Toets Economie

LWEO Vraag en aanbod 4e ed - Hoofdstuk 3 en 4 - oefentoetsen & antwoorden

4e editie

Deze oefentoets behandelt o.m. de begrippen constante kosten, proportionele variabele kosten, progressieve variabele kosten, break-even punt, externe effecten, afwentelingspercentage, tekenen TK, TVK, TCK, TW functie, maximale winst, aandelen en obligaties, maximaal resultaat, positieve externe effecten, heffing

LWEO Vraag en aanbod 4e ed
Toets Economie
LWEO Vraag en aanbod 4e ed
Online maken
Toets afdrukken
Werkwijze:Als we willen uitleggen wat we bedoelen met constante kosten moeten we even het totaalplaatje bekijken waar dit onder valt.Bij de productie van goederen en/of diensten heb je te maken met kosten.Sommige van de kosten zijn specifiek te wijten aan de hoeveelheid die je maakt. Als je tafels maakt, is elke extra tafel weer extra materiaal en nemen de kosten dus toe.Sommige kosten zijn niet specifiek te wijten aan de hoeveelheid die je maakt. Als je tafels maakt dan hoef je niet voor elke extra tafel die je maakt meer huur te gaan betalen. Deze kosten zijn dus onafhankelijk van de productie.Het woord hier zegt het al: “constant. Ze veranderen dus niet als de productie verandert. Antwoord: Met constanten kosten bedoelen we kosten die niet veranderen als de hoeveelheid die je produceert verandert. Bij meer of minder productie nemen de constante kosten dus niet toe of af. Deze kosten zijn niet afhankelijk van de productie. Werkwijze:Proportioneel betekent eigenlijk met dezelfde hoeveelheid. Omdat we hier te maken hebben met kosten zou dit betekenen dat bij een verhoging of verlaging van de productie elke eenheid hetzelfde bedrag toe- of afneemt.Stel je voor dat je tafels maakt. De kosten voor het hout voor een tafel bedraagt 30 euro. Elke extra tafel die ik maak kost dus extra 30 euro aan hout. Dan hebben we al zo goed als de relatie gelegd met variabele kosten.Variabele kosten zijn kosten die afhankelijk zijn van de productie. Bij een toename van de productie nemen de variabele kosten toe. De combinatie hier is dus dat de kosten dan toenemen met een vast bedrag. Als je meer maakt, neemt bij elke eenheid de kosten met hetzelfde bedrag toe. Antwoord: Met proportionele variabele kosten bedoelen we dat bij elke toename van een eenheid productie de variabele kosten met hetzelfde bedrag toenemen.  Werkwijze:Met break-even bedoelen we kostendekkend, oftewel de kosten en opbrengsten moeten even hoog zijn.Dit kun je berekenen door de totale kosten (TK) gelijk te stellen aan de totale opbrengst (TO).Als je dit wilt uitrekenen dan moet je dit naast elkaar zetten en gelijk stellen. Hieronder een voorbeeld.TO = 25Q, Dus voor elk product ontvang je 25 euroTK = 10Q + 150.000. Dus elk product kost 10 euro om te maken en de constante kosten zijn 150.000Nu is de vraag hoeveel producten ik moet verkopen om evenveel kosten als opbrengst te hebben.Oftewel TO  = TKOftewel: 25Q = 10Q + 150.000Aan beide kanten haal je nu 10Q weg. Dan hou je over: 15Q = 150.000Als ik nu beide kanten deel door 15 heb ik de hoeveelheid waarbij ik kostendekkend ben: 10.000 stuks.Dit kun je nog controle door het in te vullen:TO = 25 X 10.000 = 250.000 euroTK = (10 x 10.000) + 150.000 = 250.000Het klopt dus.Antwoord: Je kunt het break-even punt berekenen door de totale opbrengst gelijk te stellen aan de totale kosten. Dus de hoeveelheid waarbij geldt dat TO = TK. Werkwijze:We spreken van externe effecten in het kader van productie en milieu.Bij de productie wordt soms het milieu belast.Oftewel de actie van de een (bedrijf) heeft gevolgen voor de ander (consument / milieu)Dan hebben we meteen de kern te pakken van dit begrip.Je bekijkt wat de gevolgen van productie en/of consumptie zijn voor de welvaart van anderen. Dit zijn van acties die niet in de prijs doorberekend zijn en dus niet opgelost worden. Om deze “overlast / schade” weg te nemen moet je dus op een andere manier aan geld komen. Het bedrijf heeft er geen geld voor binnen gehaald. Antwoord: Met externe effecten bedoelen we de gevolgen van productie en/of consumptie voor de welvaart van andere die niet in de prijs zijn doorberekend.  Werkwijze:In geval van heffing en subsidies probeert de overheid het gebruik van producten te beïnvloeden.Door heffing wordt een product duurder en hoopt de overheid het gebruik af te laten nemen.Door subsidie wordt een product goedkoper voor de consument en hoopt de overheid het gebruik te laten toenemen.Alleen komt de gehele heffing of subsidie nooit volledig ten behoeve van de consument. Het gedeelte dat wel aan de consument toekomt noemen we het afwentelingsdeel.Omdat we spreken van percentage willen dus kijken hoeveel procent van de subsidie of heffing ten laste komt voor de consument.Stel de subsidie is 5 euro en de klant betaalt hierdoor 4 euro minder voor het product. Dan is het afwentelingspercentage 4/5 x 100% = 80%. De klant krijgt dan dus 80% van deze subsidie. Antwoord: Met afwentelingspercentage bedoelen we het deel van de subsidie of heffing die ten goede / laste komt voor de consument.  Werkwijze:Als we de totale kosten, de variabele kosten en de constante kosten willen tekenen dan gaan we een voor een kijken hoe we dit moeten doenAls eerst de contante kosten. Deze zijn onafhankelijk van de productie. Dus bij elke Q blijft deze 100.000. Dit is dus een rechte lijn (groen)De variabele kosten bedragen 10 euro per stuk. Dus bij elke hoeveelheid moet je de hoeveelheid keer 10 euro doen. Dus bij 10.000 stuks is die 10.000 x 10 = 100.000. Bij 20.000 stuks is dit dan 20.000 x 10 = 200.000. (blauwe lijn)Als je de totale kosten wil tekenen dan moet je de variabele kosten en constante kosten bij elkaar optellen. Dus bij 10.000 stuks is dit (100.000 + 100.000) 200.000. Bij 20.000 stuks is dit (100.000 + 200.000) 300.000 (rode lijn)Antwoord: De lijnen kun je tekenen door Q in te vullen. De TCK is bij elke Q hetzelfde, dus is het een horizontale lijn (groene lijn). De variabele kosten kun je tekenen door 10 x Q te doen. Dit is een stijgende lijn (blauwe lijn). Wanneer je deze twee optelt, heb je de totale kosten (rode lijn). Deze begint niet bij 0 vanwege de constante kosten. Werkwijze:Je spreekt van progressieve variabele kosten dat naarmate de productie toeneemt de variabele kosten per product toenemen.Dus stel het maken van 10 producten kost 50 euro. Dan kost een product gemiddeld 5 euro.Stel dat het maken van 20 producten 110 euro kost. Dan kost een product gemiddelde (110/20) = 5,50 euro.Stel dat het maken van 50 producten 350 euro kost. Dan kost een product gemiddeld (350/50) = 7 euro.Je ziet dat naarmate je meer gaat maken de kosten toenemen.Nu is de vraag hoe dit kan bij een bedrijf.Stel je voor dat je een vast aantal mensen tot je beschikking hebt en die allemaal een beperkt aantal uur per dag ingezet kunnen worden. Of bijvoorbeeld een aantal machines die je tot je beschikking hebt. Als er dan een situatie zich voordat dat je bijvoorbeeld meer moet maken dan kan het zijn dat je extra mensen en/of extra machines moet inzetten.Misschien kosten deze extra mensen en machines wel meer dan wat je normaal voor mensen of machines betaald.Zo kan het dus zijn dat wanneer je meer producten maakt de kosten stijgen.Antwoord: Met progressieve variabele kosten bedoelen we dat de kosten per product toenemen naarmate de productie toeneemt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen wanneer een bedrijf meer moet gaan maken dan normaal en dus meer machines en/of mensen moet inhuren die mogelijk duurder zijn.  Werkwijze:De TW functie geeft aan hoe de winst berekend wordt.De TW is het verschil tussen de TO en de TK.Normaliter reken je dit uit door de uitkomsten van TO en TK door elkaar te delen. Maar als we de functie willen weten hebben we geen einduitkomsten maar alleen de functies.Toch werkt dit dan op dezelfde manier: TW = TO – TKDus dit komt neer dat 30Q – (25Q + 75.00030Q – 25Q is makkelijk: dit is 5QDaarnaast moet er nog 750.000 vanaf. En dan hebben we het: TW = 5Q – 75.000Antwoord: De TW functie is het verschil tussen de TO en TK functie. Dus TO – TK. Dus dit komt dan neer op TW = 30Q – (25Q + 75.000). Dus TW = 5Q – 75.000 Werkwijze:MO = de marginale opbrengst. Hiermee bedoelen we de opbrengst van één extra product.MK = de marginale kosten. Hiermee bedoelen we de kosten van één extra product. Op het moment dat MO groter is dan MK dan ga je meer produceren. Elk extra product dat je maakt en verkoopt, levert meer op dan het kost om te maken. Elk extra product dat je maakt, maakt je winst groter.Op het moment dat MO kleiner is dan MK dan ga je stoppen. Elk extra product dat je maakt en verkoopt, levert minder op dan het kost om te maken. Elk extra product dat je maakt, maakt je winst kleiner.Het punt waar elk product evenveel oplevert als dat het kost om te maken is het punt waar je winst dus niet groter of kleiner wordt. Op dat moment moet je stoppen en heb je het maximale eruit gehaald.Antwoord: Het punt waar elk product evenveel oplevert als dat het kost om te maken is het punt waar je winst dus niet groter of kleiner wordt. Op dat moment moet je stoppen en heb je het maximale eruit gehaald. Zolang MO > MK dan ga je door want elk product dat je maakt en verkoopt vergroot je winst. Zolang MO < MK dan stop je want elk product dat je maakt en verkoop maakt je winst kleiner.  Werkwijze:Wanneer je een aandeel koopt ben je voor een deel eigenaar van een bedrijf. Omdat je voor een deel eigenaar bent krijg je ook een deel van de winst. Dit noem je dividend. Echter, als de winst tegenvalt dan is de opbrengst van dat aandeel dus misschien ook minder dan gedacht.  Deze winstuitkering noem je dividend.Daarnaast kan het zo zijn dat de waarde van een aandeel afneemt. Stel je hebt een aandeel gekocht voor 1.000 euro maar er blijkt dan na een aantal jaar weinig winst uitgekeerd te worden. Dan willen mensen dit aandeel niet zo graag van je overkopen. Misschien kun je het aandeel dan maar verkopen voor een prijs van 800 euro en heb je dus 200 euro verlies op het aandeel. Dit noemen we koersverlies.Bij obligaties is er een schuldbekentenis. Dan geeft de ene partij geld aan de partij die de obligaties verkoopt. De andere partij betaalt deze lening na een afgesproken termijn terug en ze betalen jaarlijks rente uit. Deze rente is een vast bedrag. Ook bij een obligatie kan het zijn dat je koersverlies lijdt. Stel op jouw obligatie krijg je 3% rente, maar op een andere obligatie die later uitgegeven wordt krijgen de mensen 5% rente. Dan wil iedereen liever die kopen dan de “oude” obligatie van jou. Nu we beide vormen uitgelegd hebben kunnen we het verschil verklaren.Antwoord: Bij een obligatie krijg je jouw inleg na de afgesproken termijn terug en krijg je jaarlijks een vast bedrag aan rente. Daar zit minder risico aan dan een aandeel waarbij je een deel van de winst uitgekeerd krijgt.  Werkwijze:Als we de maximale resultaat willen berekenen zoeken we naar een punt waarbij MO en MK aan elkaar gelijk zijn. Een maximaal resultaat kan winst of een minimaal verlies zijn.Dus we zoeken naar een hoeveelheid waarbij MO = MKDus 17 = 6Q + 5.Aan beide kanten halen we er 5 af. Dan krijgen we 12 = 6QBeide kanten delen we nu door 6. Dan krijgen we 2 = QBij een hoeveelheid van 2 hebben we dus de maximale winst behaald.Nu is het een kwestie van die 2 invullen in beide formules.TO = 17 x 200.000 = 3.400.000TVK = 3 x 22 + 5 x 2 = 2.200.000TCK = 100.000TK = 2.200.000 + 100.000 = 2.300.000Het resultaat is 3.400.000 – 2.300.000 = 1.100.000Het maximale resultaat is dus 1.100.000 euro.Antwoord: Het maximale resultaat berekenen je door MO = MK uit te rekenen. In dit geval is dat 17 = 6Q + 5. Dan komt er uit dat bij een hoeveelheid van 2 het maximale resultaat behaald wordt. Deze 2 vullen in we in de TO en TK formule in. Dan krijgen we een totale opbrengst van  17 x 200.000 = 3.400.000 en de totale kosten bedragen (3 x 22) + (5 x 2) x 100.000 + (100.000) = 2.300.000. Het resultaat is dan 1.100.000 euro.  Werkwijze:De winst is het verschil tussen de GO en de GTK vermenigvuldigd met de hoeveelheid die erbij hoort.Het break-even punt is waarbij TO gelijk is aan TK.In de figuur werken we met gemiddelden, dus gaan we kijken waar GO en GTK aan elkaar gelijk zijn.Je ziet dat de groene lijn (GTK) en de rode lijn (GO) elkaar snijden bij een hoeveelheid van 7,5 stuks (ongeveer).Dus bij een hoeveelheid van 7,5 stuks heb je het Break-even punt bereikt.Je opbrengst per product is hetzelfde als de gemiddelde kosten per product. Nu moeten we de winst berekenen.Alleen is er dus geen winst. Want de opbrengst en kosten zijn aan elkaar gelijk.Antwoord: Met het break-even punt zoeken we naar het punt waarbij opbrengst en kosten aan elkaar gelijk zijn. Dit is in deze afbeelding bij 7,5 stuks. Omdat opbrengst en kosten aan elkaar gelijk zijn heb je geen winst. De winst is bij het break-even punt dus gelijk aan 0 euro.  Werkwijze:Als we willen weten wat het resultaat is, dan gaan we de totale opbrengst en de totale kosten berekenen bij de productie in januari.De productie is 7.000 stuks.De gemiddelde opbrengst is 775. Dus de verkoopprijs is 775. De totale opbrengst is dan 775 x 7.000 = 5.425.000De totale kosten bestaan uit variabele en constante kosten.De constante kosten zijn gegeven. Deze zijn 540.000De variabele kosten moeten we eerst even bepalen. We weten namelijk alleen de gemiddelde variabele kosten.Als je wilt omrekenen van gemiddelde naar totale kosten, dan moet je de formule van de gemiddelde vermenigvuldigen met q.Dus GVK = 500 dit doen we keer q.Dus TVK = 500Q De totale kosten zijn dan 500 x 7.000 + 1.500.000 = 5.000.000Het resultaat is dus 5.425.000 – 5.000.000 = 425.000Het resultaat is positief dus het bedrijf heeft winst gemaakt. Antwoord: Om te bepalen of het bedrijf winst of verlies heeft gemaakt gaan we de totale opbrengst en kosten uitrekenen. TO = 775 x 7.000. De totale kosten bedragen 1.500.000 constante kosten en 500 x 7.000 variabele kosten. De berekening wordt dan: ( 775 x 7.000) – ( 500  x 7.000 + 1.500.000) = 425.000 Werkwijze:Een positief extern effect is wanneer er bij productie of consumptie gevolgen optreden die de welvaart van andere positief beïnvloeden.Wanneer een bedrijf werknemers stimuleert om te sporten en dus fit en gezond te blijven hoopt het bedrijf dat hierdoor mogelijk de werknemers minder snel ziek zijn, fitter zijn en dus meer kunnen produceren.Wanneer medewerkers minder afwezig zijn en meer kunnen produceren neemt de productie toe en kan hierdoor de welvaart verhoogd worden. In dit voorbeeld gaat het om een middelbare school. Die produceren niet, dus kun je het via een andere kant uitleggen.Bij minder zieke docenten vallen er minder lessen uit, hoeven andere docenten geen extra taken van zieke docenten over te nemen waardoor er minder druk op de docenten is. Hierdoor zullen docenten zich gelukkiger voelen waardoor de welvaart kan toenemen.Antwoord: Door het aanbieden van een voordelig sportabonnement hoopt de werkgever dat de docenten gaan sporten zodat ze fitter en gezonder worden. Hierdoor hoopt de school een positief extern effect te bereiken, zodat de docenten minder ziek en afwezig zijn. Dat zorgt ervoor dat er minder druk op andere docenten komt te liggen.  Werkwijze:Om de prijs en de hoeveelheid te weten moeten we Qv gelijkstellen aan Qa-0,4P + 260 = 0,5P – 100Aan beide zijde tellen we er 100 bij op. Dan krijgen we-0,4P +360= 0,5PAan beide zijde tellen we er +0,4p bij op.360 = 0,9PBieden kanten delen we door 0,9400 = PTer controle kun je nu we P weten deze invullen in beide formules om te kijken of dezelfde hoeveelheid eruit komt en we het dus goed gedaan hebbenQv = -0.4 x 400 + 260 = 100Qa = 0,5 x 400 – 100 = 100Door de heffing verandert het aanbod: Qa – 0,5P – 100 wordt dan Qa = 0,5 (P-5) – 100Qa wordt dan 0,5 x P – 0,5 x 5 – 100Qa wordt dus 0,5P – 102,5Nu gaan we wederom Qv en Qa aan elkaar gelijk stellen om te kijken hoeveel de prijs hierdoor verandert. -0,4P + 260 = 0,5P – 102,5Aan beide zijde tellen we er 102,5 bij op. Dan krijgen we-0,4P +362,5= 0,5pAan beide zijde tellen we er +0,4P bij op.362,5 = 0,9PBieden kanten delen we door 0,9402,78 = PVan de heffing van 5 euro moet de klant dus 2,78 euro betalen. De rest ( 5 – 2,78 = 2,22 komt ten laste van de productenAntwoord: Om te bepalen hoeveel van de heffing van 5 euro ten laste komt aan de producent moeten we de prijs in de oude en nieuwe situatie weten. In de oude situatie wanneer je Qv gelijk stelt aan Qa is de prijs 400. In de nieuwe situatie verandert het aanbod: Qa = 0,5(P-5) – 100 🡪 Qa = 0,5P – 102,5. Wanneer we het nieuwe aanbod gelijkstellen aan de oude vraag wordt de prijs 402,78. De prijs is dus gestegen met 2,78 euro. Dus van de heffing van 5 euro komt (5-2,78) 2,22 ten laste van de producent. 

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in