Na klar! MAX 5.0 deel A + B
- Hoofdstuk 2 - Hamburg
oefentoetsen & antwoorden
5e editie
Klas 1-2|Havo/vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Woorden (onder andere over school, alledaagse leven, wonen, huizen, huisdieren)
De weekdagen, rangtelwoorden tot en met 19 en vanaf 20, de kleuren
Werkwoorden met een s-klank aan het einde van de stam
Werkwoorden met een stam die eindigt op -d of -t
Het persoonlijk voornaamwoord
Het geslacht van het zelfstandig naamwoord
Een gesprek voeren over school
Vertellen over hoe je woont
Toets Duits
Na klar! MAX 5.0 deel A + B
Online maken
Toets afdrukken
de letterlaathet lesuurde basisschoolhet cijferde economiekrijgende rivierde omgevingde kleurde buurvrouwtrotsToelichting:Let erop dat je alle zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft.Leer ook de meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden.Bij het meervoud krijg je altijd ‘die’ als lidwoord. der KlassenlehrerErdkundeder Bleistiftdas Heftblöddas Badezimmerder Gartender Dachbodendas Reihenhausdas Haustier Wir wohnen auf einem Bauernhof.Der Garten ist schön.Im zweiten Stock gibt es drei Schlafzimmer und einen Balkon.Ich habe ein eigenes Zimmer.Mein Zimmer ist auf dem Dachboden.Die Toilette ist im Erdgeschoss.Ich habe einen Hund.Toelichting: Let erop dat je in de zinnen de zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft. die Wocheder Dienstagder Mittwochder Samstagdas Wochenendebuntgelbgrünrotviolett, lilaweiß erstedrittesiebtezehntevierzehntesechzehntezwanzigstefünfundzwanzigstedreißigsteachtunddreißigsteeinundvierzigstezweiundvierzigsteToelichting: rangtelwoordenOm het rangtelwoord te schrijven in het Duits gebruik je de volgende 2 regels: Getallen tot en met 19 krijgen achter het telwoord +te Getallen tot en met 20 krijgen achter het telwoord +steBij een datum zet je er ook nog een +n achter -> am zwölften Januar stam s-klankstam op -dstam op -tichstam + estam + estam + edustam + tstam + eststam + ester, sie, esstam + tstam + etstam + etwirstam + enstam + enstam + enihrstam + enstam + etstam + etsie, Siestam + enstam + enstam + enTip:Leer dit rijtje uit je hoofd en schrijf ze op je toetsblaadje zodat je tijdens het maken van de opdracht meteen kan zien welke uitgang je moet gebruiken.Toelichting: stam op s-klank of stam op -d of -tStam op s-klank:Als de stam eindigt op een ß, s, ss, z of x dan krijg je bij ‘du’ alleen een -t als uitgang erachter in plaats van -st. Dit is omdat er al een s-klank staat aan het einde van de stam.faxen -> du faxt; heißen -> du heißt; tanzen -> du tanztStam op -d of -t:Als de laatste letter van een stam een -d of -t is, krijg je bij du, er, sie, es en ihr een extra -e voor de uitgang. kosten -> du kostet, er kostet, sie kostet, es kostet, ihr kostetreden -> du redest, er redet, sie redet, es redet, ihr redetLet op! Ook bij de volgende werkwoorden waarvan de stam op een -m of -n eindigt krijg je een extra -e tussen de stam en de uitgang bij du, er, sie, es en ihr:öffnen (openen) rechnen (rekenen) regnen (regenen)zeichnen (tekenen)atmen (ademen)Extra uitleg:Duitse werkwoorden krijgen net als Nederlandse werkwoorden altijd een uitgang. In het Duits zetten we die achter de stam van het werkwoord. Dus: stam = hele werkwoord - en. Bijvoorbeeld: wohnen → stam = wohnVervolgens kijk je in de zin wie het onderwerp is (wie voert de actie uit) en weet je welke uitgang je achter de stam van het werkwoord moet zetten. Bijvoorbeeld: wohnen → Ich ______ in Berlin. De stam van ‘wohnen’ is ‘wohn’, ‘ik’ is het onderwerp en volgens de regel moet er dan een -e achter de stam komen. Dus: Ich wohne in Berlin.Let op! Heb je met 2 of meer mensen te maken in een zin als onderwerp, dan gebruik je ‘sie’ van de meervoudsvormen om de uitgang te bepalen.Bijvoorbeeld: spielen → Peter und Annika __________ draußen. Peter und Annika zijn 2 mensen dus gebruik je de regel: sie → stam + en. Dus: Peter und Annika spielen draußen.Als een ding het onderwerp is dan gebruik je vaak de uitgang van ‘es’. Als het om een meervoudsvorm van een ding gaat, gebruik je ook weer de meervoudsvorm van ‘sie’. Mannelijke zelfstandige naamwoorden: erVrouwelijke zelfstandige naamwoorden: sieOnzijdige zelfstandige naamwoorden: esMeervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden: sieToelichting: Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden en de meervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden kunnen allebei vervangen worden door ‘sie’. mannelijkvrouwelijkonzijdigmannelijkvrouwelijkonzijdigvrouwelijk Er heißt Peter.Wir reisen nach Spanien.Petra tanzt mit Bob.Ich lese ein Buch.Du küsst ihn.Mein Vater schließt die Tür.Sitzt du in dieser Klasse?Tip: Markeer in de zin het onderwerp. Zo kun je snel zien met welk onderwerp je te maken hebt en dus welke uitgang je achter de stam van een werkwoord moet zetten.(We hebben met deze uitgangen al geoefend bij opdracht 6. Vond je deze opdracht lastig? Kijk even terug bij opdracht 6 en probeer deze uitgangen uit je hoofd te leren!) Er arbeitet in Berlin.Du redest immer zu viel.Ihr antwortet mir nicht.Petra chattet mit ihren Freunden.Das Buch kostet €12,-.Wir finden Deutschland ein schönes Land.Er öffnet die Tür.Reitest du schon 5 Jahre?Es regnet.Das Kind atmet sehr leise.Anja wartet auf den Bus.Ich zeichne ein Pferd.Toelichting: Lees nog eens de toelichting bij opdracht 6 als je deze opdracht moeilijk vond. ersiesiesie (meervoud)eressie (meervoud)sieesToelichting: Kijk nog eens naar opdracht 7 als je deze opdracht moeilijker vond. Onderstaande geslachtsregels kunnen helpen om te bepalen of een woord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is. Hierdoor weet je welk persoonlijk voornaamwoord je moet gebruiken ter vervanging van het zelfstandig naamwoord. GeslachtsregelsLeer de geslachtsregels nog eens uit je hoofd om het geslacht te bepalen van het zelfstandig naamwoord. Kan je het geslacht niet met een van de onderstaande regels bepalen, dan moet je hem opzoeken of uit het boek leren.Mannelijk: mannelijke personen en dieren. (de stier → der Stier)Vrouwelijk: vrouwelijke personen en dieren, de meeste woorden die op een -e eindigen. (de poes - die Katze)Onzijdig: de meeste woorden die in het Nederlands het lidwoord ‘het’ hebben, verkleinwoorden die op -chen of -lein eindigen in het Duits. (het meisje → das Mädchen, het huis → das Haus)Meervoud: Als het meer dan 1 van iets is. (de boeken - die Bücher)Tip: Ken je de geslachtsregels niet meer maar weet je wel hoe je aan het lidwoord kunt zien of iets mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is? Kijk daar dan naar. Het lidwoord of bezittelijke voornaamwoord laat ook altijd zien welk geslacht het zelfstandig naamwoord heeft. der Vater → mannelijk persoondie Mutter → vrouwelijk persoonder Januar → maanden zijn mannelijkdas Kaninchen → eindigt op -chen dus onzijdigder Mittwoch → dag van de week dus mannelijkdie Katze → eindigt op -e dus vrouwelijkder Stier → mannelijk dierdie Kuh → vrouwelijk dierdas Mädchen → eindigt op -chen das Kind → ‘het’-woord in het NL dus onzijdig in het Duitsdie Lehrerin → vrouwelijk beroep eindigt op -indas Buch → ‘het’-woord in het NL dus onzijdig in het Duitsdie Kinder → meervouddas Haus → ‘het’-woord in het NL dus onzijdig in het Duits die Blumen → meervoud Du: Wie heißt dein Klassenlehrer?Freund(in): Er heißt Herr Pinter. In welche Klasse gehst du?Du: Ich gehe in die 2B. Was ist dein Lieblingsfach?Freund(in): Mein Lieblingsfach ist Deutsch. Wann hast du Biologie?Du: Ich habe Biologie am Dienstag und am Donnerstag. Wie findest du Sport?Freund(in): Ich finde Sport langweilig. Du: Wie findest du deine Lehrer?Freund(in): Ich finde meine Lehrer nett. Wer ist deine Lieblingslehrerin?Du: Meine Lieblingslehrerin ist Frau Liefers. Wie ist dein Stundenplan?Freund(in): Ich habe heute sechs Stunden. Welche Stunden hast du am Dienstag?Du: Die zweite Stunde habe ich Physik. Danach habe ich erst Erdkunde und dann Pause.Tip: Leer alleen de woorden die je moeilijk vindt of nog niet kent en oefen zelf ook met het maken van zinnen.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.