Na klar! MAX 5.0 deel A + B
- Hoofdstuk 1 - Berlin
oefentoetsen & antwoorden
5e editie
Klas 1-2|Vwo/gymnasium
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Woorden (over jezelf, familie en vrienden voorstellen en vragen beantwoorden)
De vraagwoorden, de maanden, getallen t/m 50.
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd en persoonlijke voornaamwoorden
Haben en sein
Het bepaald en onbepaald lidwoord
Het bezittelijk voornaamwoord
Vertellen over jezelf, familie en vrienden.
Toets Duits
Na klar! MAX 5.0 deel A + B
Online maken
Toets afdrukken
de fietselk / ieder jaarde wereldbovendiende redenzonderde vriendschapvertellenhet cadeaueen beetjehet weekendmaarToelichting:Let erop dat je alle zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft.Leer ook de meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden.Bij het meervoud krijg je altijd ‘die’ als lidwoord. das Einzelkinddie Geschwisterder Halbbruderder Onkelverheiratetfaulfröhlichlustignettverrückt Ich habe blonde Haare und braune Augen.Ich bin 1,70 Meter groß.Er ist manchmal unsicher. Das finde ich nicht schlimm.Mein Freund heißt Sven.Er ist im September geboren.Viele Grüße / Liebe GrüßeToelichting: Let erop dat je in de zinnen de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. wer wo wohin welch- fünfzehn sechzehn siebenundzwanzig dreißig im Januar der Märzder Dezember ikichstam +ejijdustam +sthij, zij, heter, sie, esstam +twijwirstam +enjullieihrstam +tzij, Usie, Siestam +enTip:Leer dit rijtje uit je hoofd en schrijf ze op je toetsblaadje zodat je tijdens het maken van de opdracht meteen kan zien welke uitgang je moet gebruiken.Extra uitleg:Duitse werkwoorden krijgen net als Nederlandse werkwoorden altijd een uitgang. In het Duits zetten we die achter de stam van het werkwoord. Dus: stam = hele werkwoord - en. Bijvoorbeeld: wohnen → stam = wohnVervolgens kijk je in de zin wie het onderwerp is (wie voert de actie uit) en weet je welke uitgang je achter de stam van het werkwoord moet zetten. Bijvoorbeeld: wohnen → Ich ______ in Berlin. De stam van ‘wohnen’ is ‘wohn’, ‘ik’ is het onderwerp en volgens de regel moet er dan een -e achter de stam komen. Dus: Ich wohne in Berlin.Let op! Heb je met 2 of meer mensen te maken in een zin als onderwerp, dan gebruik je ‘sie’ van de meervoudsvormen om de uitgang te bepalen.Bijvoorbeeld: spielen → Peter und Annika __________ draußen. Peter und Annika zijn 2 mensen dus gebruik je de regel: sie → stam + en. Dus: Peter und Annika spielen draußen.Als een ding het onderwerp is dan gebruik je vaak de uitgang van ‘es’. Als het om een meervoudsvorm van een ding gaat, gebruik je ook weer de meervoudsvorm van ‘sie’. Haben: Sein:ich habe ich bindu hast du bister, sie, es hat er, sie, es istwir haben wir sindihr habt ihr seidsie, Sie haben sie, Sie sind mannelijkvrouwelijkonzijdigmeervoudder Mannein Mannkein Manndie Fraueine Fraukeine Fraudas Kindein Kindkein Kinddie Kinder-keine Kinder
Toelichting:
In het meervoud bestaat er geen vorm van ein (een). Bedenk maar eens voor jezelf, kun je in het Nederlands een meervoudsvorm bedenken waar we ‘een’ voorzetten?Tip:
Als je naar de uitgang van de lidwoorden bij vrouwelijke woorden en het meervoud kijkt, zie je dat het lidwoord altijd op een -e eindigt. kein(e)ein(e)mein(e)dein(e)sein(e)ihr(e)unser(e)euer/eureihr(e)Ihr(e)Toelichting:De -e tussen haakjes krijg je er alleen achter als het zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) vrouwelijk of meervoud is. Bijvoorbeeld: mijn vrouw → meine Frau, jouw boeken → deine Bücher.Tip:
Leer de betekenissen uit je hoofd en schrijf ze op je toetsblaadje zodat je tijdens het maken van de opdracht meteen kan zien wat de vertaling is. Er kauft einen neuen Wagen.Wir reisen nach Spanien.Petra wohnt in Hamburg.Ich fahre zur Schule.Frau Hoffmann, essen Sie gern Spaghetti?Die Kinder spielen gern draußen.Ihr schwimmt oft im Sommer.Tip: Markeer in de zin het onderwerp. Zo kun je snel zien met welk onderwerp je te maken hebt en dus welke uitgang je achter de stam van een werkwoord moet zetten. Je kan deze uitgangen onthouden met het woord: feesttenten.Hoe werkt het?‘fe’ doen niet meede andere letters verdeel je als volgt: e / st / t / en / t / enZet de juiste persoon eronder en je weet welke uitgang bij welke persoon hoort.
(We hebben met deze uitgangen al geoefend bij opdracht 5. Vond je deze opdracht lastig? Kijk even terug bij opdracht 5 en probeer deze uitgangen uit je hoofd te leren!) Ich habe in Berlin gewohnt.Er ist immer zu spät.Ihr habt uns nicht angerufen.Du hast immer Spaß.Der Wagen ist zu teuer.Bob und Dylan sind schon seit sieben Jahren Freunde.
Toelichting: Der Wagen van zin e valt onder hij, zij, het en krijgt daarom ist als vorm van het werkwoord sein. Bob und Dylan zijn 2 mensen en daarvoor gebruik je van het werkwoord dan de sie-vorm van de meervoudsvorm voor. Der Vater hat seinen Koffer gepackt.Ich habe eine Schwester .Das Buch liegt hier.Dort spielen keine Kinder.Sie ist die Mutter unseres Freundes.Das ist kein Mann.
Toelichting:
Onderstaande geslachtsregels kunnen helpen om te bepalen of een woord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is. Hierdoor weet je welke vorm van het lidwoord je moet gebruiken.GeslachtsregelsLeer de geslachtsregels nog eens uit je hoofd om het geslacht te bepalen van het zelfstandig naamwoord. Kan je het geslacht niet met een van de onderstaande regels bepalen, dan moet je hem opzoeken of uit het boek leren.Mannelijk: mannelijke personen en dieren. (de stier → der Stier)Vrouwelijk: vrouwelijke personen en dieren, de meeste woorden die op een -e eindigen. (de poes - die Katze)Onzijdig: de meeste woorden die in het Nederlands het lidwoord ‘het’ hebben, verkleinwoorden die op -chen of -lein eindigen in het Duits. (het meisje → das Mädchen, het huis → das Haus)Meervoud: Als het meer dan 1 van iets is. (de boeken - die Bücher) Ist das dein Vater (m)? Meine Katze (v) ist so süß.Euer Kind (o) ist noch klein.Seine Frau (v) ist 86 Jahre alt. Unser Direktor (m) ist sehr witzig (grappig). Frau Kollman, ist das Ihr Buch (o)?Toelichting: Bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is:Het bezittelijk voornaamwoord staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord (een mens, dier of ding). Dat zelfstandig naamwoord heeft altijd een geslacht. Dat kan mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud zijn. Het geslacht van het zelfstandig naamwoord bepaalt of je nog een -e achter het bezittelijk voornaamwoord moet zetten:Mannelijke en onzijdige woorden → geen -e achter het bezittelijk voornaamwoord.Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden en het meervoud -> wel een -e achter het bezittelijk voornaamwoord.Let op! Bij jullie heb je de keuze uit euer en eure:Euer → mannelijke en onzijdige zelfstandige naamwoordenEure → vrouwelijke zelfstandige naamwoorden en meervoudsvormen.Tip: Kijk eerst naar het zelfstandig naamwoord en bepaal het geslacht. Vind je het bepalen van het geslacht van het zelfstandig naamwoord nog lastig? Lees nog eens de geslachtsregels bij opdracht 11. Das ist meine Prüfung (v).Seine Bücher (mv) sind verschwunden.Ist das dein Bleistift (m)?Das ist unser Fleisch (o).Euer Onkel (m) hat heute Geburtstag.Ihr Hund (m) ist noch sehr jung.Mein Großvater (m) wohnt in einem Hochhaus.Eure Schwester (v) ist krank.Ich habe hier Ihr Buch (o).Ihr Haus (o) ist sehr groß.Sein Garten (m) ist grün und hat viele Bäume.Das ist dein Etui (o).
Toelichting:
Kijk nog eens naar opdracht 12 en de toelichting om te zien wanneer je een -e achter het bezittelijk voornaamwoord moet zetten. Du: Hallo, wie heißt du?Schüler: Ich heiße Bob.Du: Wie geht es dir?Schüler: Es geht mir gut.Du: Wie alt bist du?Schüler: Ich bin zwölf Jahre alt.Du: Hast du Geschwister?Schüler: Ja, ich habe zwei Brüder und zwei Schwestern.Du: Wie heißt deine Mutter?Schüler: Sie heißt Fine.Du: Wie ist deine Handynummer?Schüler: Meine Handynummer ist null sechs - zweiunddreißig fünfundvierzig sechsundzwanzig achtzehn Du: Bis bald!
Schüler: Tschüs!
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.