Pincode 7e ed/FLEX
- Hoofdstuk 9 - Welvaart en Welzijn
oefentoetsen & antwoorden
7e editie
Klas 2-3|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: welvaart in enge zin vs. welvaart in brede zin, formele en informele sector, bbp per hoofd, armoedegrens en schuldhulpverlening, externe effecten, ecologische voetafdruk, lineaire en circulaire economie.
Toets Economie
Pincode 7e ed/FLEX
Online maken
Toets afdrukken
Index die de waarde van het bbp meet, plus de waarde van verbetering van het milieu, verminderd met de schade aan het milieu. Sector waarvan de productie niet wordt gemeten in het bbp, maar die wel waarde oplevert: zwart werk, vrijwilligerswerk en onbetaald werk (zoals mantelzorg) in huis. Een externe partij (gemeente of schuldhulpverlener) beheert de financiën van een burger. Programma van de EU met als doel om in 2050 een CO2-uitstootvrije economie te hebben. Hergebruik van producten en materialen. De Human Development Index (HDI); World Happiness Index (WHI); en het groen bbp. Schuldbemiddeling; schuldsanering; en budgetbeheer. Ontwikkelingssamenwerking: helpen met het opzetten van eigen productie en goed onderwijs. Schuldsanering: kwijtschelden van een deel van de schulden die de arme landen hebben aan de welvarende landen. Mogelijke antwoorden zijn: de groeiende economie; het inkomen per persoon; de hoge inflatie. Deze dingen zeggen iets over de welvaart van Nederlanders uitgedrukt in geld / in koopkracht. Als prijzen van veel goederen en diensten in Nederland duurder worden, heeft een Nederlander een hoger bedrag nodig om in basisbehoeften als (gezond) voedsel, huisvesting en gezondheidszorg te kunnen voorzien. Toelichting: De armoedegrens is een bedrag dat nodig is om in de basisbehoeften te kunnen voorzien. Als die basisbehoeften duurder worden (inflatie), dan is je benodigde bedrag hoger. De gemeente is de schuldeiser. Bij schuldsanering leent de gemeente iemand geld uit, zodat diegene zijn of haar schulden bij andere partijen kan afbetalen. Geluidsoverlast, afval, milieuvervuiling (en evt. medische ongevallen) zijn voorbeelden van negatieve externe effecten: andere mensen hebben hierdoor (over)last van het vuurwerkevenement, terwijl dit niet in de prijs van het vuurwerk(evenement) zit opgenomen. De welvaart in enge zin stijgt, omdat met het vuurwerkevenement geld verdiend wordt / omdat door het vuurwerkevenement het BBP stijgt. De welvaart in brede zin kan dalen als de nadelige effecten van het vuurwerkevenement op het welzijn van mensen groter is dan de positieve effecten van een stijging van het BBP / de welvaart in enge zin. Toelichting: Brede welvaart bestaat uit enge welvaart (het BBP) en welzijn. Als het BBP stijgt, is dat dus goed voor de enge welvaart, maar ook voor de brede welvaart! De brede welvaart kan dus alleen dalen als het welzijn meer daalt dan de enge welvaart (het BBP) stijgt. De HDI meet welvaart door te kijken naar armoede, analfabetisme, onderwijsniveau, levensverwachting en het BBP per hoofd. Het BBP per hoofd is dus een onderdeel van de HDI. Binnen de EU zijn niet zo’n grote verschillen in de andere welvaartsfactoren (onderwijsniveau, levensverwachting, etc.), waardoor de HDI-scores sterk overeenkomen met de ‘scores’ qua BBP per hoofd. Toelichting: Begin voor jezelf met bedenken wat BBP per hoofd en HDI inhouden: wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? In dit geval blijken de verschillen dus niet zo groot te zijn. Benoem in je antwoord deze overeenkomsten en verschillen en leg uit waarom de verschillen hier niet zo groot zijn. De WHI meet welvaart door mensen te vragen hoe gelukkig ze zijn met bepaalde zaken in hun leven/land. Het gaat daarbij om een gevoel, terwijl voor het meten van de HDI en het BBP per hoofd feitelijke cijfers gebruikt worden. Toelichting: Het BBP per hoofd is een meetbaar getal. De HDI meet daarnaast onder andere levensverwachting (een aantal jaren) en onderwijsniveau (aantal jaren scholing), allemaal getallen/cijfers dus. Bij de WHI gaat het echt om het meten van een geluksgevoel. Het BBP per hoofd of de levensverwachting in een land kan hoog zijn, maar als de mensen zich daar niet zo gelukkig bij voelen, dan kan de WHI-score toch lager zijn (en andersom). Er is hier sprake van een lineaire economie, omdat er restafval ontstaat. Toelichting: Bij een circulaire economie wordt er geproduceerd zonder restafval: alle onderdelen van gebruikte producten (kunnen) worden hergebruikt. Als consumenten kapotte onderdelen gemakkelijk kunnen vervangen, zullen zij de smartphone langer kunnen gebruiken, in plaats van deze weg te gooien bij het restafval. €40.000 (kapper) + €20.000 (opgegeven zzp-werk) = €60.000 in het BBP Toelichting: In het BBP / in de formele sector worden alle producten en diensten meegenomen waarvoor een betaling is geregistreerd. De €10.000 die de zzp’er niet opgeeft bij de belastingdienst, is niet geregistreerd en valt daarmee onder zwart werken. €5.000 (oppas) + €10.000 (niet-opgegeven zzp-werk) + €3.000 (moestuinen) = €18.000 € 10 miljoen / 80 x 100 = € 12,5 miljoen of € 10 miljoen / 0,8 = € 12,5 miljoen Toelichting: De formele sector en informele sector zijn samen de werkelijke economie. Gegeven is dat de informele sector 20% is “van de werkelijke economie”, dus de werkelijke economie is op 100% gesteld. De formele sector moet dan 80% van de werkelijke economie zijn (want 20% + 80% = samen 100%). De € 10 miljoen van de formele sector is dus 80% en moet omgerekend worden naar 100%. Land A: €500 miljard / 8 miljoen = € 62.500 per hoofdLand B: €300 miljard / 4 miljoen = € 75.000 per hoofd Land B heeft dus het hoogste BBP per hoofd van de bevolking. Toelichting: Rekentip! Als gegevens in miljoenen of miljarden zijn, is het vaak niet nodig om al deze nullen uit te schrijven of in een rekenmachine te typen. Dit kost vaak onnodig tijd en er kunnen fouten insluipen. Noteer het op papier zoals hierboven (of kort miljard af tot ‘mld’ en miljoen tot ‘mln’), in plaats van alle nullen erachter te schrijven. Bedenk dat een miljard 9 nullen heeft een miljoen 6 nullen, dus je kunt 6 nullen tegen elkaar wegstrepen. Wat overblijft op je rekenmachine is ‘500 met nog 3 nullen’ gedeeld door 8, dus 500000 / 8. Het eindantwoord is een eurobedrag, dus vergeet die eenheid niet! Land A: (€500 miljard - €15 miljard) / 8 miljoen = € 60.625 groen bbp per hoofd Land B: (€300 miljard - €40 miljard) / 4 miljoen = € 65.000 groen bbp per hoofd. Land B heeft dus het hoogste groen BBP per hoofd van de bevolking. Toelichting: Het groen bbp is het bbp plus de waarde van milieuverbeteringen verminderd met de waarde van milieuschade. Om dit per hoofd van de bevolking uit te rekenen, deel je wederom door het aantal inwoners. In land B was het BBP per hoofd van de bevolking in 2023 hoger dan in 2024. In 2024 is de bevolking procentueel meer gestegen dan het BBP, waardoor het BBP per hoofd van de bevolking in 2024 lager is geworden dan in 2023. (En voor land A geldt juist dat het BBP per hoofd van de bevolking hoger is geworden in 2024: het BBP is gestegen, maar de bevolking is gekrompen.) Toelichting: BBP per hoofd van de bevolking = bbp / aantal inwoners. Als de noemer procentueel meer stijgt dan de teller, dan daalt de uitkomst van deze breuk. Dat is hier voor land B aan de hand. Het BBP is dus kleiner geworden in 2024 → In 2023 was het groter dan in 2024. Armoedegrens begin 2024 = 1.460 x 1,12 x 1,07 = € 1.749,66 Jan’s netto-inkomen ligt onder de armoedegrens, dus Jan leeft in armoede. Toelichting: Er is sprake van armoede als je niet in je eerste levensbehoeften kunt voorzien. De armoedegrens wordt daarom aangepast op basis van de prijsstijging van eerste levensbehoeften. Omdat de armoedegrens van begin 2022 is gegeven en er gevraagd wordt naar de situatie van begin 2024, is het nodig om de prijsveranderingen van (heel) 2022 en (heel) 2023 mee te nemen, maar niet die van 2024. Jan moet 15.000 x 0,08 = € 1.200 rente betalen aan het einde van het jaar. Jan houdt maandelijks 1.700 - 1.200 - 400 = € 100 over. Dat is precies genoeg om aan het einde van het jaar de rente te betalen, maar niet genoeg om ook nog schulden af te lossen. Bij schuldbemiddeling blijven de schulden bestaan (met aangepaste afspraken), terwijl bij schuldsanering de schulden deels kunnen worden kwijtgescholden. Hierdoor wordt het voor Jan mogelijk om rente én aflossing te betalen. Toelichting: Als de schuld lager wordt, dan wordt ook het rentebedrag lager. Als de schuld bijvoorbeeld maar € 10.000 zou zijn, dan zou de rente 0,08 x 10.000 = € 800 per jaar zijn. Jan houdt dan geld over om de schuld af te lossen, waardoor het volgende jaar de rente wéér wat lager is. Sanering van schulden kan het probleem dus stukje voor stukje verhelpen. Bij schuldbemiddeling worden andere afspraken gemaakt over de aflossing van schulden (bijvoorbeeld uitstellen ervan), maar daardoor wordt het probleem van Jan niet kleiner. Piet veroorzaakt 2.000 kg + 5 x 47 x 7 kg + 165 x 1 kg + 200 x 0,4 kg = 3.860 kg CO2-uitstoot per jaar. Dat komt overeen met 3.860 kg / 1.600 kg = 2,4 hectare aarde. 1,8 hectare aarde komt overeen met 1,8 x 1.600 kg = 2.880 kg CO2-uitstoot. 2 treinvakanties = 1.000 kg CO2-uitstoot, dus een vermindering van 1.000 kg in vergelijking met 1 vliegvakantie. 3.860 - 1.000 = 2.860 kg CO2-uitstoot na aanpassing vakanties. 2.880 kg - 2.860 kg = 20 kg extra CO2-uitstoot toegestaan. 20 kg / (1 kg - 0,4 kg) = 33,3 → dus maximaal 33 extra dagen per jaar vlees eten. Toelichting: Een dag vlees eten in plaats van vegetarisch zorgt voor 1 kg - 0,4 kg = 0,6 kg extra CO2-uitstoot. Met 33 dagen extra vlees eten wordt dus 33 x 0,6 = 19,8 kg extra CO2 uitgestoten en daarmee blijft Piet binnen het maximum van 2.880 kg.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.