Toets Economie

LWEO Kopen & Werken 3e ed - Hoofdstuk 6 - Markten oefentoetsen & antwoorden

3e editie

Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: Consumeren, betalingsbereidheid, positief verband, arbeidsmarkt, investeren, deelmarkten, arbeidsproductiviteit, internationale concurrentiepositie, primaire goederen, luxegoederen, concrete en abstracte markt, evenwichtsprijs, evenwichtshoeveelheid, berekenen van evenwichtshoeveelheid, tekenen van vraag- en aanbodlijnen, aanbod- en vraagoverschot, veranderende aanbodlijn, werkgelegenheid.

LWEO Kopen & Werken 3e ed
Toets Economie
LWEO Kopen & Werken 3e ed
Online maken
Toets afdrukken
Werkwijze:Als we willen weten wat we bedoelen met het consumeren van diensten dan leggen we eerst beide begrippen uit.Met consumeren bedoelen we het kopen en gebruiken van goederen en diensten om je behoefte te vervullen. Dus bijvoorbeeld je koopt kleren of je koopt een abonnement voor Netflix.Wanneer je iets koopt kun je goederen kopen of diensten. Goederen zijn tastbaar: je kan het aanraken en meenemen. Diensten zijn niet-tastbaar: je kan het niet aanraken of meenemen. Iemand doet iets voor je.Als we dit nu samen nemen, dan hebben we het antwoord. Antwoord: Wanneer je een dienst koopt om in je behoefte te voorzien dan ben je een dienst aan het consumeren. Bijvoorbeeld als je naar de kapper gaat om je haar te knippen. Je betaalt de kapper zodat die jouw haar mooi knipt. Werkwijze:Met betalingsbereidheid bedoelen we hoeveel iemand maximaal voor een product of dienst wil betalen. Als het duurder wordt dan zal je het niet meer kopen.In deze Formule kunnen we dus uitrekenen bij welke prijs de vraag 0 is. Dat geeft dan de maximale betalingsbereidheid weer.Met andere woorden Qv = -150P +900 moet dan worden 0 = -150P + 900We willen dus weten wat er op de plek van de P moet staan.Dus 150 x een bepaalde prijs moet hetzelfde zijn als 900. Want dan staat er 900 – 900 en dan hebben we 0.Als we 900 delen door 150 dan hebben we deze P: 900 / 150 = 6.Als de prijs dus 6 euro is dan wil niemand het meer kopen.De betalingsbereidheid is dus lager dan 6 euro. Als het product minder kost dan 6 euro dan willen mensen het kopen. Antwoord: De betalingsbereidheid is het maximale bedrag dat iemand wil betalen voor een product of dienst. In dit geval is de vraag 0 bij een prijs van 6 euro. De consument is voor dit product dus bereid minder te betalen dan 6 euro. Als de prijs hoger wordt is er geen vraag meer. Werkwijze:Als we willen weten waarom het verband tussen het aanbod en de prijs positief is, dan leggen we eerst uit hoe het verloop van de aanbodlijn is.De aanbodlijn begint meestal ergens aan de verticale as. Dit is de minimale prijs waarvoor bedrijven het product willen verkopen. Dan loopt de lijn schuin omhoog naar rechtsboven.Hieruit kunnen we aflezen dat bij een hogere prijs het aanbod toeneemt. Als een winkel voor een product meer geld krijgt, wil hij er liever meer van verkopen.Wanneer een verband positief is, dan betekent dit dat de richting van de verandering voor beide geldt. Dus een hogere prijs is een hoger aanbod. Of een lagere prijs, is een lager aanbod.Antwoord: We bedoelen met een positief verband dat wanneer de ene kant van het verband toeneemt, de andere kant ook toeneemt. Bij het aanbod is dit zo: wanneer de prijs stijgt, stijgt het aanbod ook. Bij een hogere prijs kunnen bedrijven meer verdienen dus willen ze namelijk meer van dit product verkopen! Werkwijze:Als we willen weten waarom investeren anders is dan consumeren, moeten we de begrippen eerst even uitleggen en verklaren welke partijen hierbij horen.Consumeren hebben we al eerder in deze toets gezien. Een consument gaat consumeren om in zijn behoefte te voorzien. Hij koopt dus iets omdat hij het zelf wil gebruiken.Investeren wordt gedaan door bedrijven.Een bedrijf investeert omdat het hiermee geld wil gaan verdienen. Dus bijvoorbeeld een bedrijf koopt een nieuwe machine zodat ze meer producten kunnen maken. Het doel bij investeren wijkt dus af van het doel bij consumeren.Antwoord: Investeren is iets kopen om te gebruiken in je bedrijf om geld te verdienen, terwijl je bij consumeren iets koopt om in je eigen behoefte te voorzien. Het verschil zit hem dus in het doel. Werkwijze:De arbeidsmarkt is net iets anders dan de “normale” markt van goederen en diensten. Om dit duidelijk te maken leggen we deze eerst uit.Op de goederenmarkt komt de vraag van de consumenten; de mensen willen iets kopen om in hun behoefte te voorzien. Op de goederenmarkt komt het aanbod van de bedrijven; zij willen producten verkopen om geld te verdienen, dus zij bieden hun producten aan.Op de arbeidsmarkt hebben we met twee andere partijen te maken: werknemers en werkgevers.Dat lijkt dus een beetje op de goederenmarkt waar je consumenten en bedrijven hebt, maar het is in deze vorm wel anders. Mensen willen werken zodat ze geld kunnen verdienen en hier producten en diensten van kunnen kopen. Zij kunnen dus arbeid verrichten en bieden hun arbeid aan. Bedrijven hebben arbeiders nodig om de producten te maken en de diensten te leveren. Zij zoeken dus arbeiders dus zij zijn de vragers naar arbeid.Antwoord: Op de arbeidsmarkt komt de vraag naar arbeid van de bedrijven. Zij hebben arbeiders nodig om de producten te maken of de diensten te verlenen. Zij zoeken daarom dus naar personeel.Tip:Let er dus goed op dat op de goederenmarkt WIJ, de consumenten, de VRAGERS zijn maar op de arbeidsmarkt zijn wij, de arbeiders, de AANBIEDERS. Werkwijze:Met de arbeidsmarkt bedoelen we het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid. Vraag naar arbeid komt van werkgevers, aanbod van arbeid komt van werknemers.Dus dit omvat alle werknemers en werkgevers samen. Dit is natuurlijk een enorm grote groep, daarom kun je het in groepjes opdelen.Dat bedoelen we met deelmarkten: de arbeidsmarkt wordt in stukjes opgedeeld. Een arbeidsmarkt voor onderwijs, voor horeca, voor kappers etc. De arbeidsmarkt bestaat dus uit veel deelmarkten. Iedere sector, bedrijfstak of beroep heeft zijn eigen arbeidsmarkt  Je moet de arbeidsmarkt dus opdelen zodat je specifieker op zoek naar personeel en werk kan. Bijvoorbeeld: Een docent economie kan niet ingezet worden als elektricien en een dokter kan geen mensen knippen.Antwoord: Je moet de arbeidsmarkt indelen in deelmarkten zodat elke sector, bedrijfstak of beroep zijn eigen markt heeft waar vragers naar arbeid en aanbieders van arbeid  elkaar kunnen vinden. Werkwijze:Als we willen uitleggen dat een stijgende arbeidsproductiviteit kan leiden tot een betere internationale concurrentiepositie leggen we ook hier eerst beide onderdelen uit.Met arbeidsproductiviteit bedoelen we de hoeveelheid werk die een persoon in een bepaalde periode kan doen.Wanneer je zorgt dat dit hoger wordt kan een werknemer dus in dezelfde tijd meer producten maken of diensten verlenen. Wanneer het salaris van de werknemer niet omhoog gaat betekent dit dat de loonkosten per product dan dalen.Stel een werknemer verdient 100 euro per dag en maakt hiervoor 50 producten. Dan kost het maken van een product 2 euro. Als de productiviteit verhoogd wordt en de werknemer nog steeds 100 euro verdient maar nu 100 producten maakt in een dag dan zijn de kosten per product nog maar 1 euro.Voor een bedrijf is het dus goedkoper geworden om de producten te maken. Een bedrijf zou hierdoor de prijs kunnen verlagen.En dan komen we bij het punt van internationale concurrentiepositie. Dit is hoe graag het buitenland bij jou product komt kopen en hangt af van de kwaliteit en de prijs van je producten.Wanneer je prijs dus omlaag gaat kan het zo zijn dat het buitenland liever bij jou de producten komt kopen. En dat betekent dat je internationale concurrentiepositie verbetert.Antwoord:  Door een stijgende arbeidsproductiviteit, bij hetzelfde salaris, dalen de loonkosten per product. Als een bedrijf dit door verwerkt in de prijs kan de verkoopprijs omlaag. Hierdoor ben je interessanter voor het buitenland om producten bij jou te kopen: je internationale concurrentiepositie is verbeterd. Werkwijze:Primaire goederen zijn de eerste levensbehoefte. Denk aan eten, drinken, kleding en onderdak. Oftewel de dingen die je nodig hebt om te overleven en je dus echt wilt hebben.Luxeproducten, zoals de naam zegt, zijn een luxe; je hebt het niet echt nodig. Luxeproducten maken het leven aangenamer maar zijn niet noodzakelijk.Nu moeten we dit koppelen aan prijsveranderingen.Primaire goederen heb je altijd nodig, als de prijs dus hoger of lager wordt, zul je niet ineens veel minder of veel meer gaan kopen. Bij luxegoederen zit dit anders, dit zijn de producten die niet echt nodig zijn. Als de prijs hiervan stijgt kan het zijn dat mensen besluiten het niet meer te kopen, omdat ze het niet echt nodig hebben. Antwoord:  Primaire goederen zijn de eerste levensbehoeften die iemand nodig heeft om te overleven. Als deze in prijs veranderen zul je ze nog steeds kopen. Dit geldt minder bij luxegoederen, die je niet nodig hebt om te leven maar die het leven aangenamer maken. Wanneer luxegoederen in prijs stijgen kan het zijn dat je ze juist minder gaat kopen, bij prijsverlaging misschien juist veel meer. Werkwijze:Een concrete markt is een plaats waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten, zoals een winkel, een marktkraam, een veiling of een supermarkt. Een abstracte markt is het geheel van vraag en aanbod van een goed of dienst. Er is geen plaats waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten. Dit is een marktvorm waarbij vraag en aanbod samen de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid bepalen. Nu moeten we kijken waar de arbeidsmarkt het beste bij past.De arbeidsmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid. Er is niet één specifieke plek waar de mensen die werk zoeken (aanbieders) en de bedrijven die personeel zoeken (vragers) elkaar ontmoeten. Je zou daarom eerder van een abstracte markt kunnen spreken. Antwoord: De arbeidsmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid. Er is niet een specifieke plek waar deze elkaar ontmoeten. Daarom zou je hier eerder van een abstracte markt kunnen spreken. Werkwijze:Als we de evenwichtshoeveelheid willen berekenen, dan moeten we eerst de evenwichtsprijs berekenen door Qv gelijk te stellen aan Qa. Dan kunnen we deze evenwichtsprijs invullen in de formules en dan krijgen we de evenwichtshoeveelheidQv = -30P + 900 en Qa = 30p -300-30P + 900 = 30p-300We gaan negatieve getallen wegwerken. Dus tellen we eerst aan beide kanten er 300 bij op. Dan wordt het -30P = 900 + 300 = 30P – 300 + 300. Samengevoegd wordt dit:-3oP = 1200 = 30pNu gaan we aan beide kanten er 30P bij op tellen. Dan krijgen we -30P + 1200 + 30P = 30P + 30 P Samengevoegd wordt dit dan:1200 = 60PNU delen we beide kanten door 60 dan krijgen we P:1200 / 60 = 60p / 60 🡪 20 = pNu we de prijs weten kunnen we dit in beide formules invullen. Dan kunnen we checken of we het goed gedaan hebben.Qv = -30 x 20 + 900 = 300Qa = 30 x 20 – 300 = 300De evenwichtshoeveelheid is dus 300.                           Antwoord: Om de evenwichtshoeveelheid te berekenen gaan we Qv en Qa aan elkaar gelijk stellen:30P + 900 = 30P – 300 🡪 1200 = 60P 🡪 20 = P. Als we P invoeren in de formules dan hebben we de evenwichtshoeveelheid: Qv = -30 x 20 + 900 = 300, Qa = 30 x 20 – 300 = 300. Het klopt dus: de evenwichtshoeveelheid is 300 stuks. Werkwijze:Als we de vraag- en aanbodlijn willen tekenen dan kan dit op verschillende manieren. We beginnen met de vraaglijn (rode lijn)We vullen bij de vraaglijn twee keer een 0 in de formules inQv = -30 x o + 900 🡪 als de prijs 0 euro is dan is de vraag 900. 0 = -30 x P + 900 🡪 welke P moeten we invullen zodat de vraag 0 is. Oftewel 900 / 30 = 30 euro. Bij een prijs van 30 euro wil niemand het product kopen.Nu hebben we twee uitersten en kunnen we een lijn trekken tussen deze twee punten. Dit zie je hieronder in de rode lijn.  Nu de aanbodlijn. Eerst kijken we bij welke prijs er geen aanbod is.0 = 30 x p – 300 🡪 oftewel 300 / 30 = 10 euro. Bij een prijs van 10 euro is het aanbod 0. Daarna vullen we een willekeurig getal in en kijken hoe groot het aanbod hierbij is.We kiezen een prijs van 30 en vullen deze in  🡪 Qa = 30 x 30 – 900 = 600Nu hebben we hier ook twee punten (p = 10, Q = 0 en P = 30, Q = 600) en dan kunnen we hier een lijn tussen trekken en doortrekken (groene lijn. Antwoord:  Om de vraag en aanbodlijn te tekenen vul je bij de vraaglijn het getal 0 een keer in op de plek van P en een keer op de plek van Q. Zo krijg je de twee uiterste punten en heb je de vraaglijn (rode lijn). Bij de aanbodlijn vul je eerst bij Qa een 0 in zodat je het startpunt weet, in dit geval 10 euro. Daarna vul je een hogere prijs in zodat je een ander snijpunt weet. Daarna kun je een rechte lijn hiertussen trekken. Tip: Soms kun je even snel de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid berekenen door Qv en Qa aan elkaar gelijk te stellen zodat je ter controle kan kijken of het snijpunt van deze lijnen klopt. Werkwijze:Als we willen weten of er een vraag- of aanbodoverschot is bij een prijs van 25 euro dan gaan we deze prijs in beide formules invoeren. Qv = -30 x 25 + 900 = 150Qa = 30 x 25 – 300 = 450Je ziet dat er meer aanbod is bij een prijs van 25 euro dan er vraag is bij een prijs van 25 euro. Dat is ook wel logisch omdat de evenwichtsprijs op 20 euro lag. We hebben dus te maken met een aanbodoverschot. Dit kun je in de tekening ook terug zien als je een horizontale lijn trekt bij 25 euro:Antwoord: Wanneer je een prijs van 25 in beide formules invult krijg je een vraag van 150 stuks en een aanbod van 450 stuks. Er is dus sprake van een aanbodoverschot. Werkwijze:Als we willen weten wat het effect van een daling van de inkoopkosten is op  de vraaglijn, aanbodlijn, evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid moeten we eerst even duidelijk maken wie er als eerst iets hiervan merkt.Een daling van de inkoopkosten voor bedrijven betekent dat ze het product voor minder geld kunnen maken. Het betreft dus de bedrijven en daarom de aanbodlijn.Omdat ze het goedkoper kunnen maken, kan de leveringsbereidheid mogelijk naar beneden bijgesteld worden. Voor dezelfde verkoopprijs willen ze er nu meer verkopen omdat ze meer kunnen verdienen.  De aanbodlijn verschuift dus omlaag. De inkoopkosten hebben geen effect op de vragers. De betalingsbereidheid verandert niet, dus de vraaglijn blijft ongewijzigd. Echter heeft dit wel effect op het snijpunt van Qv en Qa. Zie hieronder een fictief voorbeeld van een Qa lijn die daalt.  Qa2 is de nieuwe aanbodlijnHierdoor zien we meteen het effect op de evenwichtshoeveelheid (deze neemt toe) en de evenwichtsprijs (deze daalt)Antwoord: Door lagere inkoopkosten zal de aanbodlijn naar beneden dalen. Bij dezelfde verkoopprijs zijn de bedrijven bereid meer aan te bieden. De vraaglijn, oftewel de betalingsbereidheid van de klanten, verandert niet. Door de dalende Qa hebben we een evenwichtshoeveelheid die groter is bij een lagere evenwichtsprijs. Werkwijze:Als we willen weten wat de werkgelegenheid is aan het einde van het jaar, dan moeten we de beginsituatie gaan aanpassen met alle in- en uitstroom.De pijlen die bij de goederen en diensten bedrijven blijven, die waar 90 en 65 bij staan, zijn in deze niet relevant. Dit zijn mensen die al werken maar een andere baan vinden. Dus iemand bij een dienstenbedrijf gaat werken bij een ander dienstenbedrijf.De pijlen links zijn de nieuwe mensen. Denk bijvoorbeeld aan mensen die eerst studeren en nu klaar zijn met studeren en nu een baan gevonden hebben.De pijlen rechts zijn de mensen die stoppen met werken, dus bijvoorbeeld de mensen die met pensioen gaan. De linker pijlen moeten erbij, de rechterpijlen gaan eruit.En dan hebben we nog de pijlen tussen de beide bedrijven. Dit zijn mensen die wisselen tussen baan. Iemand die eerst bij een goederenbedrijf werkt gaat nu bij een dienstenbedrijf werken en andersom.Nu we dit weten kunnen we voor beide bedrijven het uitrekenen. Oude situatie + instroom – uitstroom + overstappers - overstappersGoederenbedrijven: 5.150 + 300 – 270 + 210 – 140 = 5.250Dienstenbedrijven: 8.375 + 320 – 240 + 140 – 210 = 8.385Antwoord:  We gaan de oude situatie verrekenen met de instroom, uitstroom en mensen die wisselen van baan. Dan krijgen we:Goederenbedrijven: 5.150 + 300 – 270 + 210 – 140 = 5.250Dienstenbedrijven: 8.375 + 320 – 240 + 140 – 210 = 8.385 

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in