Toets Economie

LWEO Marktgedrag 2e ed - Hoofdstuk 1 t/m 4 - oefentoetsen & antwoorden

2e editie

Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: Marktvormen (volledige mededinging, monopolie, oligopolie, monopolistische concurrentie), maximale winst, maximale omzet, arbeidsmarkt, prijsregulering, prijszetter, productdifferentiatie, prijs- en hoeveelheidsconcurrentie, beslisboom, Nash-evenwicht.


Examendomein: A, D en F

LWEO Marktgedrag 2e ed
Toets Economie
LWEO Marktgedrag 2e ed
Online maken
Toets afdrukken
Werkwijze: We moeten voor deze vraag weten wat de arbeidsmarkt is, maar ook welke kenmerken volledige mededinging heeft. Dan kunnen we kijken aan welke van die kenmerken de arbeidsmarkt niet voldoet:Veel vragers en aanbieders: Dit klopt. Een individuele aanbieder heeft geen invloed op de prijs: dit is een discussiepunt. De prijs van arbeid is loon. Heeft een arbeider invloed op zijn loon. Hier zou je zowel ja als nee kunnen zeggen met een argument.Homogeen product: is arbeid homogeen? Is elke arbeider hetzelfde? Nee. Hier voldoet de arbeidsmarkt dus niet aanVrije- toe en uittreding: Kan iedereen zomaar elke baan uitvoeren? Nee. Je moet wel over diploma’s of kwalificaties beschikken. Hier voldoet de arbeidsmarkt dus niet aan.De markt is transparant: Is het precies duidelijk welke banen er beschikbaar zijn en welke arbeidskrachten er beschikbaar zijn? Nee, een totaalbeeld ontbreekt. Hier voldoet de arbeidsmarkt dus niet aan.Eindantwoord: Een arbeidsmarkt voldoet niet aan de kenmerken: “homogeen product”, “Vrije toe- en uittreding” en “transparantie”. Hierbij hoort dan de toelichting die hierboven staat.Je hoeft maar één van deze kenmerken te noemen.  Een wettelijke monopolie ontstaat door de wettelijke basis zoals bij een patent en een natuurlijke monopolie ontstaat door schaalvoordelen. Het verschil zit hem dus in de manier waarop je een monopolie verkrijgt.Toelichting: In de vraag komt wettelijk en natuurlijk voor, ze willen alleen nu het verschil weten. We moeten beide vormen uitleggen zodat je daarna het verschil kan verklaren:Wettelijk zegt het al: dit is een monopolie verkregen door de wet / octrooi / patent.Natuurlijk zegt het eigenlijk ook. Een monopolie die je op “natuurlijke” wijze hebt verkregen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen doordat jij de enige bent die iets kan maken of te maken hebt met schaalvoordelen. Op een markt van monopolistische concurrentie zijn er meerdere aanbieders van een vergelijkbaar product, maar elke aanbieder heeft wel iets unieks aan zijn product. Het product van elke aanbieder verschilt daardoor van zijn concurrentie. Daarom noem je dit een monopolistische (vanwege het feit dat het bedrijf iets verkoopt wat niemand anders verkoopt) concurrentie (vanwege meerdere aanbieders van soortgelijke producten).Toelichting: Monopolistische concurrentie bestaat uit twee woorden die elkaar tegenspreken. Daarom is het een gek woord eigenlijk. Monopolie staat voor “de enige” en concurrentie zegt juist dat er meer zijn. Dit moeten we dan gaan combineren zodat we het kunnen uitleggen. Werkwijze: De vraag is hoeveel procent de evenwichtsprijs is GEDAALD. Dan moeten we dus ook de oude evenwichtsprijs gaan berekenen en daarna de evenwichtsprijs in de nieuwe situatie. En daarna moeten we nog de procentuele verandering berekenen. Je doet dit in 3 stappen dus.Stap 1: Oude evenwichtsprijsOm de evenwichtsprijs te berekenen stel je Qv en Qa aan elkaar gelijk:Qv = -3p + 30 Qa = 2p – 10-3p + 30 = 2p-10        +10          +10 (tel aan beide kanten 10 op. Zo werken we een negatief getal weg)-3p + 40 = 2p+3p            +3p (tel aan beide kanten +3p op) 40 = 5p (deel beide getallen door 5   8 = pStap 2: nieuwe evenwichtsprijs 🡪 hiervoor heb je de nieuwe aanbodfunctie nodig en de oude QvQv = -3p + 30 Qa = 2p – 5  🡪 nu gaan we ze weer gelijk stellen.-3p + 30 = 2p – 5       + 5           +5 (We werken het negatieve getal weer weg)-3p + 35 = 2p+3p            +3p (We werken het negatieve getal weer weg)          35 = 5p We delen beide nu door 5)            7 = PStap 3: De procentuele verandering 🡪 de oude prijs was 8. De nieuwe prijs is 7. De prijs is dus lager geworden. Nu gaan we hier de procentuele verandering bepalen door (nieuw – oud) / oud x 100% toe te passen.Dan krijgen we ( 7-8) /8 x 100% = -12,5%Eindantwoord: Bij de oude aanbodfunctie hoort een prijs van 8 als je Qv en Qa aan elkaar gelijk stelt. Bij de nieuwe aanbodfunctie hoort een prijs van 7 euro. De prijs daalt dus met 1 euro. 1 / 8 x 100% = 12,5% daling van de prijs ten opzichte van de oude prijs. (berekening hierboven hoort ook bij het eindantwoord)Tip: Bij een toets wel de gehele berekening erbij geven! Mocht je ergens een klein foutje maken, dan kun je nog steeds punten verdienen als je de rest goed doet. In een beslisboom ga je kijken welke reactie de ene partij maakt op basis van de reactie van de andere partij. Dat gaan we hier ook doen.Als Hoornolst zal toetreden kan Olsthoorn twee dingen doen: Niets doen of de prijs verlagen. Niets doen levert een winst van 6.000.0000 op, de prijs verlagen een winst van 3.000.000Op basis van de winstuitkomsten zal Olsthoorn kiezen voor NIETS DOENAls Hoornolst niet zal toetreden dan kan Olsthoorn weer niets doen of de prijs verlagen.Niets doen levert een winst van 12.000.000 op, de prijs verlagen een winst van 6.000.000.Op basis van de winstuitkomsten zal Olsthoorn kiezen voor NIETS DOEN.Eindantwoord: Of Hoornolst nu wel of niet zal toetreden, in beide gevallen is de winst hoger voor Olsthoorn als hij NIETS DOET. Want 6 miljoen is meer dan 3 miljoen bij toetreding van Hoornolst, en 12 miljoen is meer dan 6 miljoen bij niet toetreden van Hoornolst. Om te bepalen welke prijs een bedrijf hanteert bij het streven naar maximale winst, moet je weten welke vergelijking hierbij hoort.Op het punt waar MO = MK heeft een bedrijf de maximale winst bereikt. Elke EXTRA product levert namelijk precies evenveel op als dat het kost om een EXTRA product te maken.Als je bij dit punt in de grafiek kijkt dan kun je omlaag kijken wat de hoeveelheid is hierbij (in dit geval 600 stuks) en je kan naar boven kijken bij 600 stuks waar je dan de GO lijn raakt. Dat is in dit geval bij 140 euro.Eindantwoord:Maximale winst is als MO = MK. In de grafiek kun je zien dat dit is bij Q = 600 en GO = 140. De prijs is dus 140 euro als ze maximale winst willen behalen.Tip: Zorg dat je alle vergelijkingen goed kent. Deze heb je regelmatig nodig! Om te beschrijven welk gevaar prijsconcurrentie heeft voor een oligopolist moeten we eerst dit begrip verklaren en daarna kijken welke gevolgen dit met zich meebrengt.Stel je voor dat er 3 aanbieders zijn. Een van die aanbieders gaat zijn prijs verlagen. Hij gaat dus concurreren door zijn prijs te verlagen en goedkoper te zijn. Dit noemen we prijsconcurrentie.De andere concurrenten gaan vermoedelijk ook de prijzen verlagen, anders verkopen ze minder of niets meer. Het gevolg is dan dus dat alle drie de aanbieders een lagere prijs vragen. De klant heeft hier voordeel van, de bedrijven niet. Ze hebben (mogelijk) dezelfde kosten, maar minder opbrengst. Dan zou een aanbieder opnieuw de prijs kunnen verlagen. Dan kom je in een prijzenoorlog. Dit leidt dus tot minder winst.Eindantwoord: Als een oligopolist zijn prijs verlaagd zal de concurrentie vermoedelijk volgen. Hierdoor ontstaat een prijzenoorlog. De prijs wordt steeds verder verlaagd. De aanbieder heeft dan minder opbrengst. Als de kosten gelijk blijven dan daalt zijn winst dus. We moeten gaan kijken wat het effect van een heffing van 2 euro is op de aanbodfunctie Qa = 2p – 10. Daarna kunnen we het effect op de aanbodlijn verklaren.Bij een heffing moeten we de aanbodlijn gaan herschrijven. Dit kan op twee manieren.Manier 1: Qa = 2(p – 2) – 10 🡪 Qa = 2p – 4 – 10 🡪 Qa = 2p – 14Manier 2: Qa = 2p – 10 🡪 P = 0,5Q + 5 🡪 P = 0,5Q + 5 + 2 🡪 P = 0,5Q + 7 🡪 Qa = 2p – 14Tip: bekijk blz. 12 en 13 in je boek nog eens goed hoe dit werkt. Lukt dit niet? Vraag je wiskundedocent nog eens om uitleg.Bij elke prijs die je invult, is het aanbod nu ineens 4 lager. Stel de prijs was eerst 30 dan was het aanbod 2x 30 – 10 = 50 stuks. Nu is het aanbod 2 x 30 – 14 = 46 stuks.Eindantwoord: We moeten de formule gaan herschrijven: Qa = 2(p – 2) – 10 🡪 Qa = 2p – 4 – 10 🡪 Qa = 2p – 14. Bij elke prijs is het aanbod dus 4 lager. Dat betekent dat de aanbodlijn naar boven  / naar links is verschoven. Aanbieders houden door de heffing minder over en willen dus hetzelfde alleen aanbieden bij een hogere prijs. Om de omzet te arceren bij maximale omzet moeten we eerst weten in welke situatie we spreken van maximale omzet. Maximale omzet is als MO = 0. In dit geval betekent het dat als er nog een product verkocht wordt, de opbrengst 0 is. Dan wordt je omzet dus niet groter. In de figuur is dit bij het blauwe puntje.Vanuit daar trek je een lijn tot je de prijslijn / GO lijn raakt. Vanaf daar naar links zodat je de prijs kan aflezen. Dan is deze hele oppervlakte de omzet: (Prijs 12 euro ongeveer x 150.000 stuks)Eindantwoord: Maximale omzet is als MO = 0. Dat is bij een prijs van 12 euro en een hoeveelheid van 150.000 stuks. Deze oppervlakte is dan de omzet. Zie figuur. We moeten aan de hand van de figuur gaan aflezen welk doel de onderneming nastreeft als ze een prijs van 21 euro hanteren. We gaan dus kijken wat opvalt.Bij een prijs van 21 euro zien we dat twee lijnen elkaar raken: De GO lijn en de GTK lijn. Met andere woorden: de gemiddelde opbrengst is hetzelfde als de gemiddelde kosten. Het bedrijf heeft dan dus geen winst. We noemen dit punt het break-evenpunt. Eindantwoord: Bij een prijs van 21 euro is het zo dat GO = GTK. Dit noemen we ook wel het Break even punt (BEP). Dat kunnen ze echter ook hebben bij een prijs van 9 euro. Het advies is dan om het te verkopen voor 9 euro zodat je meer klanten hebt. Werkwijze: We moeten op zoek gaan naar een Nash-evenwicht. Dan moeten we eerst weten wat dit is: Een Nash evenwicht is een cel waarbij geen partij zich kan verbeteren door een eenzijdige andere optie te kiezen, gegeven de keuze van de andere partij. Om dit nu te achterhalen beginnen we de keuzes na te lopen. We starten linksboven:Als B kiest voor koffie 🡪 dan kiest A voor snoep (5 is hoger dan 4 en 2) 🡪 als gevolg hiervan kiest B voor broodje (6 is hoger dan 4 of 1) 🡪 A zal bij de keuze voor snoep blijven, wat broodje (1) en koffie (2) leveren minder op dan snoep (4). Vanuit deze cel kan geen van beide zich verbeterenNu starten we rechtsonder:Als A kiest voor broodje 🡪 B kan zich verbeteren door koffie te kiezen (6 is hoger dan 5 en 3) 🡪 als B koffie kiest dan kiest A snoep (5 is hoger dan 4 en 2) 🡪 Als A snoep kiest dan kiest B broodje (6 is hoger dan 4 en 1) Kortom: Waar we ook beginnen, we komen uit in cel 6; 4 waarbij B een broodje gratis geeft en A snoep. Dit is het Nash evenwicht. Gegeven de keuze van de een, kan de ander zich niet verbeteren.Eindantwoord: Het Nash-evenwicht zit in cel 6; 4 waarbij Tankstation A snoep gratis geeft en B een broodje. Vanuit deze cel kan geen van beiden zich eenzijdig verbeteren gegeven de keuze van de andere. Tip: Voor de zekerheid zou je in elke cel kunnen beginnen (in je hoofd). Je zult zien dat je in dit geval elke keer op dezelfde plek uitkomt. MAAR het kan ook dat er meerdere Nash-evenwichten zijn. Controleer dit daarom altijd goed! Met bedrijfstakevenwicht bedoelen we dat de prijs gelijk is aan de marginale kosten. Bij deze prijs verdient de duopolist dus niets.Hoe komen we nu bij dit punt? Als je als duopolist de concurrentie aangaat dan ga je de prijs verlagen. De concurrent zal reageren door de prijs ook te verlagen. Hierop zal de duopolist weer de prijs verlagen. Dit proces zal zo doorgaan totdat de prijs is bereikt die gelijk is aan de marginale kosten.Eindantwoord: Bij concurrentie zal de duopolist zijn prijs net zo lang verlagen om de concurrentie uit te schakelen totdat het punt bereikt is dat de prijs hetzelfde is als de marginale kosten (= bedrijfstakevenwicht).  We moeten gaan bedenken hoe een bedrijf door productdifferentiatie succesvol toe kan treden tot een markt. In dit geval blijkt uit de gegevens dat de nieuwe aanbieder een manier moet vinden om enerzijds klanten te winnen, en anderzijds niet de huidige aanbieders in een kwaad daglicht te stellen. Eindantwoord: Om kansrijk te zijn moet de nieuwe aanbieder uniek zijn / anders zijn dan de huidige aanbieders. Omdat je niet weet wat de andere aanbieders zijn kun je hier van alles noemen, bijvoorbeeld:Door het bieden van bijvoorbeeld andere / betere service,Door op een andere manier reclame te maken,Door andere soorten pizza’s aan te bieden.

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in