.250 / 150 = 15 euroAntwoord: We weten dan omzet – inkoopwaarde = brutowinst. En we weten ook dat brutowinst = bedrijfskosten = nettowinst. Nu gaan we terug redeneren:De nettowinst ( 235) + de bedrijfskosten (1265) = de brutowinst ( 1.500)De inkoopwaarde is 150 * 5 = 750De omzet = inkoopwaarde (750) + de brutowinst (1500) = 2.250Deze omzet is behaald door de verkoopprijs te vermenigvuldigen met 150 stuksDe verkoopprijs is dus 2.250  150 = 15 euro.Toelichting: Schrijf bij vragen met brutowinst en nettowinst de formules voor jezelf op. Dan ga je de bekende onderdelen invullen en kun je zo de onbekende onderdelen uitrekenen. Werkwijze:Als we de nettowinst in procenten willen weten van de omzet moeten we eerst uitrekenen wat de inkoopwaarde is.De omzet – de inkoopwaarde is de brutowinst, dus de omzet – de brutowinst is de inkoopwaarde.Dus de inkoopwaarde van de omzet is 284.000 - 76.000 = 208.000Nu willen we weten hoeveel 208.000 is van 284.000.Als de vraag komt: hoeveel is … van … dan is het laatste getal altijd 100%. Dus 284.000 is 100%. En nu willen we weten hoeveel een deel (208.000) is van het geheel (284.000)De berekening die we daarbij gebruiken is: deel : geheel x 100%. Deze gaan we nu invullen: 208.000 / 284.000 x 100% = 73,2394366We moeten alleen afronden op 2 decimalen dus kijken we naar het 2e en 3e getal achter de komma. Het antwoord is dus 73,239. Het gaat om die 3 en die 9. Het getal 39 ligt dichter bij de 40 dan bij de 30. Dus ronden we het 2e getal af op een 4.Het eindantwoord is dus 73,24%Antwoord: De inkoopwaarde van de omzet is het verschil tussen de omzet en de brutowinst. Dit is dus 284.000 – 76.000 = 208.000. Om uit te rekenen hoeveel procent dit is van de omzet delen we deze door elkaar en vermenigvuldigen we het met 100:: 208.000 / 284.000 * 100% = 73,24%.Toelichting: Let er altijd goed op wat er in de vraag staat over de afronding in decimalen! Werkwijze:Als we de brutowinstmarge per product willen weten moeten we twee dingen weten:De brutowinst in totaalDe hoeveelheid producten die je verkocht hebt.De brutowinstmarge per product is dus eigenlijk hoeveel brutowinst je hebt gemaakt per product dat je verkocht hebt. De brutowinst is in deze opgave 54.000 euro. Je hebt 72.000 producten verkocht. Deze 54.000 euro brutowinst is dus voor al die 72.000 producten samen.Nu willen we het weten voor een product. Dus dan delen we 54.000 door de 72.000 stuks.Dan is de uitkomst 54.000 / 72.000 = 0.75 eurocent.Antwoord: de brutowinstmarge per product is de brutowinst gedeeld door het aantal verkochte producten. In dit geval is dit 54.000 / 72.000 = 0,75 euro per product.