Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: voordelen van export en import, arbeidsproductiviteit en loonkosten per product, concurrentiepositie, wisselkoersen, vrijhandel en protectie.
Toets Economie
Pincode 7e ed/FLEX
Online maken
Toets afdrukken
export verbeteren nadelig indirecte depreciatie protectie vrijhandel import te beperken Voordelen: Kopen in het buitenland kan goedkoper zijn dan zelf produceren, vanwege lagere productiekosten en/of specialisatie in andere landen. Doordat Nederland uit verschillende landen producten importeert, heeft de Nederlandse consument een ruime keuze bij het kopen van goederen. Nadelen: Als je producten niet meer zelf maakt, maar in het buitenland koopt, ben je afhankelijk van andere landen. Veel inkopen in het buitenland is nadelig voor de betalingsbalans: er vloeit veel geld weg naar het buitenland. Mogelijke antwoorden zijn: Het beschermen van de eigen bedrijven en werkgelegenheid Niet afhankelijk zijn van productie in het buitenland. Tijdelijk beschermen van een startende bedrijven (infant industry), zodat zij kunnen groeien en later zelfstandig kunnen concurreren. Andere landen onder druk zetten vanwege politieke redenen, bijv. met een boycot. Tegengaan van dumping, waarbij andere landen hun producten zeer goedkoop aanbieden. Het geven van (1) subsidies of (2) belastingvoordelen aan exporterende bedrijven (zodat zij hun producten goedkoper kunnen aanbieden). Bij een hogere arbeidsproductiviteit heb je in verhouding weinig mensen nodig om een stuk kaas te maken. Dit leidt tot lagere productiekosten per stuk kaas. Hierdoor kan Nederlandse kaas tegen een lagere verkoopprijs worden aangeboden (in het buitenland), wat (de concurrentiepositie en) de export bevordert. Toelichting: Maak in je antwoord duidelijk dat je weet wat een hogere arbeidsproductiviteit inhoudt en maak vervolgens de koppeling naar meer export → onze export stijgt als onze producten (beter of) goedkoper zijn. Het zorgt voor productie en werkgelegenheid in Nederland Het zorgt voor extra inkomen voor Nederlandse bedrijven en dus voor de inwoners. Voordeel: Door specialisatie is Taiwan zeer efficiënt / heeft Taiwan lage kosten per product en heeft het een sterke concurrentiepositie. Nadeel: De economie / werkgelegenheid / inkomsten van Taiwan zijn zeer kwetsbaar als de vraag naar halfgeleiders daalt of als er productieproblemen zijn. Andere landen worden sterk afhankelijk van Taiwan voor hun halfgeleiders. Bij problemen in of met Taiwan (politiek, natuurrampen) kunnen zij in de problemen komen met hun eigen productie waarbij halfgeleiders nodig zijn. De Amerikaanse dollar is geapprecieerd ten opzichte van de euro. De bron laat zien dat na 28 september de koers van de euro in dollars is gedaald. Dat betekent dat andersom dat de koers van de dollar in euro’s is gestegen. Toelichting: Op 28 september was € 1 = 1,12 dollar en in de bron te zien is dat de koers daarna veranderd is naar ongeveer € 1 = $ 1,04. Dat betekent dat één euro minder dollars waard is geworden → de koers van de euro is gedaald. Als de koers van de dollar stijgt, betekent dat een appreciatie van de dollar (ten opzichte van de euro). De koers van de euro is gedaald ten opzichte van de dollar. Dat komt door meer aanbod van de euro in ruil voor dollars. Toelichting: De koers van een munt daalt door minder vraag naar die munt of door meer aanbod van die munt (in ruil voor de andere munt). De koers van de euro daalt dus door minder vraag naar euro’s (en minder aanbod van dollars) vanuit de VS of door meer aanbod van euro’s (en meer vraag naar dollars) richting de VS. De hoeveelheid Nederlanders die op vakantie gaat naar de VS zal dalen. Na 28 september is de koers van de euro gedaald, waardoor hotels / producten / vakanties in de VS meer euro’s gaan kosten. Toelichting: Bij een daling van de koers van de euro krijg je minder dollars voor je euro’s. Andersom moet je meer euro’s betalen voor een dollar. Als de koers gelijk is aan € 1 = 1,12 dollar dan kost bijv. een hotelovernachting van $ 100 omgerekend 100 / 1,12 = € 89,29. Bij een koers van € 1 = 1,04 dollar kost dezelfde overnacht 100 / 1,04 = € 96,15. Dat is bijna € 7 extra voor één overnachting. Tel daar extra nachten, eten, drinken, uitstapjes, etc. bij op en een vakantie in de VS wordt een heel stuk duurder. Consumenten profiteren (op korte termijn) van zeer lage prijzen voor zonnepanelen. EU-producenten lijden echter verlies door de (oneerlijk) lage prijzen en kunnen failliet gaan, (wat ook nadelig kan zijn voor consumenten indien zij hun baan hierdoor verliezen). Mogelijke antwoorden zijn: Bij een importheffing is er sprake van een belasting op geïmporteerde producten. Dit maakt de Chinese zonnepanelen duurder voor Europese consumenten, waardoor zij eerder voor Europese zonnepanelen kiezen. Bij een importquotum is er sprake van een maximum hoeveelheid Chinese zonnepanelen dat verkocht mag worden op de Europese markt. Als deze maximum hoeveelheid bereikt is, moeten overgebleven Europese consumenten hun zonnepanelen kopen bij Europese bedrijven. Toelichting: Maak in je antwoord duidelijk dat je weet wat de protectiemaatregel inhoudt en maak vervolgens de koppeling naar het beschermen van Europese producenten → het moet zorgen dat (Europese) consumenten de zonnepanelen bij Europese producenten gaan kopen. - Chinese fabriek: 400.000/1000 = 400 smartphones per werknemer per maand- Nederlandse fabriek: 200.000/200 = 1.000 smartphones per werknemer per maandToelichting: De arbeidsproductiviteit is de (gemiddelde) productie per werknemer in een bepaalde periode, hier: een maand. Om die te berekenen, deel je de totale productie in een maand door het aantal werknemers. Mogelijke uitwerkingen zijn: - Chinese fabriek: (1.000 × € 1.000) / 400.000 = € 2,50 per smartphone - Nederlandse fabriek: (200 × € 2.300) / 200.000 = € 2,30 per smartphone of - Chinese fabriek: € 1.000 / 400 = € 2,50 per smartphone - Nederlandse fabriek: € 2.300 / 1.000 = € 2,30 per smartphone De Nederlandse fabriek heeft dus de laagste loonkosten per smartphone. Toelichting: Mogelijkheid 1 is om eerst de totale loonkosten te berekenen (= aantal werknemers x loonkosten per werknemer) en die vervolgens te delen door het aantal geproduceerde smartphones. Mogelijkheid 2 is om loonkosten per werknemer te delen door het aantal geproduceerde smartphones per werknemer. Dit laatste is de arbeidsproductiviteit, zoals berekend bij vraag a. Merk op dat de loonkosten per smartphone in Nederland lager zijn dan in China, ondanks dat de loonkosten per werknemer in Nederland hoger zijn dan in China. Dat komt doordat de arbeidsproductiviteit in Nederland 2,5x hoger is dan in China (zie vraag a → 1.000 / 400 = 2,5), terwijl de loonkosten per werknemer ‘maar’ 2,3x hoger zijn (zie tabel → € 2.300 / € 1.000 = 2,3). 1 pond = € 1,18 want 1 / 0,85 = 1,18 1 yuan = € 0,13 want 1 / 7,55 = 0,13 1 roebel = € 0,01 want 1 / 103,13 = 0,01Toelichting: Om de notering om te zetten, bijv. € 1 = 0,85 pond, deel je beide kanten door hetzelfde getal. Je wilt 0,85 pond omzetten naar 1 pond. Dat doe je door te delen door 0,85. Als je ook de € 1 deelt door 0,85 krijg je € 1,18. Hetzelfde doe je bij de andere valutakoersen. $ 1,66 = 0,85 pond dus 1 dollar = 0,51 pond want 0,85 / 1,66 = 0,51. Toelichting: Uit het koersoverzicht blijkt dat € 1 = 1,66 Australische dollar en dat € 1 = 0,85 pond. Dat betekent dat 1,66 Australische dollar gelijk moet zijn aan 0,85 pond. De koers van de Australische dollar in Britse ponden betekent $ 1 = … pond. Bij ‘de koers van een munt’ bedoelen we ‘1 van die munt = … van een andere munt’. Je moet dus $ 1,66 omzetten naar 1 dollar en dat doe je door te delen door 1,66. Verschuiving van de aanbodlijn naar links, waardoor de koers van de euro stijgt. Toelichting: Europeanen die eerst wel in de VS kochten, hadden dollars nodig om de Amerikaanse producten te kunnen betalen. Om dollars te krijgen, moet je euro’s aanbieden. Nu European minder dollars nodig hebben, komt er minder aanbod van euro’s voor dollars. Minder aanbod betekent een verschuiving van de aanbodlijn van euro’s naar links. Volgens de figuur komt dan een hogere koers tot stand, af te lezen op de verticale as: Verschuiving van de vraaglijn naar rechts, waardoor de koers van de euro stijgt. Toelichting: Als er meer Amerikanen naar Europa komen, dan hebben zij meer euro’s nodig. Er komt meer vraag naar de euro in ruil voor de dollar. Meer vraag naar de euro betekent dat de vraaglijn van euro’s naar rechts verschuift. Verschuiving van de vraaglijn naar links, waardoor de koers van de euro daalt. Toelichting: Door importheffingen op Europese producten, worden deze producten duurder voor Amerikaanse kopers. Zij zullen dus minder kopen uit Europa, dus ze hebben minder euro’s nodig. Verschuiving van de aanbodlijn naar rechts, waardoor de koers van de euro daalt. Toelichting: Om een fabriek in de VS op te zetten, heb je dollars nodig. Omdat meer Europese bedrijven nu dollars nodig hebben, moeten ze meer euro’s aanbieden. Mogelijke uitwerkingen zijn: Bestellen in de VS kost (100 + 25) / 1,04 = € 120,19 Bestellen in China kost 790 / 7,55 = € 104,64 Bestellen in China is dus het goedkoopst. of € 1 = $ 1,04 → 1 dollar = € 0,96 want 1 / 1,04 = 0,96 Bestellen in de VS kost (100 + 25) x 0,96 = € 120 € 1 = 7,55 yuan → 1 yuan = € 0,13 want 1 / 7,55 = 0,13 Bestellen in China kost 790 x 0,13 = € 102,70 Bestellen in China is dus het goedkoopst. Toelichting: Het is nodig om de bedragen in dollar en yuan om te rekenen naar euro’s. De vraag is om $ 125 (inclusief verzendkosten) = € … te vergelijken met 790 yuan = € …. Het kan hiervoor handig zijn om de directe noteringen eerst om te zetten naar de indirecte noteringen (methode 2). Want als je weet dat 1 dollar gelijk is aan 0,96 euro dan zijn 125 dollars gelijk aan 125 x 0,96 euro’s. Als je bij methode 2 tussentijds afrondt, komen je eindantwoorden iets anders uit dan bij methode 1. Het kan ook inzichtelijk gemaakt worden met een verhoudingstabel / kruistabel: € 1$ 1,04 € …$ 125 Hieruit volgt 125 x 1 / 1,04 = € 120,19 (zie methode 1) Mogelijke uitwerkingen zijn, afhankelijk van de antwoorden bij vraag a: Voor de VS: (160 - 120,19) / 120,19 x 100% = 33,1% dus minimaal 34% Voor China: (160 - 104,64) / 104,64 x 100% = 52,9% dus minimaal 53% of Voor de VS: (160 - 120) / 120 x 100% = 33,3% dus minimaal 34% Voor China: (160 - 102,70) / 102,70 x 100% = 55,8% dus minimaal 56% Toelichting: De sneakers kosten in Nederland € 160, dus de buitenlandse prijzen moeten worden opgehoogd met een percentage, zodat de totaalprijs hoger wordt dan € 160. De vraag is dus hoeveel procent hoger / stijging en dat is bijvoorbeeld te berekenen met (nieuw - oud) / oud x 100% ofwel verandering / basiswaarde x 100%. Er zijn andere manieren mogelijk. Als je op een andere manier op dezelfde antwoorden komt, dan heb je het juist gedaan.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.