Seneca MAW 2e ed
- Hoofdstuk 8 - Verhoudingsvraagstuk: maatschappelijke verschillen
oefentoetsen & antwoorden
2e editie
Klas 4-5|Havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: sociale ongelijkheid.
Toets MAW
Seneca MAW 2e ed
Online maken
Toets afdrukken
a. Een onzichtbare barriere waardoor vrouwen maar beperkt kunnen klimmen op de ladder. b. Variabelen als opleidingsniveau, religie en sociaaleconomische klasse.c. Stelt dat er een relatief kleine elite is die veel macht in handen heeft, doordat zij in elke sector de leidinggevende functies vervullend. De mate waarin de (politieke)besluiten, de standpunten of achtergrondkenmerken van vertegenwoordigers overeenkomen met die van de groep die vertegenwoordigd wordt.e. De overheid kan verschillen ook groter maken, bijvoorbeeld het verschil tussen mensen met en mensen zonder baan. Het groter maken van de verschillen is denivellleren. Bij electorale participatie passen B en C.Bij niet-electorale participatie passen A en D. De volgende koppelingen moeten worden gemaakt: Socialisme: AConfessionalisme: B en ELiberalisme: C en D Open samenlevingGesloten samenleving1. positieverwerving1.positietoewijzing2. klassensamenleving2. standensamenleving 3. veel sociale mobiliteit3. weinig sociale mobiliteitToelichting: Nederland is een open samenleving, dat wil zeggen dat er veel sociale mobiliteit is en dat mensen door hun eigen bijdrage of die van de groep kunnen stijgen of dalen op de ladder. Dit wordt positieverwerving genoemd. Binnen een open samenleving bestaan groepen op basis van economische middelen, dit wordt een klassensamenleving genoemd.Een gesloten samenleving wil zeggen dat er weinig sociale mobiliteit is. Daarvan is sprake binnen een standensamenleving, omdat iemands positie daarbinnen al vaststaat bij de geboorte. Mensen krijgen hier dus een positie toegewezen door de samenleving, dus door maatschappelijke oorzaken, dit is positietoewijzing. Een kastenstelsel, zoals dat er in India is, is hier een voorbeeld van. Doordat mensen steeds hoger opgeleid zijn, ontstaat er diploma-inflatie en worden diploma’s dus steeds minder waard. Een hbo-opleiding levert dus meer baankansen op dan een mbo-opleiding.Nederland heeft zich ontwikkeld tot een post-industriële samenleving, waarbinnen kennis, status en diensten steeds meer gewaardeerd worden en goederen, bezit en industrie steeds minder. Een opleiding binnen de zorg, dit is een dienst, heeft dus meer baankansen dan een opleiding die gaat over goederen, dit is het geval bij een opleiding op het gebied van detailhandel en groothandel. Werkwijze:Het kernconcept sociale ongelijkheid heeft drie elementen. Vraag je af welke twee je kunt herkennen in de tekst.Kies vervolgens bij ieder element een stukje uit het artikel dat er goed bij past.Koppel tot slot de relevante elementen van sociale ongelijkheid en de informatie uit het artikel aan elkaar. In het antwoord zijn de relevante elementen van de kernconcepten onderstreept. Antwoord: Er is sprake van een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken (1) leiden tot een ongelijke verdeling van behandeling - namelijk de kans om ‘ontdekt’ te worden door leraren (2).In het artikel wordt genoemd dat leerlingen op basis van sociale klasse, geslacht en al dan niet een migratieachtergrond hebben wel of niet ontdekt worden als hoogbegaafd door hun leraar.Hieruit blijkt dat verschillen tussen mensen – namelijk hun sociale klasse, geslacht en of ze een migratieachtergrond hebben – leiden tot een ongelijke verdeling van behandeling, er is namelijk een groot verschil in de kans om ‘ontdekt’ te worden als hoogbegaafd. Werkwijze:Vraag je af of het hier gaat om positietoewijzing of positieverwerving: geef ook de omschrijving van het begrip dat je hier kiest.Kies vervolgens een stukje uit het artikel dat je goed kunt gebruiken om aan te tonen dat dit begrip erbij past.Koppel tot slot de omschrijving van het betreffende begrip en de informatie uit het artikel aan elkaar. Antwoord: Er is hier sprake van positietoewijzing, dat wil zeggen dat een persoon in een bepaalde positie terechtkomt door maatschappelijke oorzaken. In de tekst is te lezen dat er sprake is van discriminatie en structurele ongelijkheid rond hoogbegaafde kinderen / is te lezen dat kinderen uit hogere sociale klassen, jongens en kinderen zonder migratieachtergrond sneller ‘ontdekt’ worden als hoogbegaafd. Hierin is positietoewijzing te herkennen, omdat het dus niet aan de leerlingen zelf ligt, maar aan het beeld dat leraren van hen hebben door maatschappelijke oorzaken. Werkwijze:Geef eerst een omschrijving van de begrippen micro- en macroniveau.Kies vervolgens informatie uit het artikel bij beide begrippen. Koppel beide begrippen tot slot aan de informatie uit de tekst en leg uit waarom ze bij elkaar horen. Antwoord: In de tekst gaat het om sociale ongelijkheid met gevolgen op microniveau, het gaat hierbij om het niveau van het individu. Zo is te lezen dat veel van de niet-geziene hoogbegaafde leerlingen ongelukkig zijn op school. Hierbij gaat het dus om het ongelukkig zijn van individuele kinderen.In de tekst gaat het ook om sociale ongelijkheid met gevolgen op macroniveau, het gaat hierbij om gevolgen op het niveau van de samenleving. In de tekst is te lezen dat we als we leerlingen helpen, we ook de maatschappij helpen, omdat we dan minder geld en moeite kwijt zijn om hen te helpen hun plekje te vinden.Hier wordt dus verwezen naar gevolgen voor de maatschappij, oftewel de hele samenleving. Werkwijze:Er zijn zes soorten overheidsbeleid die gericht zijn op het beïnvloeden van ongelijkheid, bedenk goed welk soort beleid je hier herkent en geef de naam en omschrijving.Beslis vervolgens welke informatie uit het stukje tekst er goed bij past.Leg daarna uit waarom het door jou gekozen beleid en het stukje uit de tekst bij elkaar passen. Haal informatie uit het artikel waarmee je kunt beredeneren dat dit beleid kan leiden tot een vermindering van de solidariteit.Beredeneer tot slot waarom de situatie zoals beschreven kan leiden tot een vermindering van de solidariteit. Antwoord: Het gaat hier om het socialezekerheidsbeleid, waarbij mensen geholpen worden die niet of onvoldoende voor zichzelf kunnen zorgen. In de tekst is te lezen dat er een toeslagensysteem is voor mensen die niet zelfstandig rond kunnen komen.Dit past dus bij het socialezekerheidsbeleid, omdat mensen door middel van een toeslag geholpen worden voor zichzelf te zorgen.Dit overheidsbeleid kan leiden tot een vermindering van de solidariteit, omdat de samenleving door de media de indruk krijgt dat mensen op grote schaal bewust minder werken om op die manier meer netto-inkomsten over te houden en dus eigenlijk misbruik te maken van het socialezekerheidsbeleid.Mensen die wel zelf in hun onderhoud voorzien, kunnen daardoor minder bereid zijn dan vroeger om belasting te betalen voor mensen die toeslagen ontvangen, dan is er dus minder solidariteit.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.