Nederlands Leesvaardigheid
- Leerjaar 4 havo - Leesvaardigheid
oefentoetsen & antwoorden
1e editie
Klas 4-5|Havo
Deze oefentoets behandelt het volgende onderwerp: Leesvaardigheid.
Toets Nederlands
Nederlands Leesvaardigheid
Online maken
Toets afdrukken
WerkwijzeVragen om een tekst in te delen in delen worden vaak als eerste gesteld. Dat is handig, omdat je dan snel een beeld krijgt van de opbouw van de tekst.Let bij dit soort vragen op de formulering van de introductie: staat er dat ‘de tekst’ kan worden onderverdeeld in delen of staat er ‘het middenstuk’ of (zoals in dit geval) ‘na de inleiding’?Bij deze vraag moet je op zoek naar het eerste deel van het middenstuk. Een goede strategie is dan om te kijken waar de inleiding ophoudt. Een inleiding wordt vaak afgesloten met de hoofdvraag of met het centrale standpunt. Lees van de eerste alinea’s de laatste zin(nen) en bepaal uit welke alinea(’s) de inleiding bestaat.Lees de eerste zinnen van de alinea na de inleiding. Past de inhoud daarvan bij het tussenkopje ‘Onbewezen verklaringen voor gapen’? Zo ja, dan heb je het antwoord gevonden.Twijfel je nog omdat het tussenkopje niet perfect past bij de gekozen alinea? Lees dan deze alinea helemaal.Antwoord:Alinea 3.Toelichting: Deel 1 begint na de inleiding. Die bestaat uit alinea 1 en 2, want alinea 2 eindigt met twee vragen: waarom werkt gapen aanstekelijk en wat is eigenlijk de functie van gapen? Aan de tussenkopjes kun je zien dat deze twee vragen centraal staan in de tekst. Deel 1 en 2 gaan over de functie van gapen en deel 3 over de aanstekelijkheid van gapen.In de eerste twee zinnen van alinea 3 staat dat wetenschappers al heel lang onderzoek doen naar gapen en er verschillende theorieën over hebben ontwikkeld. Hieruit kun je afleiden dat in alinea 3 verklaringen worden gegeven voor het fenomeen gapen. Uit de eerste zinnen van alinea 3 blijkt nog niet dat de verklaringen ‘onbewezen’ zijn, maar op zich maakt dat niet uit, want het is duidelijk dat het middenstuk begint na alinea 2. Als je ter geruststelling verder leest, kom je vanzelf uit bij de zin waarin Jorg Massen vertelt dat er geen bewijzen zijn gevonden voor de gegeven theorieën. Werkwijze:Om deze vraag te beantwoorden, moet je de tekst globaal lezen: je leest de eerste (en eventueel de laatste) zin van een alinea en kijkt waar een ‘knip’ gezet kan worden tussen twee groepjes alinea’s die samen een deelonderwerp vormen. In het algemeen let je dan op signaalwoorden en overgangszinnen waaruit blijkt dat er een nieuw deelonderwerp begint.Bepalen waar een nieuw deel begint, houdt ook in dat je bepaalt waar het voorgaande deel eindigt. Dit kun je gebruiken bij het zoeken, en ter controle.Lees de eerste en de laatste zinnen van de alinea’s vanaf alinea 4. Vraag je bij elke alinea af of de inhoud ervan past bij ‘Nieuw inzicht door recent onderzoek’ of nog valt onder ‘Onbewezen verklaringen voor gapen’.Antwoord:Alinea 6.Toelichting: Uit de eerste en laatste zinnen van de alinea’s 4 en 5 blijkt dat ze verklaringen voor gapen bevatten die niet bewezen zijn (of zelfs zijn ontkracht).Uit de eerste twee zinnen van alinea 6 blijkt dat deze alinea gaat over ‘iets anders’ en dat er onderzoek is gedaan om erachter te komen wat er tijdens een gaap precies gebeurt. Deze alinea bevat dus een nieuw inzicht dat is gebaseerd op recent onderzoek. Werkwijze:Lees de vraag en de antwoorden goed door, zodat je weet waarop je moet letten.Weet je van alle functies hoe je ze kunt herkennen? Zoeken in je woordenboek kost tijd, maar bij deze vraag is het wel belangrijk dat je goed weet wat de functiewoorden betekenen. Zoek dus de betekenis op van woorden die je niet kent.Een redenering bevat naast een standpunt en argumenten vaak een tegenargument met een weerlegging. Voor een tegenargument worden vaak andere functiewoorden gebruikt, zoals nuancering of relativering. Een tegenargument met een weerlegging herken je vaak aan ‘Natuurlijk …, maar …’.Een voorbeeld kan worden gebruikt als (tegen)argument.Lees alinea 4. Markeer de zin die de mening van Massen en zijn collega bevat (in de tekst aangeduid met ‘de twee’). Let op het begin van deze zin. Welke functie past bij deze formulering: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging?De geciteerde zin begint met ‘Het is niet verwonderlijk dat …’ Welke functie past bij deze formulering: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging? Welk antwoord past daarbij?Twijfel je nog? Vraag je af:Bevat de geciteerde zin de mening van Massen en zijn collega waarvoor in alinea 4 argumenten worden gegeven? Kies A.Wordt in geciteerde zin gezegd dat er wel iets waars zit in iets wat in alinea 4 vervolgens wordt ontkracht? Kies B.Wordt in de geciteerde zin een voorbeeld gegeven bij de mening van Massen en zijn collega of bij een argument in alinea 4? Kies C.Wordt in de geciteerde zin duidelijk gemaakt waarom iets wat iemand anders zegt absoluut niet waar is? Kies D.Antwoord: B is goed, want met de geciteerde zin geven Massen en zijn collega aan dat het niet zo raar is te denken dat gapen voortkomt uit vermoeidheid of verveling. Je kunt dit zien als een tegenargument: ze geven toe dat een ander wel een beetje gelijk heeft.Toelichting:Naast ‘nuancering’ en ‘relativering’ wordt het functiewoord ‘toegeving’ vaak gebruikt om een tegenargument aan te geven.Dat er sprake is van een tegenargument, zie je ook aan de zin met de mening van Massen en zijn collega, want die begint met ‘Maar …’ en bevat de weerlegging van het idee dat gapen voortkomt uit vermoeidheid of verveling.A is fout, want de geciteerde zin bevat niet de mening van Massen en zijn collega, maar van anderen. Massen en zijn collega vinden het niet zo’n rare verklaring, maar ze leggen vervolgens wel uit waarom die verklaring niet klopt.C is fout, want er wordt geen voorbeeld gegeven als argument bij de mening van Massen en zijn collega.D is fout, want er is geen sprake van een weerlegging, maar van een tegenargument. Een weerlegging zou de mening van Massen en zijn collega weergeven en in de geciteerde zin staat juist iets wat tegen die mening ingaat. Werkwijze:Lees de vraag goed door, zodat je weet waarop je moet letten.Met welk argument wordt de bewering ondersteund? Valt te controleren of dat argument waar is? Welk antwoord past daarbij? Vergeet niet je antwoord toe te lichten! Geef in je toelichting concreet aan wat er wel (of niet) te controleren valt.De kern van een goed antwoord is: Met een feitelijk argument, want het valt te controleren op welke momenten we (het meest) gapen / want de gegevens over wanneer we (het meest) gapen zijn gebaseerd op onderzoek.Toelichting:Het argument bij de bewering is: ‘We gapen met name veel in de uren nadat we zijn opgestaan en voor we naar bed gaan.’ Je kunt namelijk ‘want’ plaatsen tussen de eerste en de tweede zin van alinea 4.Een feitelijk argument valt te controleren of berust op onderzoek. Een waarderend argument berust op meningen en overtuigingen. Bij open vragen staat in het antwoordmodel vaak: ‘de kern van een goed antwoord is: …’ Dit betekent dat je antwoord niet letterlijk gelijk moet zijn aan het gegeven antwoord, maar wel op hetzelfde neer moet komen.Wat in het antwoord tussen haakjes staat, hoeft er niet per se in te staan. Een slash (/) geeft aan dat er verschillende formuleringen goed zijn. Werkwijze:Lees de vraag en de beweringen goed door, zodat je weet waarop je moet letten.Zoek per bewering in de tekst naar zinnen die erbij passen. Als je dit lastig vindt, lees dan alinea 3 tot en met 6 en noteer in de kantlijn het nummer van een bewering als je iets tegenkomt dat erbij past. Markeer de woorden of zinnen die erbij passen.Bekijk per bewering de zinnen die erbij passen. Komt de informatie in de tekst overeen met de bewering? Let op: soms kan een woord of formulering het verschil maken!Kies per bewering ‘waar’ of ‘niet waar’. Noteer de nummers van de beweringen die waar zijn.Antwoord: 2, 3, 5Toelichting: In alinea 3 staat: ‘Zo zou gapen bedoeld zijn om sociale spanningen te verminderen en om ziekteverwekkers uit onze keel te verwijderen. Maar voor die ideeën zijn geen overtuigende bewijzen gevonden’. Hieruit volgt dat bewering 1 niet waar is en bewering 2 wel.Alinea 5 begint met de overeenkomst tussen de situaties die ervoor worden genoemd: het zijn allemaal overgangsfases. Even verderop staat ‘Ook na een stressvolle gebeurtenis gapen we meer.’ Hieruit volgt dat bewering 3 waar is. In het laatste deel van alinea 5 staat dat men het idee had dat gapen bedoeld zou zijn om snel een grote hoeveelheid zuurstof binnen te krijgen. ‘Maar hoe aannemelijk dat ook klinkt, deze verklaring werd dertig jaar geleden al ontkracht.’ Hieruit volgt dat bewering 4 niet waar is.Aan het eind van alinea 6 staat dat onderzoekers kwamen ‘met een nieuwe verklaring: wie gaapt, koelt daarmee zijn of haar hersenen af.’ Uit het vervolg blijkt dat dit ‘een beetje’ is: maximaal een halve graad. Hieruit volgt dat bewering 5 waar is. Werkwijze:Lees de vraag goed door, zodat je weet waarop je moet letten. Je hoeft alleen te kijken naar de gegeven zinnen. Je hoeft ze dus niet op te zoeken in de tekst.Let op: er wordt gevraagd naar zinnen waarin wordt ingegaan op de vraag naar de functie van gapen. Er wordt niet gezegd dat de gegeven verklaringen juist moeten zijn.Lees de zinnen stuk voor stuk goed door. Vraag je bij elke zin af of erin wordt uitgelegd waarom we gapen. Streep zinnen weg waarin dit niet gebeurt.Als je meer dan vier zinnen overhoudt, vraag je dan bij elke zin af of deze echt gaat over de functie van gapen.Antwoord: 2, 4, 5, 8Toelichting: Zin 1 is een constatering. Er wordt gezegd dat we het doen en er wordt niet uitgelegd waarom we het doen.Zin 2 geeft twee mogelijke verklaringen voor gapen. Dat je bij vraag 3 hebt aangegeven dat deze verklaringen niet waar zijn, maakt niet uit. Er wordt wel ingegaan op de vraag naar de functie van gapen.Zin 3 is een constatering. Er wordt gezegd dat we het doen en er wordt niet uitgelegd waarom we het doen.Zin 4 bevat een ‘idee’ waarvoor gapen ‘bedoeld zou zijn’. Deze zin bevat een mogelijke verklaring waarom we gapen. Er wordt dus ingegaan op de vraag naar de functie van gapen.Zin 5 bevat een gevolg van gapen: de hersenen worden afgekoeld richting de optimale temperatuur. Dit is duidelijk een functie.Zin 6 is een constatering. Er wordt gezegd dat dieren (en mensen) het doen en er wordt niet uitgelegd waarom ze het doen.Zin 7 gaat over ‘nagapen’ en er wordt gezegd waar dat waarschijnlijk níet voor bedoeld is. Deze zin gaat dus niet in op de vraag wat de functie is van gapen.Zin 8 bevat een conclusie, waarin wordt verteld wat gapen niet is en wat het wel is. Deze zin gaat dus duidelijk in op de vraag wat de functie is van gapen. Werkwijze:Lees de vraag goed, zodat je weet waarop je moet letten.Je moet een woord citeren. Denk erom: als je meer of minder citeert, is je antwoord fout! Lees alinea 8. Met welke verklaring voor nagapen is Massen het oneens?Lees alinea 9. Markeer woorden die aangeven dat iets niet zeker is. Als je meer dan één woord hebt gemarkeerd, kijk dan goed welk woord aangeeft dat nog niet zeker is dat verklaring van de andere wetenschappers niet klopt.Antwoord:waarschijnlijkToelichting:In de eerste zinnen van alinea 9 staan twee woorden die wijzen op een onzekerheid: ‘waarschijnlijk’ en ‘vermoedt’. Jorg Massen denkt dat je je niet hoeft in te leven in een ander om een gaap over te nemen. De eerste zin van alinea 9 geeft de conclusie die je kunt trekken uit alinea 8: ‘waarschijnlijk’ klopt de verklaring van de andere wetenschappers niet. Met het woord ‘waarschijnlijk’ geeft de auteur aan dat die conclusie nog niet met zekerheid te trekken valt. Het woord ‘vermoedt’ geeft ook een onzekerheid aan, maar die slaat op de verklaring die Massen zelf geeft aan nagapen en niet op de verklaring van de andere wetenschappers. Werkwijze:Dit is een goed voorbeeld van een vraag die samenhangt met een vraag die je al hebt beantwoord: bij de vorige vraag heb je gezien dat de eerste zin van alinea 9 een conclusie is bij alinea 8: waarschijnlijk klopt de verklaring van anderen niet. De tweede zin van alinea 9 begint met ‘Massen vermoedt …’. Wat betekent dit voor je antwoord?Denk erom dat je de hele zin citeert. Als je meer of minder citeert, is je antwoord fout.Antwoord:‘Massen vermoedt dat de ‘besmettelijkheid’ praktischer van aard is: ze komt van pas wanneer groepen dieren of mensen zich ergens voor klaarmaken.’ (al. 9)Toelichting: Alinea 7 bevat geen verklaring van Massen voor nagapen.In alinea 8 staat alleen dat Massen denkt dat de verklaring van anderen niet klopt. Alinea 9 begint met de conclusie dat de verklaring van anderen waarschijnlijk niet klopt. Daarna volgt logischerwijs de verklaring die Massen zelf geeft. In de rest van alinea 9 licht Massen zijn verklaring toe met een voorbeeld. Werkwijze:Voor deze vraag hoef je niet de hele tekst nog eens te lezen. Na de voorgaande vragen moet je wel hebben gezien waarop Massen een groot deel van zijn uitleg baseert. Welk antwoord past daarbij?Vind je het lastig zo snel een antwoord te geven en heb je nog voldoende tijd, dan kun je controleren of je antwoord klopt. Lees daarvoor het middenstuk van de tekst. Markeer zinnen of zinsgedeelten die volgens jou passen bij een van de argumentatieschema’s en noteer in de kantlijn de letter van het antwoord dat erbij past. Welke letter heb je het meest genoteerd?Antwoord: A is goed, want Massen baseert zijn ideeën op verschillende onderzoeken.Toelichting:In de laatste zin van alinea 3 staat dat Massen samen met zijn collega een ‘overzichtsartikel’ schreef. Dit betekent dat ze op een rijtje hebben gezet wat er uit onderzoek bekend is over (na)gapen. Daar past antwoord A ook bij.B, C en D zijn fout, want Massen baseert zijn uitleg op onderzoek naar gapen. De oorzaak-gevolgrelaties, voorbeelden en voor- en nadelen die worden besproken, komen (waarschijnlijk) uit die onderzoeken. Werkwijze:De hoofdgedachte vind je meestal in het slot van de tekst. Maar je vindt vaak ook aanwijzingen voor de hoofdgedachte in de titel en in de inleiding. Bij eerdere vragen heb je gezien dat in de tekst twee vragen centraal staan. De hoofdgedachte geeft antwoord op (een van) die vragen.Je hebt bij eerdere vragen ook gezien dat in alinea 9 een verklaring wordt gegeven voor nagapen. Deze alinea hoort dus niet bij het slot. Het slot bestaat dus uit alinea 10.Lees alinea 10. Wat is de belangrijkste zin van deze alinea? Geeft deze zin antwoord op (een van) vragen uit de inleiding? Zo ja, noteer deze zin. Zo nee, dan heb je niet de belangrijkste zin van alinea 10 gekozen. Probeer een andere zin.Antwoord: ‘Gapen is dus geen uiting van verveling of vermoeidheid, maar een manier om die te bestrijden.’ (al. 10)Toelichting:De eerste zin van alinea 10 bevat het antwoord op een van de vragen die worden gesteld aan het einde van alinea 2: wat is de functie van gapen?Je ziet ook aan het woordje ‘dus’ dat deze zin de conclusie van de tekst bevat. Werkwijze:Dit is weer een goed voorbeeld van een vraag die samenhangt met andere vragen. Kijk nog eens naar je antwoord op vraag 10. Past bij de hoofdgedachte een informerend, een meningvormend of een overtuigend doel?Als je twijfelt, vraag je dan af: Is het de bedoeling dat de lezer iets weet of leert over gapen?Is het de bedoeling dat de lezer erover nadenkt wat de beste verklaring is waarom we gapen? Of wordt uit de tekst al duidelijk welke verklaring het meest aannemelijk is?Staat in de tekst de mening van de auteur (van de tekst!) centraal en is het de bedoeling dat de lezer het met hem eens is? Vergeet niet je antwoord toe te lichten! Houd je toelichting niet te algemeen, maar verwijs naar de tekst.De kern van een goed antwoord is: Informeren, want in de tekst wordt antwoord gegeven op de vragen aan het eind van de inleiding(: waarom is gapen aanstekelijk en wat is eigenlijk de functie van gapen). De bedoeling is dus dat je iets leert over gapen in het algemeen.Toelichting: Het is de bedoeling dat de lezer na het lezen van de tekst weet waarom we gapen en hoe het kan dat gapen zo aanstekelijk is.De inleiding eindigt met een vraag waarop een feitelijk antwoord gegeven kan worden en het slot begint met het meest aannemelijke antwoord op die vraag. Dit duidt op een informerende tekst.De auteur geeft de visie van Massen en zijn collega weer en vertelt niet hoe hij er zelf over denkt. Hij wil de lezer dus niet overtuigen van zijn eigen mening.Teksten met de visie van deskundigen kunnen meningvormend zijn, maar bij deze tekst is dat niet het geval, omdat er geen verschillende meningen tegenover elkaar worden gezet en het niet de bedoeling is dat de lezer de verschillende verklaringen tegen elkaar afweegt.Bij open vragen staat in het antwoordmodel vaak: ‘de kern van een goed antwoord is: …’ Dit betekent dat je antwoord niet letterlijk gelijk moet zijn aan het gegeven antwoord, maar wel op hetzelfde neer moet komen.Wat in het antwoord tussen haakjes staat, hoeft er niet per se in te staan. Een slash (/) geeft aan dat er verschillende formuleringen goed zijn.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.